Afkoop pensioen belast in Nederland en verzekeringspolis belast in box 3

Belanghebbende is de houder van alle aandelen in X bv, waarin een pensioenrecht is ondergebracht. Bovendien heeft belanghebbende een polis bij een verzekeringsmaatschappij afgesloten waarvoor een premie is betaald van € 593.514,37. In de aangifte IB/PVV is afgekocht pensioen opgenomen, waarbij rekening is gehouden met elders belast inkomen box 1. Belanghebbende heeft een verzoek tot herziening van voorlopige aanslagen ingediend, omdat de verzekeringspolis als onbelast ‘zwevend vermogen’ kwalificeert en dus ten onrechte is meegenomen in box 3. De inspecteur is het hiermee niet eens en wijst het volledige heffingsrecht van de afkoop toe aan Nederland en rekent de verzekeringspolis tot het box 3-vermogen. Wat het heffingsrecht betreft stelt belanghebbende dat X bv een vaste inrichting in Indonesië heeft en dat het heffingsrecht is beperkt tot 38%. Volgens de rechtbank staat vast dat het pensioen en de afkoop daarvan afkomstig is van een Nederlandse vennootschap, waarvan belanghebbende aandeelhouder was en in dienstbetrekking stond. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de opbouw ten laste van de Nederlandse winst is gekomen en dus in Nederland fiscaal is gefaciliteerd. Voor zover belanghebbende met haar stelling, dat X bv een vaste inrichting in Indonesië heeft gehad, bedoeld heeft aan te voeren dat de opbouw van pensioen door Indonesië is gefaciliteerd, heeft zij deze stelling niet onderbouwd. Voorts is de woonplaats van belanghebbende ook in Nederland gelegen. Daarmee is Nederland dus de bronstaat en tevens de woonstaat van belanghebbende, zodat heffing over het pensioeninkomen (inclusief afkoop) toekomt aan Nederland. Het al of niet aanwezig zijn van een vaste inrichting in Indonesië is derhalve niet relevant. Wat de verzekeringspolis betreft stelt belanghebbende dat deze ten onrechte als een levensverzekering kwalificeert en om die reden niet onder het te belasten box 3-vermogen valt. Belanghebbende is een polis aangegaan en heeft daarvoor een eerste premiebetaling verricht. Uit de polis volgt dat belanghebbende verzekeringnemer, verzekerde en eerste (herroepelijk) begunstigde is. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vermogensrecht dat deel uitmaakt van het box 3-vermogen van belanghebbende. Ook het betoog van belanghebbende dat de polis geen waarde heeft in het economisch verkeer kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De beroepsgrond dat de inspecteur in box 3 uit had moeten gaan van het werkelijk rendement slaagt evenmin, aangezien geen onderbouwing is overgelegd.

(Beroep ongegrond.)