Home

Centrale Raad van Beroep, 16-05-2006, AX6776, 04-3543 ZFW

Centrale Raad van Beroep, 16-05-2006, AX6776, 04-3543 ZFW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
16 mei 2006
Datum publicatie
6 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AX6776
Zaaknummer
04-3543 ZFW
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:75a

Inhoudsindicatie

Onverplicht en uit coulance tegemoetkomen levert geen bijzondere omstandigheid op. Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

04/3543 ZFW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 30 juni 2004, 04/21 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

Stichting Ziekenfonds VGZ, gevestigd te Eindhoven (hierna: ziekenfonds)

Datum uitspraak: 16 mei 2006

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P. Reitsma, advocaat te Harderwijk, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Het ziekenfonds heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 10 januari 2006, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

II. OVERWEGINGEN

Bij appellant is op 24 september 2002 darmkanker met levermetastasen vastgesteld. In het kader van de behandelopties heeft hij zich voor een second opinion en verdere behandeling gewend tot prof. H. Bismuth, chirurg, en dr. B. Paule, oncoloog, te Parijs. Het ziekenfonds heeft de aanvraag van appellant voor vergoeding van de kosten daarvan bij besluit van 19 december 2002 afgewezen. Het bezwaar tegen dit besluit heeft het ziekenfonds bij besluit van 19 november 2003 ongegrond verklaard.

Hangende het bij de rechtbank tegen het besluit van 19 november 2003 ingestelde beroep heeft het ziekenfonds “om humane redenen een coulancevoorstel gedaan teneinde de beroepszaak in der minne te beëindigen”. Appellant heeft dit voorstel, dat inhoudt dat alle kosten conform de Nederlandse tarieven worden vergoed, aanvaard. Vervolgens heeft appellant het beroep ingetrokken en gelijktijdig op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzocht om het ziekenfonds te veroordelen in de proceskosten

De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het verzoek om veroordeling in de proceskosten afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat appellant het beroep heeft ingetrokken omdat partijen een overeenkomst hebben gesloten teneinde de beroepsprocedure in der minne te regelen. Appellant heeft vooraf aan het ziekenfonds opgave gedaan van de kosten die vergoed zouden moeten worden alvorens hij zijn beroep zou intrekken. Daarbij is niet de voorwaarde gesteld dat het ziekenfonds de proceskosten zou vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat het ziekenfonds daarmee aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat appellant als gevolg van de overeenkomst met het ziekenfonds afstand heeft gedaan van zijn vorderingen (rechten) uit hoofde van de beroepsprocedure.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het beroep is ingetrokken omdat het ziekenfonds bereid is gebleken geheel aan appellant tegemoet te komen. In het kader van de onderhandelingen is niet gesproken over finale kwijting, zodat de proceskosten niet geacht kunnen worden verdisconteerd te zijn in de overeengekomen regeling. Van het recht op proceskosten is geenszins afstand gedaan.

Het ziekenfonds heeft in hoger beroep aangevoerd dat het nog volledig achter het besluit van 19 november 2003 staat en dat het, uitsluitend om humane redenen, bij wege van coulance een voorstel heeft gedaan om de procedure in der minne te beëindigen. Hierdoor is geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

De Raad stelt voorop dat de gedingstukken geen enkel aanknopingspunt bieden voor het oordeel van de rechtbank dat appellant afstand heeft gedaan van zijn - eventuele - rechten uit hoofde van de beroepsprocedure. De door de rechtbank aan de afwijzing van het verzoek om veroordeling in de proceskosten ten grondslag gelegde overwegingen zijn derhalve onjuist.

Aansluitend overweegt de Raad het volgende.

Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.

Voor de Raad staat vast dat het ziekenfonds door de met appellant overeengekomen regeling geheel dan wel gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 8:75a van de Awb. Dat het ziekenfonds de overeengekomen regeling niet heeft voorgesteld om reden dat het erkent dat het besluit van 19 november 2003 onrechtmatig is, betekent - anders dan het ziekenfonds heeft betoogd - niet dat geen sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a.

In zijn uitspraak van 7 juli 2005 (LJN AT9764, gepubliceerd in TAR 2005, nr. 155, en USZ 2005, nr. 344) heeft de Raad overwogen dat een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb als regel dient te worden ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien de noodzaak om beroep (of hoger beroep) in te stellen uitsluitend was te wijten aan de handelwijze van de betrokkene zelf. Anders dan wellicht zou kunnen worden afgeleid uit de uitspraken van de Raad van 12 januari 1999 (LJN AN5907, gepubliceerd in AB 1999, nr. 141, en JABW 1999, nr. 27) en van 3 mei 1999 (LJN AJ9531, gepubliceerd in RSV 1999, nr. 283, en JABW 1999, nr. 103), levert het gegeven dat onverplicht en bij wege van coulance is tegemoetgekomen, in beginsel een dergelijke bijzondere omstandigheid niet op. In hetgeen het ziekenfonds heeft aangevoerd heeft de Raad geen grond gevonden om in het voorliggende geval tot een ander oordeel te komen.

Hieruit vloeit voort dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.

De Raad zal het ziekenfonds veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep, begroot op telkens € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Veroordeelt het ziekenfonds in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,--;

Bepaalt dat het ziekenfonds aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van

€ 102,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2006.

(get.) T.G.M. Simons.

(get.) B.M. Biever-van Leeuwen.

LJN RB2405