Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-09-2004, AR2392, 03/00997

Gerechtshof Amsterdam, 07-09-2004, AR2392, 03/00997

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 september 2004
Datum publicatie
22 september 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2392
Formele relaties
Zaaknummer
03/00997
Relevante informatie
Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 24, Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 36l

Inhoudsindicatie

Teruggaaf van regulerende energiebelasting. Het Hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat tot de instellingen als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag niet zijn te rekenen instellingen die een gebouw exploiteren ten dienste van maatschappelijke, sociale of culturele activiteiten. Beroep gegrond en belanghebbende komt in aanmerking voor teruggaaf.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van Stichting X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Belanghebbende heeft op 12 februari 2003 een beroepschrift ingediend, aangevuld met een schrijven van 17 maart 2003. Het beroep is gericht tegen een uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 7 januari 2003, betreffende een verzoek om teruggaaf van regulerende energiebelasting voor het tijdvak 1 september 2001 tot en met 19 september 2002. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot teruggaaf van regulerende energiebelasting tot een bedrag van € 845.

In het verweerschrift concludeert de inspecteur dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.

Ter griffie is op 30 oktober 2003 een pleitnota met dagtekening 21 oktober 2003 van belanghebbende ingekomen. Op 31 oktober 2003 heeft de griffier de inspecteur een kopie van de pleitnota gezonden. Ter griffie is op 10 maart 2004 een brief met dagtekening 9 maart 2004 van belanghebbende ingekomen. Op 11 maart 2004 heeft de griffier de inspecteur een kopie van die brief gezonden. Het Hof rekent de stukken van 21 oktober 2003 en van 9 maart 2004 tot de gedingstukken.

Ter zitting van 18 maart 2004 zijn verschenen, namens belanghebbende, (...), tot bijstand vergezeld van (...) en, namens de inspecteur, (...), tot bijstand vergezeld van (...).

Het Hof heeft mondeling uitspraak gedaan op 1 april 2004. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak is op 8 april 2004 aan partijen verzonden. Ter griffie is op 14 april 2004 van de inspecteur het verzoek ontvangen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. Het ter zake verschuldigde griffierecht (€ 204,50) is tijdig voldaan.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Artikel 2 van de Statuten van belanghebbende luidt als volgt:

“De stichting stelt zich ten doel de oprichting, het beheer en de exploitatie van een gebouw dat voorziet in de behoefte aan geschikte ruimten voor aktiviteiten en dienstverlening op maatschappelijk, cultureel en recreatief terrein en op het terrein van de volksgezondheid, ten dienst van de Z-se samenleving.”

2.2. Bijlage 6 bij de brief van 17 maart 2003 van belanghebbende, de motivering van het beroepschrift, luidt als volgt:

“Overzicht gebruik andere zalen 2002-2003

Maandag 09.00 09.30 Apotheek kruisgebouw

13.30 16.30 Yoga bovenzaal

17.00 17.30 Apotheek kruisgebouw

19.00 21.00 Bibliotheek

19.00 23.00

20.00 23.00 Toneel toneelruimte,zonodig in vgr.

20.00 23.00 Biljarten Ontmoetingsruimte

Dinsdag 09.00 09.30 Apotheek kruisgebouw

13.30 16.30 Bejaardensoos bovenzaal

17.00 17.30 Apotheek kruisgebouw

19.00 21.00 accupunctuur spreekkamer

20.00 22.30 Schilderles bovenzaal (3x per maand)

Bond v. Plattelandsvr. bovenzaal (1x per maand)

20.00 23.00 Biljarten ontmoetingsruimte

Woensdag 09.00 09.30 Apotheek kruisgebouw

09.00 12.00 Dienstencentrum spreekkamer

12.00 16.00 Maatsch.werk spreekkamer

14.00 17.00 Bibliotheek

16.00 18.00 Spreekuur dr. D spreekkamer

17.00 17.30 Apotheek kruisgebouw

20.00 23.00 Bridge bovenzaal

20.00 23.00 Toneel toneelruimte,zonodig vgr.

Donderdag 09.00 12.00 Naailes Bovenzaal

09.00 10.00 Spreekuur burgemster spreekkamer

09.30 09.30 Apotheek kruisgebouw

12.00 17.00

17.00 17.30 Apotheek kruisgebouw

Vrijdag 09.00 09.30 Apotheek kruisgebouw

14.00 17.00 Bibliotheek

16.00 16.30

’s middags 17.00 18.00 Apotheek kruisgebouw

ruimten voor exclusief gebruik:

Tandartsruimte Hele week Tandarts A

Kruisgebouwged. Hele week St. Kruiswerk Vervalt

Kinderdagopvang hele week Stichting Kinderopvang

Dokterskamer hele week Dokter B. Dokter C”

3. Geschil

In geschil is of belanghebbende voor het tijdvak 1 september 2001 tot en met 19 september 2002 recht heeft op een teruggaaf van regulerende energiebelasting ad € 845.

4. Standpunten van partijen

De inspecteur heeft gesteld dat hoofdzakelijk sprake is van exploitatie van een gebouw en dat het beleid is dat een instelling of organisatie in zo’n geval niet is aan te merken als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956.

Voor de standpunten van belanghebbende en de overige standpunten van de inspecteur en de motivering van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding. Voor hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd, verwijst het Hof naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het Hof leidt uit de hiervoor onder 2.1 aangehaalde bepaling af dat belanghebbende zich statutair ten doel stelt om de uitoefening van maatschappelijke, culturele en recreatieve aard mogelijk te maken. Hiervan uitgaande acht het Hof de statutaire doelstelling van belanghebbende geen beletsel om haar te rekenen tot de instellingen als zijn bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet).

5.2. Wat betreft de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende overweegt het Hof het volgende. Hoewel belanghebbende ook lokaalruimte beschikbaar stelt aan anderen dan charitatieve, culturele, wetenschappelijk of het algemeen nut beogende instellingen, valt uit het “Overzicht gebruik andere zalen 2002-2003” (zie 2.2.) af te leiden dat de lokaalruimte in het Dorpscentrum Z hoofdzakelijk aan dergelijke instellingen ter beschikking wordt gesteld. Het Hof acht aannemelijk dat het zogenoemde “kruisgebouw”, zoals belanghebbende ter zitting heeft verklaard, niet meer dan een zesde gedeelte van de oppervlakte van het dorpscentrum beslaat. Het Hof acht de omstandigheid dat lokaalruimte in meer dan beperkte mate ter beschikking wordt gesteld aan instellingen die in meer dan beperkte mate werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs geen beletsel om belanghebbende aan te merken als een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet. In de parlementaire behandeling van deze regeling is het volgende opgemerkt:

“Instellingen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs worden hiervan uitgesloten, aangezien zij reeds op andere wijze (…) worden gecompenseerd. De sportsector is eveneens uitgesloten, omdat deze sector reeds wordt gecompenseerd via de toevoeging van f 30 mln aan de begroting van het ministerie van VWS. ” (Toelichting op de zesde nota van wijziging, Kamerstukken II 1999/2000, 26.820, nr. 27)”

Uit deze toelichting leidt het Hof af dat de uitsluiting van deze instellingen (artikel 8ja, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Uitvoeringsregeling)) is bedoeld te voorkomen dat de onderhavige teruggaafregeling toepassing vindt naast de vergelijkbare regeling voor instellingen die werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Niet gesteld of gebleken is dat een dergelijke samenloop zich in dit geval voordoet.

5.3. Het Hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat tot de instellingen als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet alleen zijn te rekenen instellingen die zich blijkens hun statuten ten doel stellen zelf activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard te verrichten en niet mede instellingen die een gebouw exploiteren ten dienste van zodanige activiteiten. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur er ten onrechte van uitgaat dat belanghebbende slechts voor teruggaaf van regulerende energiebelasting in aanmerking komt indien zij zou kunnen worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling als bedoel in artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956. Noch in de Wet noch in artikel 8ja van de Uitvoeringsregeling wordt immers dit vereiste gesteld. Waar de staatssecretaris van Financiën in de toelichting op laatstvermeld artikel stelt dat voor de bepaling of een instelling kwalificeert als een instelling van maatschappelijke, sociale of culturele aard in de praktijk kan worden aangesloten bij artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956, geeft hij blijk van een te beperkte uitleg op dit punt van artikel 36l, elfde lid, van de Wet. Hetzelfde geldt voor hetgeen de staatssecretaris dienaangaande heeft opgemerkt in zijn besluit van 27 juni 2001, nr. CPP2001/1459M (V-N 2001/39.28).

5.4. Op grond van het hiervoor overwogene is het Hof van oordeel dat belanghebbende moet worden gerekend tot de instellingen die zich blijkens hun statuten de uitoefening ten doel stellen van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard, als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet. Het gelijk is aan belanghebbende. Voor dat geval is niet in geschil dat belanghebbende met betrekking tot het tijdvak 1 september 2001 tot en met 19 september 2002 in aanmerking komt voor een teruggaaf van regulerende energiebelasting tot een bedrag van € 845.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, veroordeelt het Hof de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien gesteld noch gebleken is dat andere in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vermelde kosten zijn gemaakt dan de reiskosten voor het bijwonen van een zitting te Amsterdam door twee bestuursleden van belang-hebbende, zal het Hof de veroordeling tot die kosten beperken. Voor vergoeding komen in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde taxi, laagste klasse. Het Hof begroot die kosten op € 12,50.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vernietigt de beschikking van de inspecteur;

- verleent teruggaaf van regulerende energiebelasting tot een bedrag van € 845;

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 218 aan belanghebbende te vergoeden; en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 12,50 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.

De uitspraak is vastgesteld op 7 september 2004 door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier, ter vervanging van de voornoemde mondelinge uitspraak.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.