Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2002, AO2755, 99/90228
Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2002, AO2755, 99/90228
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 mei 2002
- Datum publicatie
- 30 januari 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2002:AO2755
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2006:AU9508
- Zaaknummer
- 99/90228
Inhoudsindicatie
Met inachtneming van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie en met toepassing van regel 1 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur moeten de onderwerpelijke goederen -ontworpen en bestemd om trailers (opleggers) te verplaatsen- naar het oordeel van de Douanekamer onder post 8701 worden ingedeeld, en wel in postonderverdeling 8701 20 10. De indeling van de onderhavige trekkers in postonderverdeling 8701 20 10 acht de Douanekamer zodanig duidelijk, dat zij geen aanleiding ziet een prejudiciële procedure in te leiden. De omstandigheid dat de douaneautoriteiten van Finland voor een soortgelijk goed - aan een ander dan belanghebbende - een van die postonderverdeling afwijkende BTI hebben afgegeven, brengt daarin geen verandering.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DOUANEKAMER
Uitspraak
In de zaak 99/90228
de dato 21 mei 2002
1. De procedure
1.1. Op 24 november 1999 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A B.V. te X, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict X (hierna: de inspecteur) van 14 oktober 1999, kenmerk …, betreffende het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 14 mei 1999 met nummer … ten bedrage van f 131.550,20.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris van de Tariefcommissie een griffierecht van f 450,-- geheven. Op 4 februari 2001 heeft de inspecteur een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn op 12 april 2002 van belanghebbende nadere stukken ingekomen, waarvan zij een afschrift heeft gezonden aan de inspecteur.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 23 april 2002, gehouden te Amsterdam. Aldaar zijn verschenen C en mr. D namens belanghebbende, alsmede mr. E en F namens de inspecteur. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd en voorgelezen. Voorts heeft belanghebbende - zonder bezwaar van de wederpartij - enige stukken (documentatiemateriaal) overgelegd. De inspecteur is in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
1.4. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. Ingevolge het bepaalde in artikel X van voormelde wet is de benoeming van de coördinerend ondervoorzitter en de leden van de Tariefcommissie van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot coördinerend vice-president van onderscheidenlijk raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 1 maart 1999 heeft belanghebbende een aangifte ten invoer gedaan voor acht stuks Magnum ET120 Terminal Tractors met vermelding van postonderverdeling 8709 11 90 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT). De verificatie van de aangifte is aangehouden en op 2 maart 1999 heeft een fysieke controle van de goederen plaatsgevonden. De verificatie is op 14 mei 1999 beëindigd. De uitslag van de controle luidde: niet conform. De goederen zijn ingedeeld onder postonderverdeling 8701 20 10 van het GDT en de inspecteur heeft vervolgens de in 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling aan belanghebbende verzonden ten bedrage van f 131.550,20, waarvan f 111.957,70 aan invoerrecht en f 19.592,50 aan omzetbelasting. Het tegen die uitnodiging door belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij de onderwerpgelijke uitspraak afgewezen.
2.2. Een Magnum ET120 Terminal Tractor is een vierwielig motorvoertuig dat is voorzien van een dieselmotor met een vermogen van 132kW bij 2500 toeren per minuut. Het voertuig is voorzien van een volautomatische transmissie met vier versnellingen vooruit en één achteruit, en van een gesloten cabine met een luchtgeveerde ophanging en een luchtgeveerde zetel voor de bestuurder. Het chassis is voorzien van een hefschotel. Deze schotel heeft een hefhoogte van 60 cm met een maximum draagvermogen van 32.000 kg en dient voor het aankoppelen van een trailer. In een door belanghebbende overgelegde brochure betreffende de "Magnum Terminal Trekker ET-120" wordt het volgende vermeld: "De Magnum ET-120 met achterwielaandrijving is specifiek ontworpen voor de behandeling van trailers in distributiecentra en grootwarenhuizen. Het extra lage chassis maakt het mogelijk ook de zogenaamde Mega of Jumbo trailers te behandelen. Met zijn korte draaicirkel (de beste op de markt) is zelfs de behandeling van trailers met de grootste overhang zeer eenvoudig."
2.3. De onderwerpelijke voertuigen kenmerken zich door de specifieke functie in die zin dat deze zijn ontworpen en bestemd om trailers efficiënt over korte afstanden te kunnen verplaatsen. Om het aan- en afkoppelen van deze trailers te vereenvoudigen is de hefschotel gemonteerd. De voertuigen zijn niet bestemd of ontworpen voor gebruik voor goederenvervoer.
3. Het geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag onder welke post van het GDT de ingevoerde terminal trekkers moeten worden ingedeeld.
3.2. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen moe-ten worden ingedeeld:
- primair in onderverdeling 8709 19 90 (transportwagens);
- subsidiair in onderverdeling 8705 10 00 (kraanauto's) respectievelijk 8705 90 10 (takelwagens) en 8705 90 90 (andere); en
- meer subsidiair in onderverdeling 8427 20 90 (transportwagentjes met hef- en hanteerinrichting).
3.3. De inspecteur heeft daartegenover aangevoerd dat onderverdeling 8701 20 10 van toepassing is.
3.4. Voormelde, door het Hof bij de beoordeling in aanmerking genomen posten van het GDT luiden als volgt:
"Hoofdstuk 87 Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan
Post 8701 Tractors (trekkers), andere dan die bedoeld bij post 8709:
(…)
8701 20 - trekkers (wegtractors) voor opleggers:
8701 20 10 -- nieuwe:".
Aantekening 2 bij Hoofdstuk 87 luidt, voorzover hier van belang, als volgt: "Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "tractors (trekkers)" aangemerkt, motorvoertuigen speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, ook indien zij voorzien zijn van een bergplaats of laadplaats van bijkomstige betekenis voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enz., mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor."
De toelichting op het Geharmoniseerd Systeem (GS) bij post 8701 luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "Voor de toepassing van deze post worden als tractors (trekkers) aangemerkt de voertuigen op wielen of rupsbanden, die speciaal zijn gemaakt om hoofdzakelijk te dienen voor het trekken of voortduwen van andere werktuigen, voertuigen of lasten. Zij mogen evenwel voorzien zijn van een laadbord of andere dergelijke inrichting van bijkomstige betekenis, voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enzovoort, mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor. Bovendien mogen zij bijkomstig voorzien zijn van een inrichting voor het aankoppelen van arbeidswerktuigen. (…).
Met uitzondering van trekkers voor perronwagentjes en dergelijke motorvoertuigen, bedoeld bij post 87.09 omvat post 87.01 tractors van alle soorten en voor elk gebruik ( bijvoorbeeld landbouwtractors, bosbouwtractors, wegtractors, tractors voor openbare werken, tractors met windas of lier, enzovoort), ongeacht de aard van de krachtmachine waardoor ze worden voortbewogen ( bijvoorbeeld explosiemotor, verbrandingsmotor, elektrische motor).(…).
De onder post 87.01 in te delen voertuigen hebben geen carrosserie. Ze mogen echter wel voorzien zijn van een cabine en van zitplaatsen voor het bedienend personeel. Zij mogen voorts voorzien zijn van een bak voor het opbergen van gereedschap, een inrichting voor het op- en neerlaten van werktuigen, een koppeling voor het bevestigen van een aanhangwagen of een oplegger, dan wel van een aftakas om de motorkracht van de tractor op andere machines (dorsmachines, cirkelzagen, enzovoort) over te brengen.".
Post 8705 "Automobielen voor bijzondere doeleinden (bij voorbeeld takelwagens, kraanauto's, brandweerauto's, automobielen met menginstallatie voor beton, veegauto's, sproeiauto's, werkplaatsauto's, röntgenauto's), andere dan die hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van personen of van goederen:
8705 10 10 - kraanauto's
(…)
8705 90 10 -- takelwagens
(…)
8705 90 90 -- andere".
De GS-toelichting bij post 8705 luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "Deze post omvat een groep automobielen, speciaal ontworpen of aangepast en uitgerust met diverse werktuigen, toestellen of apparaten voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden. Het betreft hier derhalve voertuigen die in hoofdzaak bestemd zijn voor andere doeleinden dan vervoer van personen of van goederen. Van bedoelde groep automobielen kunnen worden genoemd:
1. takelwagens, die bestaan uit een chassis van een lastwagen (al dan niet met laadvloer), waarop een takelinrichting, bestaande uit niet-draaiende kranen, hijsblokken, lieren, is aangebracht, bestemd om voertuigen met pech op te heffen en te slepen;
(…)
7. kraanauto's, niet bestemd voor het goederenvervoer, bestaande uit een autochassis met cabine waarop een draaibare kraan blijvend gemonteerd is. De automobielen van post 87.04 met eigen laadinrichting zijn evenwel uitgezonderd:"
Post 8709 "Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem, van de soort gebruikt in fabrieken, in opslagplaatsen, op haventerreinen of op vliegvelden, voor het vervoer van goederen over korte afstanden; trekkers van de soort gebruikt voor het trekken van perronwagentjes; delen daarvan:
- transportwagens en trekkers:
8709 19 -- andere
(…)
8709 19 90 --- andere".
De GS-toelichting bij post 8709 luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"Deze post omvat transportwagens van de soorten die gebruikt worden in fabrieken, opslagplaatsen, op haventerreinen of vliegvelden, voor het vervoer over korte afstanden van verschillende lasten ( goederen of containers), alsmede trekkers voor kleine aanhangwagens in spoor en tramwegstations.
Deze transportwagens zijn van zeer uiteenlopende types en afmetingen. Zij kunnen worden aangedreven door een op een accu aan te sluiten elektromotor, een vonkontstekings- of zelfontstekingsmotor, enzovoort. De belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken van de bij deze post bedoelde voortuigen, waardoor zij zich onderscheiden van de posten 87.01, 87.03 en 87.04, kunnen als volgt worden samengevat:
1. zij kunnen, in verband met hun constructie en met de inrichtingen waarmee zij gewoonlijk zijn uitgerust, niet worden gebruikt voor het personenvervoer en evenmin voor het goederenvervoer op de openbare weg;
2. hun maximumsnelheid in geladen toestand bedraagt in het algemeen niet meer dan 30 tot 35km/u;
3. de draaicirkel is ongeveer gelijk aan de lengte van het voertuig.
De bij post 87.09 bedoelde transportwagens hebben gewoonlijk geen gesloten bestuurderscabine. Soms is er voor de bestuurder slechts een klein platform om staande te sturen. Boven de voor de bestuurder bestemde plaats is soms een beschermende armatuur of een kooi van metaal aangebracht.
Voertuigen van het bij deze post bedoelde type, die door een voetganger worden bestuurd, behoren ook tot deze post. De transportwagens met eigen beweegkracht zijn voorzien van een draagplatform of een laadbak, waarop of waarin de goederen worden geladen. Deze groep omvat ook de tankwagentjes, ook indien uitgerust met pompen, van de soort die bijvoorbeeld in stations wordt gebruikt. De trekkers van de soort gebruikt in stations zijn hoofdzakelijk bestemd om andere wagens, onder meer perronwagentjes, te trekken of te duwen. Zij vervoeren zelf geen goederen en zijn over het algemeen lichter en minder krachtig dan de tractors bedoeld bij post 87.01. Trekkers van deze soort worden ook gebruikt in havens, opslagplaatsen, enzovoort. (…).
Van deze post zijn uitgezonderd:
a. portaalwagens en kraantrucks (post 84.26);
b. vorkheftrucks en andere transporttoestellen voor het heffen, voorzien van een takelinrichting (post 84.27);
c. dumpers (post 87.04).".
Post 8427 "Vorkheftrucs; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting:
(…)
8427 20 -andere transportwagens met eigen beweegkracht:
(…)
8427 20 90 -- andere".
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst de Douanekamer naar hetgeen door hen is aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's. Belanghebbende heeft voorts ter zitting nog aangevoerd dat zij met de overlegging van de sub 1.2. bedoelde stukken niet heeft beoogd een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt wel dat deze stukken de voorgestane indeling onder post 8709 ondersteunen. De inspecteur heeft ter zitting nog gesteld dat het voertuig waarvoor de Finse douaneautoriteiten een bindende tariefinlichting (BTI) hebben afgeven, een soortgelijk voertuig betreft.
5. De rechtsoverwegingen
5.1. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
5.2. Het is eveneens vaste rechtspraak dat bij de uitlegging van het GDT zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken hiervan als de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd.
5.3. Naar uit de in 2.2 en 2.3 vermelde feiten volgt, zijn de onderwerpelijke goederen ontworpen en bestemd om trailers (opleggers) te verplaatsen. Met inachtneming van voormelde vaste rechtspraak van het Hof van Justitie en met toepassing van regel 1 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur moeten de goederen naar het oordeel van de Douanekamer onder post 8701 worden ingedeeld, en wel in postonderverdeling 8701 20 10. Nu de onderwerpelijke goederen niet zijn ontworpen en bestemd voor het zelf vervoeren van goederen en zij voorts niet geschikt zijn voor het trekken van perronwagentjes, is indeling onder post 8709 niet mogelijk. De hefschotel heeft uitsluitend tot doel om het aan- en afkoppelen van de trailers te vergemakkelijken en kan om die reden niet worden aangemerkt als een werktuig, toestel of apparaat behorende bij de automobielen voor bijzondere doeleinden van post 8705, zodat indeling onder die post niet in aanmerking komt. Nu de goederen niet zijn uitgerust voor het transport van lasten en evenmin zijn voorzien van een hef- of hanteerinrichting als bedoeld bij post 8427, komt indeling in die post eveneens niet in aanmerking.
5.4. De indeling van de onderhavige trekkers in postonderverdeling 8701 20 10 acht de Douanekamer zodanig duidelijk, dat zij geen aanleiding ziet een prejudiciële procedure in te leiden, zoals door belanghebbende subsidiair wordt voorgestaan. De omstandigheid dat de douaneautoriteiten van Finland voor een soortgelijk goed - aan een ander dan belanghebbende - een van die postonderverdeling afwijkende BTI hebben afgegeven, brengt daarin geen verandering. Hetzelfde geldt voor de door belanghebbende overgelegde aangifte ten invoer waarbij een goed als het onderwerpelijke is aangegeven onder postonderverdeling 8709 19 90 en deze aangifte door de douaneambtenaren van de douanepost H is gevolgd, reeds omdat deze aangifte uitsluitend aan de hand van bescheiden is gecontroleerd.
5.3. Uit het vorenstaande volgt dat moet worden beslist als volgt.
6. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 21 mei 2002 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.