NTFR 2025/235 - Volgens tiebreaker Malta is Nederland vestigingsland en moet dividend aldaar worden belast
NTFR 2025/235 - Volgens tiebreaker Malta is Nederland vestigingsland en moet dividend aldaar worden belast
Gegevens
- Publicatie
- NTFR 2025/235
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2024
- Datum publicatie
- 4 februari 2025
- Annotator
- mr. M.H.J. RegtuitTax Advisor – Archipel Tax Advice
- Belastingjaar
- 01-01-2015 t/m 31-12-2017
- Zaaknummer
- AWB 21/4924
- Relevante informatie
- Art. 16 AWR, Art. 1 Wet DB, Art. 2 Wet DB, Art. 2 Wet Vpb 1969, Verdrag Nederland-Malta
Inhoudsindicatie
dividend, Malta, tie-breaker, winstuitdeling, werkelijke leiding, naheffing, navordering, nieuw feit, fair play, zorgvuldigheid
Samenvatting
Belanghebbende is opgericht naar Nederlands recht en verricht houdsteractiviteiten. In dat kader houdt ze aandelen in bedrijf 1. Laatstgenoemde houdt onder meer 99% van de aandelen in bedrijf 2. Bedrijf 1 en bedrijf 2 houden belangen in diverse in Nederland gevestigde vennootschappen. Tot 1 september 2015 was persoon B bestuurder van belanghebbende en daarna is bedrijf 3 als bestuurder van belanghebbende ingeschreven. Persoon B heeft zich per 1 september 2015 uitgeschreven als inwoner van Nederland en ingeschreven als inwoner van Zwitserland. In 2015, 2016 en 2017 is besloten om dividend uit te keren van respectievelijk € 2,97 miljoen, € 2 miljoen en € 28 miljoen. De inspecteur heeft bij belanghebbende informatie opgevraagd om vast te kunnen stellen of sprake is van Nederlandse belastingplicht. Belanghebbende is van mening dat de plaats van haar werkelijke leiding op Malta is gelegen zodat Nederland geen heffingsrecht toekomt over de uitgekeerde dividenden. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen dividendbelasting terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat naheffing van dividendbelasting over genoemde jaren niet reeds onmogelijk is omdat navordering in de inkomstenbelasting onmogelijk zou zijn, zoals belanghebbende beweert. De navordering van inkomstenbelasting wordt bij de genieter van de dividenden, persoon B, niet verhinderd door het bepaalde in art. 16 lid 1 AWR. Naar het oordeel van de rechtbank is de inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken dat de plaats van werkelijke leiding niet op Malta, maar in Nederland is gelegen. De kernbeslissingen met betrekking tot de activiteiten van belanghebbende worden niet genomen door de Maltese trustdirectie, maar (materieel) door de Nederlandse adviseur van belanghebbende. De tiebreaker uit het belastingverdrag met Malta wijst in dat geval Nederland aan als vestigingsland. Derhalve zijn de door belanghebbende uitgekeerde dividenden onderworpen aan Nederlandse dividendbelastingheffing. Het Ierland-arrest en het Drielandenpunt-arrest missen in dit geval toepassing omdat in deze arresten de plaats van werkelijke leiding niet in Nederland was gelegen. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat, zoals door de inspecteur verondersteld, ten aanzien van 2017 aangesloten moet worden bij de formele uitkering van € 28 miljoen. In dat kader is de omvang van de dividenduitdeling 2017 juist vastgesteld.
(Beroep ongegrond.)
Noot
Deze uitspraak is een van de vele zaken over de zogenaamde ‘drielandenpuntconstructie’ met Malta. In deze zaken verhuist de directeur-grootaandeelhouder naar Zwitserland. De directeur-grootaandeelhouder houdt een belang in een Nederlandse bv. Deze bv ‘verhuist’ vanuit Nederland naar Luxemburg of Malta door een verplaatsing van de werkelijke leiding. Zo bestaat het statutaire bestuur van de Nederlandse bv na de verplaatsing veelal uit een persoon of meerdere personen werkzaam voor een lokaal Maltees trustbedrijf. Het doel van deze constructie kan allereerst zijn om inhouding van Nederlandse dividendbelasting te voorkomen. Ook wordt allicht bereikt dat het dividendinkomen door de directeur-grootaandeelhouder in bijvoorbeeld Zwitserland tegen een beperkt tarief in de lokale inkomstenbelasting belast wordt. In deze uitspraak is het feitenrelaas niet anders.
Tiebreaker-bepaling in verdrag
Belangrijke vraag in deze zaken is of de werkelijke leiding van de Nederlandse bv ook daadwerkelijk plaatsvindt in Malta. Deze vraag komt voort uit de ‘corporate tiebreaker-bepaling’ in het Verdrag Nederland-Malta. De tiebreaker-bepaling is van toepassing, omdat Nederland een Nederlandse bv ‘altijd’ als in Nederland gevestigd blijft zien1 en de bv in Malta ook als inwoner wordt gezien.
Bewijslast bij inspecteur
De inspecteur stelt in r.o. 36 dat ‘belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de plaats van werkelijke leiding buiten Nederland is gelegen’. De rechtbank tikt de inspecteur op de vingers en stelt kort gezegd dat het aan de inspecteur is om feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken waaruit volgt dat de werkelijke leiding van belanghebbende in de in geschil zijnde jaren niet werd uitgeoefend door het statutaire bestuur, maar door een ander. Deze bewijslastverdeling is door de Hoge Raad geformuleerd in het zogenoemde standaardarrest van 23 september 1992.2 Het is dus allereerst de taak van de inspecteur om aannemelijk te maken dat iemand anders dan het bestuur van de vennootschap de werkelijke leiding heeft. En als ‘die ander’ de werkelijke leiding heeft, dient vervolgens gekeken te worden naar het land waar de werkelijke leiding wordt uitgeoefend.