Omzetbelasting, aftrek van omzetbelasting
Omzetbelasting, aftrek van omzetbelasting
Besluit 2020-167584
- Voorafgaande besluiten
- BLKB2011/641M
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M ( Stcrt. 2011, nr. 21834 ). Actualisering is onder andere noodzakelijk als gevolg van jurisprudentie en beleidsmatige wijzigingen. Ook zijn er enkele tekstuele wijzigingen aangebracht.
De volgende inhoudelijke en beleidsmatige wijzigingen zijn opgenomen:
Hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk is het gevolg verwerkt van HvJ EU 25 juli 2018, zaak C-140/17 (Gmina Ryjewo). Op grond van dit arrest kan in meer gevallen herziening van belasting plaatsvinden ingeval goederen voor niet-economische activiteiten worden gebruikt.
§ 4.2.6. In deze paragraaf is aangegeven dat bij leegstand van onroerend goed de uitgangspunten van HR 14 juni 2014, nr. 13/00282, worden gevolgd.
§ 5. De tekst van de subparagraaf over de toepassing van de integratielevering bij privaatrechtelijke onderwijsinstellingen is vervallen, omdat de integratielevering per 1 januari 2014 is afgeschaft1. Voorts kan het onderdeel over aftrek van btw bij schadeherstel vervallen als gevolg van de jurisprudentie waarbij de aftrek kan worden genoten door de ondernemer die de opdracht heeft gegeven voor de prestatie én aan wie de factuur is uitgereikt2.
§ 5.2.4. Deze paragraaf bevat een uitbreiding van de goedkeuring voor btw-aftrek door een samenwerkingsverband voor de verwerving van diensten door de maten in een maatschap.
§ 5.2.6. In deze paragraaf is de goedkeuring voor btw-aftrek voor bedrijfs- en productschappen vervallen, omdat de bedrijfs- en productschappen zijn opgeheven. De voorwaarden voor de toepassing van de goedkeuring voor ondernemersverenigingen zijn aangepast.
§ 5.2.7. Deze paragraaf bevat een goedkeuring om de werkgever aan te merken als afnemer van de vervoersprestatie bij gebruik van OV-kaarten voor zakelijke doeleinden door werknemers.
In onderdeel 3 wordt een goedkeuring opgenomen ter voorkoming van een cumulatieve aftrekuitsluiting voor het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.
1. Inleiding
Dit besluit gaat in op het recht op aftrek van btw. Het besluit is geen allesomvattende beschrijving van alle problematiek die zich voordoet bij de aftrek van btw. Het besluit bevat vooral uitleg en goedkeuringen die voor de omschreven situaties gelden. Daarnaast beschrijft het besluit hoe in bepaalde situaties het recht op aftrek van btw moet worden bepaald. Verder bevat dit besluit interpretaties van bepaalde relevante begrippen en verwijzingen naar nationale en Europese jurisprudentie.
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft het juridisch kader dat geldt voor het recht op aftrek van btw. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omvang van het aftrekrecht. Daarbij wordt onder meer het onderscheid tussen economische en niet-economische handelingen besproken en de toerekening van de voorbelasting aan economische en niet-economische handelingen. Voorts wordt ingegaan op de herziening van de aftrek van btw in het boekjaar waarin de ondernemer de goederen en diensten gaat gebruiken. Hoofdstuk 4 beschrijft het recht op aftrek van btw bij investeringsgoederen en de herziening van deze aftrek in opvolgende jaren. Verder gaat het hoofdstuk in op de vermogensetikettering en de gevolgen daarvan voor het recht op aftrek van btw. Hoofdstuk 5 behandelt enkele specifieke situaties die zich voordoen bij het recht op aftrek en de goedkeuringen die daarvoor zijn getroffen. Hoofdstuk 6 behandelt de aftrek van btw in het geval de ondernemer economische handelingen verricht in het buitenland.
Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 4 januari 2024, nr. 2023-288868, (Stcrt. 2024, 878). De wijziging betreft het vervallen van onderdeel 5.2.8 waarin vooruitlopend op wetgeving een goedkeuring is opgenomen over het recht van vooraftrek bij het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf. Deze goedkeuring vervalt per 1 januari 2024 omdat de inhoud van de goedkeuring per die datum in artikel 15, vijfde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 is verwerkt3.