Veroordeling voor medeplegen van valsheid in geschrifte door directeur van belastingadvieskantoor

Veroordeling voor medeplegen van valsheid in geschrifte door directeur van belastingadvieskantoor

Gegevens

Nummer
2024/1731
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:6658
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 69 lid 4 AWR, Art. 225 WvSr

Belanghebbende wordt verweten dat hij samen met zijn cliënt en zijn kantoor onjuiste belastingaangiften heeft ingediend. De strafzaak tegen de cliënt is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs van zijn opzet. Door dat sepot is de cliënt (belastingplichtige) niet veroordeeld zodat de belanghebbende, de belastingadviseur en directeur van het kantoor, niet als medepleger kan worden veroordeeld.

De strafkamer van rechtbank Rotterdam veroordeelt belanghebbende wel voor het feit dat het kantoor zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschriften door de aangiften IB 2013 valselijk op te maken. Belanghebbende heeft hieraan feitelijk leidinggegeven door geen maatregelen te nemen ter voorkoming van strafbare feiten, ondanks dat hij daartoe bevoegd en gehouden was. Hij is als vennoot van het kantoor immers de persoon die binnen de onderneming zeggenschap had over de dagelijkse gang van deze zaken en het gevoerde beleid.

Vervolgens komt de rechtbank tot een veroordeling zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank baseert die straftoemeting op zes argumenten. Eén van die argumenten is dat uit het dossier een beeld naar voren komt waarbij diverse andere personen in meer of mindere mate laakbaar en mogelijk strafbaar hebben gehandeld en het Openbaar Ministerie enkel belanghebbende heeft vervolgd.