Bij bepaling werkelijk rendement box 3 moeten ongerealiseerde vermogenswinsten en verliezen in aanmerking worden genomen

Bij bepaling werkelijk rendement box 3 moeten ongerealiseerde vermogenswinsten en verliezen in aanmerking worden genomen

Gegevens

Nummer
2024/1958
Publicatiedatum
29 november 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1759
Rubriek
Inkomsten uit vermogen/Inkomen uit sparen en beleggen
Relevante informatie

In de aanslag IB/PVV 2018 van belanghebbende is een box 3-heffing begrepen. Naar aanleiding van het Kerstarrest is die heffing nadien ambtshalve verminderd conform de Wet rechtsherstel box 3. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:2035) heeft de box 3-heffing verder verminderd wegens strijd met het Europeesrechtelijke eigendomsrecht. Compensatie dient namelijk aan te sluiten bij het werkelijke rendement, maar ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen passen daar volgens het hof niet binnen. Het tegen dat laatste oordeel gerichte cassatiemiddel van de staatssecretaris slaagt. Blijkens HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705, NTFR 2024/1001 dienen vermogenswinsten of - verliezen namelijk wel te worden meegenomen. Het cassatieberoep van belanghebbende wordt afgedaan onder verwijzing naar art. 81 lid 1 Wet RO.

De Hoge Raad doet zelf de zaak af. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, heeft niet bewezen wat in 2018 de waardeontwikkeling is geweest van haar beleggingen (aandelen) in box 3. Het bewijs dat het werkelijke rendement op haar gehele vermogen in box 3 lager was dan het voordeel uit box 3 waarvan de inspecteur is uitgegaan, is niet geleverd. De verminderingsbeschikking blijft gehandhaafd.

(Cassatieberoep belanghebbende ongegrond en van de staatssecretaris gegrond.)

Dit arrest ziet ook op HR 29 november 2024, nr. 23/04566, ECLI:NL:HR:2024:1760.