Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-11-2021, ECLI:NL:CBB:2021:1016, 19/1587

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-11-2021, ECLI:NL:CBB:2021:1016, 19/1587

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
23 november 2021
Datum publicatie
23 november 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CBB:2021:1016
Zaaknummer
19/1587

Inhoudsindicatie

Boetes op grond van de Meststoffenwet

Voor één transport geldt dat uit de gegevens die de minister aan de boetes ten grondslag heeft gelegd niet onomstotelijk blijkt dat de container op de gestelde datum is afgevoerd. Nu niet ervan wordt uitgegaan dat dit vervoer van dierlijke meststoffen heeft plaatsgevonden, heeft de minister niet aangetoond dat appellante de gestelde, met dit vervoer samenhangende, overtredingen heeft begaan.

Wat appellante aanvoert tegen de vier overtredingen met feitcode M311 slaagt. Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 6 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:709) gaat het gezien de omschrijving van de feitcode om het elektronisch indienen van gegevens afkomstig van een onjuist vervoersbewijs en niet om het onjuist elektronisch indienen van de op een vervoersbewijs ingevulde gegevens. Uit het rapport blijkt niet dat – na de daarop aangebrachte wijzigingen – de VDM’s met de hiervoor genoemde nummers onjuistheden bevatten en dat die onjuistheden elektronisch zijn doorgegeven.

Voor één overtreding met feitcode M259 kan geen boete worden opgelegd wegens een storingsmelding.

Wat appellante aanvoert tegen de overige overtredingen slaagt niet.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 19/1587

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 november 2021 op het hoger beroep van:

(gemachtigde: mr. P.G. Grijpstra),

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juni 2019, kenmerk 18/3091, in het geding tussen

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juni 2019 (aangevallen uitspraak).

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft aanvullende gronden en nadere stukken ingediend.

Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift en nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , bijgestaan door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 3] , toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Grondslag van het geschil

1.1

De rechtbank heeft in de (niet gepubliceerde) aangevallen uitspraak als volgt overwogen over het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden:

“ (…)Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 (het primaire besluit) heeft de minister eiseres meerdere boetes opgelegd voor overtredingen van de Meststoffenwet (Msw) en de daarop gebaseerde regelgeving. Het totaalbedrag van de boetes bedraagt € 6.555,–.

Bij besluit van 29 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

(…)

De feiten

1. Eiseres exploiteert een intermediaire onderneming waarbij zij vrachten mest vervoert. Op 15 juni 2017 hebben toezichthouders van de NVWA een administratieve controle uitgevoerd op de naleving van de Meststoffenwet bij [naam 4] in [woonplaats 2] . Gelet op de resultaten van dit administratieve onderzoek en omdat eiseres ook mest afvoerde bij [naam 4] in [woonplaats 3] , is besloten ook een administratief onderzoek uit te voeren bij [naam 5] en bij eiseres. Het onderzoek bij eiseres heeft op 12 september 2017 en op 5 oktober 2017 plaatsgevonden en gaat over de periode 16 november 2016 tot en met 14 juni 2017.

In het over deze onderzoeken opgemaakte rapport van bevindingen is vermeld dat de overgelegde Vervoersbewijzen Dierlijke Meststoffen (VDM’s) van eiseres zijn vergeleken met digitale foto’s van de VDM’s van [naam 4] in [woonplaats 3] en dat die niet allemaal overeenkwamen.

Bij bief [brief, College] van 19 januari 2018 heeft de minister eiseres laten weten dat hij het voornemen heeft om eiseres een bestuurlijke boete van € 8.100,– op te leggen wegens meerdere overtredingen. Eiseres heeft daartegen een zienswijze ingediend. De minister heeft vervolgens bij het primaire besluit eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 6.900,–.

Het bestreden besluit

2. In het bestreden besluit heeft de minister het primaire besluit gehandhaafd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan de administratieve voorwaarden van de artikelen 15, 34 tot en met 37 van de Msw in samenhang bezien met de artikelen 49, vierde lid, 53 en 54 van het Uitvoeringsbesluit Msw (Uitvoeringsbesluit) en de artikelen 55, 56, 61, 64, 78, tweede lid en 124, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Msw (Uitvoeringsregeling). Meer in het bijzonder heeft de minister eiseres verweten dat zij de volgende overtredingen heeft begaan:

1. De vervoersgegevens zijn bij negen vrachten dierlijke meststoffen niet of niet op de juiste manier vastgelegd (feitcode M259). De boete per vracht is € 300,–. De totale boete voor deze overtreding is € 2.700,–.

2. Eiseres heeft als vervoerder het VDM bij twee vrachten van dierlijke meststoffen niet volledig opgemaakt (feitcode M302). De boete per overtreding is € 200,–. De totale boete voor deze overtreding is € 400,–.

3. Eiseres heeft als vervoerder de gegevens op vier VDM’s gewijzigd (feitcode M305). De boete is per overtreding van het vervoersbewijs € 300,–. De totale boete is € 1.200,–.

4. Eiseres heeft bij vijf vervoersbewijzen de gegevens op het VDM niet tijdig (uiterlijk dertig werkdagen na het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen) ingediend (feitcode M309). De boete is per overtreding van het vervoersbewijs 100,–. De totale boete voor deze overtreding is € 500,–.

5. Eiseres heeft vier VDM’s niet naar waarheid ingevuld (feitcode M311). De boete is per overtreding van het vervoersbewijs € 300,–. De totale boete voor deze overtreding is € 1.200,–.

6. Eiseres heeft drie vrachten mest niet op de juiste manier bemonsterd (feitcode M507). De boete per overtreding is € 300,–. De totale boete voor deze overtreding is € 900,–.

De totale boete voor deze zes overtredingen is € 6.900,–. Omdat tussen de dagtekening van het NVWA rapport en de oplegging van de boete meer dan dertien weken zijn verstreken, heeft de minister de totale boete met 5% gematigd en het boetebedrag vastgesteld op € 6555,-.

(…)”

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

2.2

De rechtbank heeft het betoog van appellante dat bij zes vrachten wel een laad- en losmelding heeft plaatsgevonden en dat daarvoor dus geen boete kan worden opgelegd, verworpen. Uit het NVWA-rapport en de toelichting van de minister ter zitting blijkt dat de laadplek niet correct is ingevuld. Voor zover zich een calamiteit voordeed, had appellante de daarvoor bedoelde code 46 moeten invullen om dit te melden. De rechtbank is van oordeel dat de minister appellante terecht twee overtredingen van feitcode M302 verwijt. Appellante heeft niet de postcode van de losplaats en de datum en het tijdstip van lossen vermeld. De rechtbank is van oordeel dat de minister appellante terecht vier overtredingen van feitcode M305 verwijt. Appellante heeft tweemaal het kenteken op een VDM gewijzigd en tweemaal de naam van de leverancier doorgehaald. Dat sprake zou zijn geweest van calamiteiten betekent niet dat de minister geen boete had moeten opleggen. Appellante heeft niet code 46 gebruikt en er zijn geen verklaringen over de calamiteiten die zich hebben voorgedaan. Over de bemonstering heeft de rechtbank overwogen dat in de administratie van appellante geen labuitslagen van de monsterneming aanwezig waren. De enkele stelling van appellante dat zij wel heeft bemonsterd maar dat de drie monsters verloren zijn gegaan, is onvoldoende. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de mededeling van de minister dat hij is nagegaan of resultaten van de monsterneming zijn ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht geen aanleiding gezien om de boete te matigen. Het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. Appellante heeft naar het oordeel van de rechtbank te laat, namelijk ter zitting, een beroep gedaan op verminderde draagkracht. De rechtbank heeft dit wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing