Home

Wet tijdelijk huisverbod

Geldig vanaf 1 juli 2020
Geldig vanaf 1 juli 2020

Wet tijdelijk huisverbod

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2020]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een maatregel in te voeren waarmee een persoon die een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen met wie deze een huishouden deelt tijdelijk een huisverbod kan worden opgelegd teneinde de veiligheid van deze personen te waarborgen en een periode te creëren waarin maatregelen genomen kunnen worden om de dreiging van huiselijk geweld te doen wegnemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. ambtenaar van politie: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c, van die wet, voor zover hij is belast met de uitvoering van de politietaak;

  2. huisverbod: beschikking houdende een last tot het onmiddellijk verlaten van een bepaalde woning en een verbod tot het betreden van, zich ophouden bij of aanwezig zijn in die woning en een verbod om contact op te nemen met degenen die met de persoon tot wie de beschikking is gericht in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven;

  3. uithuisgeplaatste: degene aan wie een huisverbod is opgelegd.

Artikel 2

1.

De burgemeester kan een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen.

2.

Een huisverbod kan slechts worden opgelegd aan een meerderjarig persoon.

3.

Indien de burgemeester voornemens is het huisverbod op te leggen wegens kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan, neemt hij contact op met de Veilig Thuis-organisatie, bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde te overleggen over het voornemen om een huisverbod op te leggen.

4.

Het huisverbod bevat in ieder geval:

  1. een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het geldt;

  2. de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van het huisverbod, en

  3. de namen van de personen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt.

5.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot het huisverbod.

6.

De uithuisgeplaatste geeft aan waar of op welke wijze hij bereikbaar is. Indien de uithuisgeplaatste dit niet terstond kan doorgeven, geeft hij dit binnen 24 uur nadat het huisverbod is opgelegd door aan de burgemeester.

7.

Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het huisverbod niet tevoren op schrift kan worden gesteld, kan het huisverbod mondeling worden aangezegd. De burgemeester draagt alsnog zorg voor spoedige opschriftstelling en bekendmaking. Indien de verblijfplaats van de uithuisgeplaatste niet bekend is, kan bekendmaking plaatsvinden door nederlegging van het huisverbod bij de gemeentesecretarie.

8.

De burgemeester deelt onverwijld de inhoud van het huisverbod en de gevolgen van niet-naleving daarvan voor de uithuisgeplaatste mede aan degene met wie de uithuisgeplaatste een huishouden deelt. De burgemeester deelt de inhoud van het huisverbod ook mede aan de Veilig Thuis-organisatie, bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

9.

De burgemeester kan het huisverbod in ieder geval intrekken indien de uithuisgeplaatste een aanbod tot hulpverlening heeft aanvaard en dit door de instantie voor advies of hulpverlening, aangewezen ingevolge het achtste lid, is bevestigd, en deze aanvaarding tevens inhoudt dat de uithuisgeplaatste hulpverlening aan één of meer personen die met de uithuisgeplaatste in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven niet zal belemmeren en zal meewerken indien dit van hem wordt gevraagd door de instantie voor advies of hulpverlening.

Artikel 3

1.

De burgemeester kan van de bevoegdheden en taken, bedoeld in artikel 2, eerste, derde, zevende en achtste lid, en artikel 5, eerste lid, mandaat onderscheidenlijk machtiging verlenen aan de hulpofficier van justitie. Artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

2.

De hulpofficier van justitie doet onverwijld mededeling van een door hem opgelegd huisverbod aan de burgemeester.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17