Home

Wet zeevarenden

Geldig vanaf 1 juli 2023
Geldig vanaf 1 juli 2023

Wet zeevarenden

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2023]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen voor het bemannen van Nederlandse zeeschepen;

Gelet op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), alsmede op Richtlijn nr. 94/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1994 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 319);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities en reikwijdte

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  2. Nederlands schip: een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;

  3. vissersvaartuig: een Nederlands schip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee;

  4. zeilschip: een Nederlands schip dat bestemd en ingericht is om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen;

  5. pleziervaartuig: een Nederlands schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  6. zeilvaart: de bedrijfsmatige vaart met zeilschepen op zee;

  7. lengte (L): tenzij anders bepaald, 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 procent van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vissersvaartuigen die met een stuurlast ontworpen zijn, wordt de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn genomen;

  8. kapitein: de gezagvoerder van een Nederlands schip;

  9. scheepsofficier: een lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die aan boord van een Nederlands schip een functie als stuurman, werktuigkundige, maritiem officier, officier elektrotechniek of radio-operator vervult;

  10. opvarende: een ieder die zich gedurende de vaart aan boord van het schip bevindt;

  11. bemanning: de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen, en de overige zeevarenden die in de monsterrol worden genoemd;

  12. scheepsbeheerder: de eigenaar of de rompbevrachter van een schip, of een vennootschap als bedoeld in artikel 311, derde lid, van het Wetboek van Koophandel aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip heeft overgedragen, of indien het een vissersvaartuig betreft, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen;

  13. de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport: de door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  14. vaarbevoegdheid: de bevoegdheid om in een of meer functies waarvoor bij of krachtens deze wet beroepsvereisten zijn gesteld, aan boord van een schip dienst te doen;

  15. vaarbevoegdheidsbewijs: een door Onze Minister afgegeven document waaruit de vaarbevoegdheid blijkt;

  16. bemanningsplan: een voorstel van de scheepsbeheerder, houdende het aantal bemanningsleden met hun functies aan boord waarmee de scheepsbeheerder het betrokken schip minimaal wenst te bemannen;

  17. bemanningscertificaat: een door Onze Minister afgegeven certificaat, houdende het minimumaantal bemanningsleden met hun functies aan boord van het betrokken schip;

  18. beroepsvereisten: de krachtens deze wet gestelde vereisten ten aanzien van de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de leeftijd voor een functie aan boord of voor werkzaamheden waarop deze wet van toepassing is;

  19. geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart: een verklaring als bedoeld in artikel 40;

  20. tuchtcollege: het tuchtcollege voor de scheepvaart als bedoeld in artikel 55a, tweede lid;

  21. verwerking van persoonsgegevens: het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, onderdelen 1 en 2, van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  22. [vervallen;]

  23. bekwaamheidsbewijs: elk geldig document, niet zijnde een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende, waarin wordt verklaard dat door deze wordt voldaan aan een of meer beroepsvereisten.

  24. bemanningsrichtlijn: richtlijn nr. 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU L 323);

  25. Maritiem Arbeidsverdrag: het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen;

  26. zeevarende:

    1. 1°.

      de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip, niet zijnde een vissersvaartuig; of

    2. 2°.

      een visser;

  27. visser: een ieder die in enige hoedanigheid aan boord van een vissersvaartuig werkzaam is met uitzondering van loodsen, marinepersoneel, andere personen in dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen, die aan boord werkzaamheden verrichten, en visserijwaarnemers;

  28. certificaat maritieme arbeid: het certificaat, bedoeld in voorschrift 5.1.3, derde lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag;

  29. verklaring naleving maritieme arbeid: de verklaring, bedoeld in norm A 5.1.3, tiende lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag, bestaande uit deel I en deel II;

  30. internationale reis: een reis tussen twee verschillende landen of tussen havens in een ander land, waarbij een gebied voor welks buitenlandse betrekkingen een buiten dat gebied zetelende regering verantwoordelijk is of waarvan de Verenigde Naties het besturend lichaam zijn, mede als een afzonderlijk land wordt aangemerkt, en waarbij een transatlantische reis tussen delen van het Koninkrijk met een internationale reis gelijk wordt gesteld;

  31. IMO-nummer: het scheepsidentificatienummer, bedoeld in voorschrift XI-1/3 van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157);

  32. STCW-Verdrag: het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen;

  33. STCW-Code: de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van zeevarenden, behorend bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249);

  34. SOLAS-verdrag: het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

  35. beveiligingstaak: elke functie of werkzaamheid met betrekking tot de beveiliging aan boord van een schip, zoals omschreven in hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag en in de bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende regeringen die partij zijn bij het SOLAS-verdrag op 12 december 2002 aangenomen Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code);

  36. ervaring: de diensttijd in maanden, in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeeschepen, gerekend met ingang van de dag van aanmonstering tot en met de dag van afmonstering;

  37. GT: de maateenheid brutotonnage waarin de totale inhoud van een schip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122), wordt uitgedrukt;

  38. schipper: de kapitein van een vissersvaartuig;

  39. Caribisch-Nederlands schip: een schip dat op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES is geregistreerd in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  40. Verdrag betreffende werk in de visserijsector: het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152);

  41. visserij-arbeidscertificaat: document als bedoeld in artikel 41 van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector.

2.

Bij regeling van Onze Minister kunnen, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, categorieën van personen worden aangewezen die in afwijking van het eerste lid, onderdeel z, niet worden aangemerkt als zeevarenden.

Artikel 2

1.

Het bepaalde bij of krachtens deze wet is van toepassing ten aanzien van Nederlandse schepen, voor zover ten aanzien van vissersvaartuigen niet anders is bepaald, en, in de bij of krachtens deze wet aangewezen gevallen, op Caribisch-Nederlandse schepen.

2.

Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van:

  1. schepen die uitsluitend varen op Nederlandse binnenwateren of wateren binnen, of dicht grenzend aan beschutte wateren of gebieden waar Nederlandse havenvoorschriften gelden;

  2. onbemande schepen die niet van middelen tot werktuiglijke voortstuwing zijn voorzien;

  3. oorlogsschepen en marinehulpschepen;

  4. reddingsvaartuigen; en

  5. pleziervaartuigen.

3.

Het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4B, en hoofdstuk 7, paragrafen 8 en 9, is niet van toepassing op niet commercieel gebruikte schepen.

4.

Voor de toepassing van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld en kan nader worden bepaald welke categorieën van schepen in ieder geval vallen onder de in het derde lid bedoelde uitzonderingen.

5.

Bij regeling van Onze Minister kunnen na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden categorieën van schepen worden aangewezen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

6.

Voor de toepassing van het vijfde lid kunnen bij ministeriële regeling voor niet commercieel gebruikte overheidsschepen nadere regels worden gesteld. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën schepen.

7.

Bij regeling van Onze Minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, voor categorieën schepen van minder dan 200 GT die geen internationale reizen maken, worden bepaald dat van het bepaalde bij of krachtens deze wet onder daarbij te stellen regels vrijstelling wordt verleend.

Hoofdstuk 2. De bemanning van zeeschepen

§ 1. Algemene bepalingen met betrekking tot de aanstelling en handhaving van een veilige bemanning

Artikel 3

Artikel 4

§ 2. Bemanningscertificaat en bemanningsplan

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16a

Artikel 17

Artikel 17a

§ 3. Vaarbevoegdheden, kennis- en ervaringseisen

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19a

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21a

Artikel 22

Artikel 22a

Artikel 22b

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25a

Artikel 25b

Hoofdstuk 3. De kapitein

Artikel 26 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 32a

Hoofdstuk 4. Monstering en medische keuring van de bemanning

§ 1. Monstering

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 38a

Artikel 39 [Vervallen per 03-05-2014]

§ 2. Medische keuring van de bemanning

Artikel 40

Artikel 40a

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46 [Vervallen per 20-08-2013]

Artikel 47

Hoofdstuk 4A. Accommodatie, voeding en overige voorzieningen voor zeevarenden aan boord van een schip

Artikel 48

Artikel 48a

Hoofdstuk 4B. Certificaat maritieme arbeid, verklaring naleving maritieme arbeid en visserij-arbeidscertificaat

Artikel 48b

Artikel 48c

Artikel 48d

Artikel 48e

Artikel 48f

Hoofdstuk 5. Toezicht en opsporing

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 54

Artikel 55

Hoofdstuk 5A. Tuchtrechtspraak

§ 1. Algemeen

Artikel 55a

§ 2. Het tuchtcollege voor de scheepvaart

Artikel 55b

Artikel 55c

Artikel 55d

Artikel 55e

Artikel 55f

Artikel 55g

§ 3. De procedure in eerste aanleg

Artikel 55h

Artikel 55i

Artikel 55j

Artikel 55k

Artikel 55l

Artikel 55m

Artikel 55n

Artikel 55o

Artikel 55p

Artikel 55q

§ 4. De procedure in hoger beroep

Artikel 55r

Artikel 55s

§ 5. Herziening

Artikel 55t

Hoofdstuk 6. Verbodsbepalingen

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 57a

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 59a

Artikel 59b

Artikel 60

Artikel 60a

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

§ 1. Bezwaar en beroep

Artikel 61

§ 2. Tarieven

Artikel 62

§ 3. Aanwijzing gecommitteerden en deskundigen

Artikel 63

§ 4. Uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties

Artikel 64

§ 5. Centrale registers

Artikel 65

Artikel 65a

Artikel 66

§ 6. Openbare registers

Artikel 67

§ 7. Staatsexamens

Artikel 68

Artikel 69

§ 8. Klachtenprocedures voor zeevarenden

Artikel 69a

Artikel 69b

§ 9. Overige verplichtingen scheepsbeheerder

Artikel 69c

Artikel 69d

Artikel 69da

Artikel 69db

Artikel 69e

Hoofdstuk 8. Overgangsbepalingen

Artikel 70

Artikel 71

Artikel 72 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 73 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 74 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 75 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 76 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 77 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 77a [Vervallen per 03-05-2014]

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 81 [Vervallen per 03-05-2014]

Artikel 82 [Vervallen per 20-08-2013]

Artikel 83 [Vervallen per 01-09-2003]

Artikel 84

Artikel 85