Centrale Raad van Beroep, 23-09-1987, AK7928, ZW 1986/70
Centrale Raad van Beroep, 23-09-1987, AK7928, ZW 1986/70
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 23 september 1987
- Datum publicatie
- 4 april 2013
- Zaaknummer
- ZW 1986/70
- Relevante informatie
- 4 LB
Uitspraak
I. Ontstaan en loop van het geding
Onder dagtekening 13 maart 1985 is vanwege gedaagde aan eiseres, toentertijd – en wel tot medio maart 1986 – wonende te G., kennis gegeven van de beslissing dat haar ter zake van de bij haar op 2 augustus 1984 ingetreden arbeidsongeschiktheid geen uitkering van ziekengeld krachtens de Ziektewet (hierna: ZW) wordt verleend op de grond dat zij geen werknemer is in de zin van die wet noch ook ingevolge art. 5 als werknemer kan worden beschouwd.
De Raad van Beroep te 's-Gravenhage heeft bij uitspraak van 27 januari 1986 het door eiseres tegen voormelde beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Eiseres is van die uitspraak bij de Raad in hoger beroep gekomen. In het beroepschrift zijn de gronden aangeven waarop het hoger beroep berust.
Het geding is behandeld ter terechtzitting van de Raad, gehouden op 2 september 1987.
Eiseres liet zich vertegenwoordigen door haar echtgenoot, mr. P.A. D., candidaat-notaris te L. en wonende aldaar.
Voor gedaagde trad mr. N. R., werkzaam bij het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (hierna: GAK), als gemachtigde op.
II. Motivering
Eiseres, geboren 5 mei 1952, is blijkens de gedingstukken ingaande 1 december 1983 werkzaamheden gaan verrichten ten behoeve van notaris M.C.J. D., kantoorhoudende te L., tegen een vergoeding van f 600 per maand.
De werkzaamheden bestaande uit het typen van de meer vertrouwelijke stukken van notaris M.C.J. D. en het bijhouden van de loonadministratie, werden thuis te G., alwaar zij toen met haar echtgenoot voornoemd woonde, verricht. Haar echtgenoot, mr. P.A. D., is als candidaat-notaris verbonden aan het kantoor van zijn vader M.C.J. D. voornoemd.
Voordat eiseres ten behoeve van notaris M.C.J. D., werkzaamheden ging verrichten, is zij werkzaam geweest:
- van oktober 1972 tot augustus 1973 bij het Instituut voor Medische Statistiek voor het verrichten van administratieve werkzaamheden, waarbij zij ook belast was met de zgn. promotionindex;
- van augustus 1973 tot juni 1981 in een volledige betrekking als receptioniste/hoofd van de balie in het ziekenhuis A te L.;
- van juni 1981 tot maart 1983 voltijds en van maart 1983 tot april 1984 voor drie dagen per week bij het notariskantoor H. en L. te G., alwaar zij op praktisch alle afdelingen alle voorkomende werkzaamheden heeft verricht.
De Raad heeft in dit geding de vraag te beantwoorden of gedaagde terecht en op goede gronden heeft geweigerd ter zake van de op 31 juli 1984 gemelde arbeidsongeschiktheid van eiseres verband houdende met haar zwangerschap uitkering van ziekengeld krachtens de ZW toe te kennen.
De Raad acht voor de beantwoording van die vraag het volgende relevant:
Uit het arbeidsverleden van eiseres blijkt dat zij behoudens vanaf maart 1983 steeds in een volledige betrekking werkzaam is geweest en dat zij eerst vanaf laatstgenoemde tijd deeltijds is gaan werken en wel vanaf 1 december 1983 in dezelfde tijd op twee werkplekken. Zij heeft het werk bij het notariskantoor H. en L. kennelijk beëindigd in verband met haar zwangerschap en zich beperkt tot het werk ten behoeve van haar schoonvader.
Anders dan voorheen in haar andere functies het geval was, verrichtte zij het werk voor haar schoonvader thuis op tijden welke haar het beste schikten. Het was werk dat haar schoonvader liever niet door administratieve medewerkers van zijn kantoor zag verrichten. Het aantal uren waarop eiseres het haar toevertrouwde werk deed, placht te variëren.
Op 2 november 1984 deelde notaris M.C.J. D. aan GAK-inspecteur A.F.M. He. mee dat eiseres voor hem ± 2 uur per week in een vaste regelmaat – iedere week was er wel wat te doen – werkte.
Gedaagde is bij het nemen van de bestreden beslissing daarvan uitgegaan, doch eiseres heeft de juistheid van dit aantal werkuren in dit geding bestreden zonder overigens aan te geven welk aantal uren gemiddeld per week door haar dan wel werd gewerkt.
De Raad is van oordeel dat, daargelaten hoeveel uren per week gemiddeld eiseres aan het haar toevertrouwde werk besteedde, in ieder geval vaststaat dat er geen vaste relatie was tussen de vaste vergoeding van f 600 per maand en het variabele aantal uren dat daarvoor werd gewerkt.
Hij acht daarbij niet goed denkbaar dat vergelijkbare administratieve krachten in dienstbetrekking op een notariskantoor een bedrag aan loon genoten dat eiseres aan vergoeding ontving. Immers, zelfs indien eiseres niet gemiddeld 2 uur per week had gewerkt, zoals gedaagde heeft aangenomen, doch gemiddeld 4 uur per week, dan bedroeg de door haar genoten vergoeding van f 600 per maand vergelijkenderwijs herleid tot vergoeding per maand bij een werkweek van 40 uur, een bedrag van f 6.000. De Raad acht niet onaannemelijk – en kan in zoverre aan eiseresses gemachtigde toegeven – dat hetzelfde werk ook aan een in dienstbetrekking werkzame kracht toevertrouwd had/zou kunnen worden, zelfs ook indien het buiten het kantoor zou moeten zijn/worden uitgevoerd, doch hij acht wel onaannemelijk dat voor dit werk dan een zo hoog salaris zou/zijn worden betaald als hiervóór vergelijkenderwijs tevoorschijn kwam.
De Raad is dan ook van oordeel dat rechtens niet voorbij kan worden gegaan aan de familierelatie tussen eiseres en notaris M.C.J. D.. Die familierelatie heeft de arbeidsverhouding in overwegende mate beheerst.
Daaruit volgt, dat eiseres niet in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond, als bedoeld in art. 3 van de ZW. Evenmin kan haar arbeidsverhouding als zodanig worden beschouwd als bedoeld in art. 5 van de ZW, (reeds) aangezien dat ingevolgde art. 8, eerste lid, aanhef, en onder d, van het op art. 5, van de ZW steunende Koninklijk Besluit van 14 december 1973, Stb. 627, met betrekking tot een arbeidsverhouding die in overheersende mate wordt beheerst door een familieverhouding uitgesloten is.
Mitsdien moet als volgt worden beslist.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende in naam der Koningin!
Bevestigt de aangevallen uitspraak.