Home

Het begrip ‘instelling’ in ANBI

Het begrip ‘instelling’ in ANBI

Gegevens

Kenmerk
KG:211:2024:17
Publicatiedatum
20 december 2024
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Aan de kennisgroep is de vraag voorgelegd welke invulling moet worden gegeven aan de term ‘instelling’ in het begrip Algemeen Nut Beogende Instelling (hierna: ANBI). Aanleiding voor deze vraag is een casus waarbij een onderdeel van een lichaam (mogelijk) zelfstandig wil kwalificeren als ANBI daar waar het lichaam als zodanig niet kwalificeert als ANBI.

Vragen

  1. Wat wordt verstaan onder ‘instelling’ in het begrip ANBI?

  2. Kan een onderdeel van een lichaam zelfstandig kwalificeren als ‘instelling’ als bedoeld in het begrip ANBI?

Antwoorden

  1. In de parlementaire geschiedenis van onder meer de Wet inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB '64), de Geefwet, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) is de term ‘instelling’ niet gedefinieerd. De kennisgroep is van mening dat met name uit het beschikkingsmachtcriterium kan worden afgeleid dat sprake moet zijn van rechtspersoonlijkheid om te kunnen kwalificeren als 'instelling'.

  2. Nee. Een onderdeel van een lichaam kan niet voldoen aan de ANBI-vereisten. Met name kan niet worden voldaan aan het beschikkingsmachtcriterium. Een onderdeel van een lichaam kan daarom niet zelfstandig kwalificeren als ‘instelling’ als bedoeld in het begrip ANBI.

Beschouwing

Begrip instelling

Vooropgesteld moet worden dat de term ‘instelling’ niet nader is gedefinieerd in de wet (Wet IB ’64, Wet IB 2001, AWR) of in de parlementaire geschiedenis van deze wetten. Ook bij de parlementaire behandeling van de Geefwet is het begrip ‘instelling’ niet nader geduid. Bij de Geefwet is niet beoogd om een inhoudelijke wijziging aan te brengen in het begrip ANBI.

In de jurisprudentie is het volgende te vinden over het begrip ‘instelling’.

Uit een uitspraak van Hof Leeuwarden van 10 april 1972 (ECLI:NL:GHLEE:1972:AX4299, BNB 1973/33) kan worden opgemaakt dat een comité, zijnde een organisatie van duurzame aard, welke in beginsel onafhankelijk is van de personen van de organisatoren, als een instelling als bedoeld in dat artikel 47 Wet IB ‘64 kan worden beschouwd. In reactie op de uitspraak van het Hof heeft de staatssecretaris destijds het volgende aangegeven (brief van 30 juni 1972, no. B72/15 631) :

“Ik merk nog op dat ik 's Hofs zekerheid dat de insp. ten onrechte in twijfel heeft getrokken of het comité in beginsel kan vallen onder de in art. 47 bedoelde instellingen, niet kan delen. Naar mijn mening is zeer wel te verdedigen dat alleen rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties kunnen vallen onder de in art. 47 bedoelde instellingen.”

Uit de uitspraak van Hof Den Bosch van 5 februari 1982 (ECLI:NL:GHSHE:1982:AW9181, BNB 1983/161) kan worden opgemaakt dat een instelling moet beschikken over een eigen identiteit die los staat van de oprichters. In deze uitspraak heeft het Hof niet expliciet de vraag beantwoord of een instelling rechtspersoonlijkheid moet hebben. Het Hof heeft verder beslist dat de bewijslast bij de instelling rust.

De kennisgroep concludeert dat de term ‘instelling’ in beginsel een open norm is. Wil de instelling kwalificeren als een ANBI, dan moet deze voldoen aan de in de AWR en de Uitvoeringsregeling AWR 1994 (hierna: UR AWR 1994) gestelde eisen. In artikel 5b, eerste lid, sub a, AWR is bepaald welke rechtspersonen niet kwalificeren als instelling: “niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven”.

De kennisgroep is van mening dat het beschikkingsmachtcriterium tot de conclusie leidt dat de instelling rechtspersoonlijkheid moet hebben. De afwezigheid van een eigen rechtspersoonlijkheid bij het onderdeel heeft namelijk tot gevolg dat de instellers/oprichters kunnen beschikken over het vermogen als ware het hun eigen vermogen als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel c UR AWR 1994.

Onderdeel lichaam