Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2002, AF2407, 02/04688 PV

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2002, AF2407, 02/04688 PV

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 december 2002
Datum publicatie
23 december 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF2407
Formele relaties
Zaaknummer
02/04688 PV

Inhoudsindicatie

In 2001 levert belanghebbende zijn ‘lease-auto van de zaak’ in. De leasemaatschappij betaalt daarop de werkgever ¦ 25.664 terug, die daarvan ¦ 11.192 aan belanghebbende doorbetaalt. Nu de doorbetaling onverbrekelijk verbonden is met het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto, behoort de doorbetaling niet tot het loon van belangheb­bende, zodat ten onrechte loonbelasting is ingehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het hoofd van de Belastingdienst te P, hierna de inspecteur, gedagtekend 19 juni 2002, betreffende de in oktober 2001 ingehouden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (verder de loonbelasting).

Het beroep is behandeld ter zitting van 4 december 2002.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- gelast teruggave van de over € 874 (¦ 1.927) ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen, en

- gelast de inspecteur het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te ver-goeden.

Gronden

1.1. Belanghebbende, geboren in 1940 en in 2001 in het huwelijk getreden, is sedert 1968 in dienstbetrekking bij A te Amsterdam (verder de werkgever).

1.2. Op 25 mei 1988 heeft de werkgever met betrekking tot het aan zijn werknemers ter beschikking stellen van auto's met B een 'mantelovereenkomst' gesloten. In een aan belanghebbende gerichte brief van 25 mei 1988, welke deel uitmaakt van de mantelovereenkomst, staat dat de leasing op basis van het 'Open Kalkulatie Systeem' zal geschieden en schrijft B:

Ons Open Kalkulatie Systeem houdt kort samengevat het volgende in. Per auto wordt een gedetailleerde voorcalculatie gemaakt van de geschatte exploitatiekosten van de auto voor de duur van het gebruiksrecht, die op basis van de door u opgegeven kilometrage per jaar is vastgesteld. Voorcalculaties vermelden een maandelijkse leasetermijn welke is opgebouwd uit de vaste en variabele kosten. (…)

Na verkoop van de auto wordt de nacalculatie opgemaakt, op basis van de in werkelijkheid gemaakte kosten en de opbrengst van de auto (…). Het verschil, welk wij ook wel exploi-tatieresultaat noemen, wordt geboekt op uw rekening in onze boeken volgens navolgende opstelling:

Totaal der door ons met betrekking tot een auto gefactureerde bedragen

gedurende de contractperiode ¦

af: werkelijke kosten van het beëindigde contact op basis van nacalculatie ¦

Netto exploitatieresultaat van de auto ¦

1.3. Omstreeks november 1993 heeft de werkgever een Peugeot 405 Break, toebeho-rende aan B (verder de auto) op basis van de mantelovereenkomst aan belang-hebbende ter beschikking gesteld. Voor het privé gebruik betaalt belanghebbende maandelijks ¦ 271,71. In de met belanghebbende daartoe opgestelde overeenkomst (verder de lease-overeenkomst) staat onder meer:

Auto: Peugeot 405 Grd Comm. Leasebedrag incl. brst: ¦ 1138.45

Ref. auto: Opel Vectra CX 1.61 L Leasebedrag incl. brst. ¦ 1216.74

78.29

Eigen bijdrage/maand wordt bij de salarisafrekening betrokken:

f 350, -

Verschil leaseprijs ¦ 78, 29

¦ 271, 71

- Privé gebruik auto in principe vrij tot + 8.000 à 9.000 km per jaar.

- (….)

- Bij voordelig saldo bij eindafrekening geldt:

- (…)

- eerste ¦ 1.500,-- is ten gusnte van de Ingenieursgroep.

- restant 70% ten gunste van de berijder

- 30% ten gunste van A

1.4. Nadat belanghebbende de auto circa 86 maanden tot zijn beschikking heeft gehad, heeft hij de auto aan zijn werkgever teruggegeven en is deze door B ver-kocht. De nacalculatie, als bedoeld in de mantelovereenkomst, leidde in 2001 tot een aan de werkgever uitbetaald exploitatieresultaat van ƒ 25.663,74 (totaal gefactu-reerde bedragen, ad ¦ 103.662,62 minus totaal werkelijke kosten, ad ¦ 77.998,88).

1.5. De werkgever berekende vervolgens aan de hand van de lease-overeenkomst het bedrag waar belanghebbende recht op had. Tot de gedingstukken behoort de bereke-ning van de werkgever waarop hij onder andere het volgende heeft geschreven:

Eindafrekening auto Peugeot X (…)

Voordelig saldo totaal ƒ 25.663,74 ex BTW

afspraak eigen bijdrage X ƒ 271,71

op basisleasebedrag ƒ 1138,45 / mnd

leasebedrag uitgerekend in 97 ƒ 1175,73

gemiddeld betaald aan B

103662,62 / 86 = ƒ 1205,=

gemiddeld te weinig eigen bijdrage

(1205,= - 1138,45) = ƒ 66,55 x 86 = ƒ 5.723,30

Afrekening over ƒ 25663,74

af V.R. 1500,---

ƒ 24163,74 70% = ƒ 16915,=

af 5723,=

ƒ 11192,=

1.6. Het bedrag van ¦ 11.192 (verder: de uitbetaling) is tezamen met het salaris over de maand oktober 2001 aan belanghebbende uitbetaald. Op het desbetreffende sala-risstrookje wordt de uitbetaling omschreven als 'nabetaling salaris'. De werkgever heeft hierop loonbelasting ingehouden.

2. In geschil is of de werkgever over een gedeelte van de uitbetaling, groot ¦ 1.927, terecht loon-belasting heeft ingehouden.

3.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat er ten onrechte loonbelasting is ingehouden over dat gedeelte van de uitbetaling dat niet heeft geleid tot een aftrek-post in de inkomstenbelasting, zijnde ¦ 1.927. In een bijlage bij zijn beroepschrift schrijft belanghebbende aan de inspecteur:

Hierbij verzoek ik u om teruggave van door mij te veel betaalde belasting. Het betreft de jaren 1994, 1995, 1999 en 2000. In deze jaren was de waarde van het privegebruik van mijn leaseauto (grijs kenteken) geringer dan de door mij betaalde eigen bijdrage aan mijn werk-gever, waardoor een gedeelte van deze eigen bijdrage niet als aftrekpost benut kon worden. Aan het einde van het leasecontract is het teveel betaalde voor een gedeelte aan mij terug-betaald als "nabetaling salaris". (salaris oktober 2001). Mijn werkgever heeft hierover de volledige belasting ingehouden. Ik ben van mening dat het gedeelte dat indertijd niet kon worden benut als aftrekpost nu als belastingvrij kan worden beschouwd.

Hieronder een overzicht van de waarde van het privegebruik en de door mij betaalde eigen bijdragen over de jaren 1994 t/m 2000.

Jaar bijtelling privegebruik eigen bijdrage verschil

1994 3172.00 3261.00 - 89.00

1995 2788.00 3261.00 -473.00

1996 4619.00 3261.00 1358.00

1997 6317.00 3261.00 3056.00

1998 3606.00 3261.00 345.00

1999 3103.00 3261.00 - 158.00

2000 2054.00 3261.00 -1207.00

Het totaal van de niet benutte aftrek bedraagt 1927.00

3.2. De inspecteur meent dat de werkgever terecht over de nabetaling loonbelasting heeft ingehouden. Over die nabetaling schrijft hij in zijn verweerschrift:

Dit bedrag dient als loon te worden aangemerkt. Dit volgt uit artikel 10 lid1 Wet op de Loonbelasting 1964). (…) De waarde van loon in natura moet per jaar worden bepaald. Het loon in natura bestaat in onderhavige casus uit de besparing in verband met een ter beschik-king gestelde auto. De eigen bijdrage bepaalt het saldo van de besparing. In artikel 13 lid 1, juncto lid 4 Wet op de Loonbelasting 1964 is aangegeven dat de "in aanmerking te nemen waarde verminderd wordt met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, met dien verstande dat de aldus verminderde waarde ten minste op nihil wordt gesteld". Nu het loon per jaar moet worden bepaald kan een eventueel bedrag wat belang-hebbende niet heeft kunnen aftrekken niet in een later jaar op andere loonbestanddelen in mindering worden gebracht. Het argument van belanghebbende dat de eigen bijdrage van de betreffende jaren kennelijk te hoog is geweest is naar mijn mening onjuist. Uit de bere-kening van de werkgever blijkt immers dat de eigen bijdrage van belanghebbende te laag is geweest. Uit deze berekening blijkt dat op het moment van de afrekening van de lease-auto belanghebbende alsnog een bedrag van ¦ 5.723 in rekening wordt gebracht in verband met privé-gebruik. Veeleer is het zo dat de bijtelling in verband met de besparing in deze jaren te laag is geweest. Op de mogelijk te lage bijtelling kom ik niet meer terug.

Het saldo van de bijtelling over de betreffende jaren en de bedragen voor zover belangheb-bende deze niet als aftrek heeft kunnen effectueren staan los van het genieten van loon in oktober 2001. Deze negatieve bedragen uit het verleden kunnen niet op het loon van 2001 in mindering worden gebracht.

3.3. Belanghebbende heeft ter zitting het volgende verklaard:

Ik heb moeite met de inhouding over ¦ 1.927; dit is dubbele heffing. Ik kan akkoord gaan met heffing van belasting over de rest van de uitbetaling.

Ten onrechte stelt de inspecteur in zijn verweerschrift dat ik ƒ 5.723 te weinig eigen bijdrage heb betaald. Deze ¦ 5.723,- is een verrekening tussen mij en mijn werkgever in verband met een tussentijdse door de leasemaatschappij berekende verhoging ten gevolge van verandering van de motorrijtuigenbelasting (van grijs naar geel ken-teken). We hebben hierover afgesproken dat ik de oude eigen bijdrage zou blijven betalen en dat ik in plaats van 4 jaar 7 jaar in dezelfde auto zou blijven rijden. Hier-door zou de uiteindelijke eigen bijdrage een stuk lager komen te liggen. Bij de eind-afrekening zou de tussentijdse verhoging dan ook meteen verrekend worden.

3.4. De inspecteur heeft ter zitting het volgende opgemerkt:

Artikel 10a Wet op de loonbelasting 1964 is niet van toepassing. De uitbetaling houdt immers geen verband met het ter beschikking stellen van een auto.

Ik erken dat mijn standpunt tot dubbele heffing leidt en dat zulks strijdt met de bedoeling van de wetgever. De wet is hard, maar zo is zij. Ik kan niet anders. Dub-bele heffing is niet uitzonderlijk; het treedt wel vaker op als het gaat om de toepas-sing van een forfaitaire regeling.

Ik zie in dat er uitvoeringsproblemen ontstaan als het hof belanghebbende gelijk geeft. Mogelijk wordt dan de loonheffing over ¦ 11.192 teruggedraaid; uiteraard zal ik dan via de inkomstenbelasting de uitbetaling in de heffing gaan betrekken; mo-gelijk via de voorlopige aanslagregeling. Ik betwijfel echter of het Hof kan beslissen dat belanghebbende de ingehouden loonbelasting over genoemde ƒ 11.192 terug-krijgt; belanghebbende heeft immers slechts bezwaar tegen een inhouding over ƒ 1.927.

Wellicht hoeft echter de ontvanger de loonbelasting over de 'nabetaling' voorlopig niet terug te geven in geval het Hof belanghebbende gelijk geeft en het Ministerie in cassatie gaat.

In mijn verweerschrift heb ik geschreven niet over de ƒ 5.723 te heffen. Mogelijk kom ik op dat standpunt terug als ik in de loonbelasting ongelijk krijg en ik de hef-fing via de inkomstenbelasting moet realiseren.

Ik betreur al deze problemen. Ik verkies een strikte toepassing van de wettelijke regels. Ik ben niet bereid mee te werken aan een oplossing die ertoe leidt dat over een bedrag van ƒ 1.927 geen heffing in 2001 plaatsvindt.

Als tegemoetkoming richting belanghebbende zeg ik wel toe met betrekking tot de invordering een soepel standpunt in te zullen nemen.

4.1. Ingevolge 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 behoort het voordeel van het genot van een ter beschikking gestelde auto niet tot het loon.

4.2. Vaststaat dat belanghebbende door zijn werkgever een auto ter beschikking is gesteld en dat belanghebbende en zijn werkgever voor het genot van het ter beschik-king stellen van deze auto een regeling hebben getroffen, welke zijn neerslag heeft gevonden in de onder 1.3 beschreven lease-overeenkomst. Voorts staat vast dat de uitbetaling gebaseerd is op deze lease-overeenkomst.

Voormelde vaststellingen laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de uitbetaling onverbrekelijk verbonden is met het genot van een door de werkgever aan belang-hebbende ter beschikking gestelde auto en derhalve niet tot het loon van belangheb-bende. De werkgever heeft mitsdien ten onrechte loonbelasting ingehouden over de uitbetaling.

Nu belanghebbende slechts bezwaren heeft tegen de inhouding van loonbelasting over een deel van de uitbetaling, zijnde ¦ 1.927, concludeert het Hof dat de inspec-teur slechts de over ¦ 1.927 ten onrechte ingehouden loonbelasting moet teruggeven.

5. Belanghebbende heeft geen proceskosten gesteld of aannemelijk gemaakt.

De uitspraak is gedaan op 18 december 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van mr. Diepraam als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het pro-ces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechts-hof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schrif-telijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht ver-schuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffie-recht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cas-satie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.