Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-10-2002, AO2461, 99/90170

Gerechtshof Amsterdam, 01-10-2002, AO2461, 99/90170

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 oktober 2002
Datum publicatie
27 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AO2461
Formele relaties
Zaaknummer
99/90170

Inhoudsindicatie

In casu gaat het om de indeling van ingevoerde sandalen waarvan het bovendeel bestaat uit riemen van textiel, met een buitenzool van rubber of kunststof en een sluiting van klittenband; zij zijn voorzien van schokdempend materiaal. Uit de waarneming van het overgelegde monster en gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, is de Douanekamer van oordeel, dat de goederen niet op één lijn kunnen worden gesteld met "sportschoeisel" zoals dit nader is aangeduid in post 6404 11 00 van het GDT. Op grond van de vorm, de snit en het aangezicht van de sandalen kan niet worden onderkend dat deze zijn ontworpen voor sportieve bezigheden; veeleer is - overeenkomstig de maatschappelijke opvattingen omtrent dit type schoeisel - sprake van schoeisel, ontworpen voor algemeen "dagelijks" gebruik. Dat gebruik voor sportieve bezigheden, zoals kanovaren, op zichzelf beschouwd mogelijk is, kan hieraan niet afdoen. De goederen moeten worden ingedeeld onder post 6404 19 90 van het GDT, aldus de Douanekamer.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

in de zaak nr. 99/90170 DK

de dato 1 oktober 2002

1. De procedure

1.1. Op 20 augustus 1999 is bij de Tariefcommissie een beroepschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A te Z (belanghebbende), ingediend door mr. B. Het beroep is gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak door het hoofd van het douanedistrict Y (hierna: de inspecteur) op het bezwaar van belanghebbende tegen de in de uitnodiging tot betaling van 19 januari 1998, met betrekking tot de aangifte ……, vermelde bedragen aan douanerechten en anti-dumpingheffing, groot f. 318,30 onderscheidenlijk f. 889,60.

1.2. Op 8 februari 2000 heeft de inspecteur alsnog uitspraak gedaan op het sub 1.1. genoemde bezwaarschrift. Op 22 februari 2000 heeft de Tariefcommissie aan belanghebbende medegedeeld dat ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het voornoemde beroep geacht wordt mede te zijn gericht tegen deze uitspraak.

1.3. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht van f. 150, -- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Op 27 juli 2000 heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft op 22 september 2000 een conclusie van dupliek ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Douanekamer van 19 februari 2002. Aldaar zijn namens belanghebbende verschenen mr. C, mr. D, en E, en namens de inspecteur drs. F. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

1.5. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. Ingevolge het bepaalde in artikel X van voormelde wet is de benoeming van de coördinerend ondervoorzitter en de leden van de Tariefcommissie van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot coördinerend vice-president van onderscheidenlijk raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam.

2. De vaststaande feiten

2.1. Op 16 januari 1998 heeft belanghebbende onder nummer …… aangifte gedaan voor het vrije verkeer van "sandalen vervaardigd volgens een speciale techniek vallende onder gs code 6404 11 style G. De goederen zijn door de ambtenaren ingedeeld onder post 6404 19 90 van het Gemeenschappelijk douanetarief (het GDT).

2.2. Ter zitting heeft belanghebbende monsters van H sandalen van het type G, I, en de opvolger van het type I, en een dwarsdoorsnede van de zool van de opvolger van het type I getoond en aan de Douanekamer overgelegd. De inspecteur heeft een kopie uit de brochure "Reisinformatie rondreis Java, Bali, Lombok," aan de Douanekamer overgelegd.

2.3. De ingevoerde goederen betreffen sandalen waarvan het bovendeel bestaat uit riemen van textiel, met een buitenzool van rubber of kunststof en een sluiting van klittenband; zij zijn voorzien van schokdempend materiaal.

2.4. Belanghebbende heeft brochures en catalogi overgelegd van onder meer J, K en H.

3. Het geschil

In geschil is of de onderhavige goederen moeten worden ingedeeld onder post 6404 11 00 van het GDT, zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder post 6404 19 90 van het GDT, zoals de inspecteur bepleit. Genoemde posten luiden als volgt:

"6404 Schoeisel, met buitenzool van rubber, van kunststof, van leder of van

kunstleder en met bovendeel van textiel:

- schoeisel met buitenzool van rubber of van kunststof:

6404 11 00 - - sportschoeisel; tennisschoenen, basketbalschoenen, gymnastiekschoenen,

trainingsschoenen en dergelijk schoeisel .....

6404 19 - - ander:

6404 19 10 - - - pantoffels en ander huisschoeisel

6404 19 90 - - - ander....".

Partijen hebben in hun beschouwing betrokken de Aanvullende aantekening op hoofdstuk 64 van het GDT, alsmede de GN-toelichting op postonderverdeling 6404 11 00 van het GDT.

De tekst van genoemde aantekening luidt als volgt:

"Voor de toepassing van de onderverdelingen 6402 12, 6402 19, 6403 12, 6403 19 en 6404 11 wordt als "sportschoeisel" uitsluitend aangemerkt:

a) schoeisel ontworpen voor sportbeoefening, voorzien van of uitgerust met voorzieningen voor het bevestigen van punten, spijkertjes, klemmen, dwarsreepjes en dergelijke;

b) schaatsschoenen, skischoenen, zogenaamde snowboardschoenen, worstelschoenen, boksschoenen en wielrenschoenen.".

De tekst van genoemde toelichting luidt, voorzover van belang:

"Als "dergelijk schoeisel als tennisschoenen, basketbalschoenen, gymnastiekschoenen en trainingsschoenen" van deze onderverdeling worden uitsluitend aangemerkt schoenen waarvan op grond van hun vorm, hun snit en hun aangezicht kan worden onderkend dat zij zijn ontworpen voor sportieve bezigheden, bijvoorbeeld zeilen, squash, tafeltennis, volleybal.

Al deze schoenen hebben een antislip buitenzool en een sluiting (bijvoorbeeld veters, klittenbandsluiting) die de stabiliteit van de voet in de schoen waarborgt.".

4. Het standpunt van belanghebbende

4.1. Uit de in de pleitnota en het beroepschrift genoemde eigenschappen en kwaliteiten van de onderhavige sportsandalen volgt dat deze zijn ontworpen voor sportieve bezigheden, met name voor watersporten; het schoeisel behoudt zijn functionaliteit bij extreme belastingen. Derhalve is sprake van "dergelijk schoeisel" als genoemd in tariefpost 6404 11 00.

4.2. De H sportsandaal is geen slipper. Door de riempjes wordt de sandaal zo stevig aan de voet vastgemaakt; daardoor - en door zijn overige eigenschappen - is de sandaal bij uitstek geschikt voor kanovaren op wild water.

4.3. Voor indeling in post 6404 11 00 is niet vereist dat het schoeisel voor één specifieke sport bestemd is; in deze post worden immers ook "trainingsschoenen" genoemd.

4.4. De sandalen worden ook als gewoon straatschoeisel gebruikt; er is sprake van een modeverschijnsel, net als bij sportschoenen van de merken Nike en Adidas.

5. Het standpunt van de inspecteur

5.1. Relevant voor de indeling is wat consumenten in de praktijk met de onderhavige sandalen doen, maar wat consumenten gewoonlijk met sandalen doen. Onderzocht moet worden of de sandalen gewoonlijk worden gebruikt voor een sportieve bezigheid of voor een andere bezigheid. Er is geen bepaalde sportieve bezigheid waarbij het gebruikelijk is sandalen als de onderhavige te dragen. Integendeel, de overgelegde brochures en een advertentie uit een tijdschrift voor windsurfers duiden erop dat de sandalen bedoeld zijn voor algemeen gebruik.

5.2. De kenmerken "hoge kwaliteit", "schokdempend materiaal", "snel drogen" en "bestand tegen zout water" komen zowel bij tennisschoenen enz. als bij ander schoeisel voor, en kunnen dus geen uitsluitsel geven bij de keuze tussen de litigieuze posten.

5.3. Schokdempend materiaal wordt ook toegepast bij schoeisel voor dagelijks gebruik. Trainingsschoenen kunnen niet 16 uur per dag worden gedragen, de onderhavige sandalen wel.

6. De rechtsoverwegingen

6.1. Uit de waarneming van het overgelegde monster van de onderhavige goederen en gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, is de Douanekamer van oordeel, dat de goederen niet op één lijn kunnen worden gesteld met "sportschoeisel" zoals dit nader is aangeduid in post 6404 11 00 van het GDT. Op grond van de vorm, de snit en het aangezicht van de sandalen kan niet worden onderkend dat deze zijn ontworpen voor sportieve bezigheden; veeleer is - overeenkomstig de maatschappelijke opvattingen omtrent dit type schoeisel - sprake van schoeisel, ontworpen voor algemeen "dagelijks" gebruik. Dat gebruik voor sportieve bezigheden, zoals kanovaren, op zichzelf beschouwd mogelijk is, kan aan deze oordelen niet afdoen.

6.2. Uit het vorenoverwogene volgt dat de goederen moeten worden ingedeeld onder post 6404 19 90 van het GDT; het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

7. De proceskosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

8. De beslissing

De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen in raadkamer op 1 oktober 2002 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. C.W.M. van Ballegooijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.J.S. Hesselink, griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

Beroep in cassatie

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld

bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit

gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u

een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoep kan de Hoge Raad verzocht worden

om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.