Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-09-2005, AU3160, 04/03100

Gerechtshof Amsterdam, 16-09-2005, AU3160, 04/03100

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 september 2005
Datum publicatie
28 september 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3160
Formele relaties
Zaaknummer
04/03100
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 222

Inhoudsindicatie

Voortzetting zaak BNB 2004/340; baatbelasting binnenstad Leeuwarden. Slechts klein deel werkzaamheden is als verbetering aan te merken. Pand belanghebbende is door die bescheiden voorzieningen in verwaarloosbare mate gebaat: aanslag vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van de besloten vennootschap X-1 B.V. te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraak van de teamleider belastingen van de gemeente Leeuwarden, verweerder.

1. Loop van het geding

Aan belanghebbende is door de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak a-straat 1 te Q een aanslag in de baatbelasting herinrichting binnenstad Leeuwarden fase 1A: Nieuwestad Noord- en Zuidzijde, Oude Doelesteeg en Wirdumerdijk van de gemeente Leeuwarden opgelegd ten bedrage van ? 5.546,05 (€ 2.516,68).

Na bezwaar heeft verweerder bij uitspraak van 16 maart 2001 de aanslag gehandhaafd. Van deze uitspraak is belanghebbende in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat bij uitspraak van 22 november 2002 het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard.

Tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld.

Bij arrest van 9 juli 2004 heeft de Hoge Raad de uitspraak vernietigd met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld desgewenst schriftelijk te reageren op het arrest. Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 13 september 2004. Van de zijde van verweerder is gereageerd bij brief van 18 januari 2005.

Ter zitting van 17 december 2004 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen. Na telefonische informatie heeft verweerder verzocht de behandeling aan te houden. Daarop heeft de voorzitter de behandeling geschorst tot een nader te bepalen datum.

Ter zitting van 25 februari 2005 zijn de zaken met kenmerk 04/03100 en 04/03101 met toestemming van partijen gezamenlijk behandeld. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het aangehechte proces-verbaal.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In verband met de voorgenomen herinrichting van een gedeelte van de binnenstad van Leeuwarden heeft de raad van de gemeente Leeuwarden in de openbare vergadering van 15 maart 1999 vastgesteld het aangevuld bekostigingsbesluit herinrichting binnenstad eerste fase: Nieuwestad Noord- en Zuidzijde, Oude Doelesteeg en Wirdumerdijk. In het bekostigingsbesluit is onder meer bepaald dat de gemeente Leeuwarden de ten laste van de gemeente blijvende kosten van de door of in opdracht van het gemeentebestuur tot stand te brengen voorzieningen in het betreffende gebied voor maximaal ? 935.000,- via de heffing van een baatbelasting of het aangaan van exploitatieovereenkomsten om kan slaan over genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door deze voorzieningen gebate onroerende zaken.

2.2.1. In artikel 2 van de op 15 mei 2000 door de raad vastgestelde Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting in verband met de herinrichting van de binnenstad fase 1A is bepaald dat baatbelasting wordt geheven van de onroerende zaken - gelegen binnen een gebied op de bij de Verordening behorende kaart aangegeven - die op 1 mei 2000 zijn gebaat door de, in het tweede lid genoemde, voorzieningen. In dit tweede lid is aangegeven dat de bedoelde voorzieningen omvatten het verfraaien van de bestrating en het aanbrengen en verfraaien van straatmeubilair. Bij besluit van diezelfde datum heeft de raad de onroerende zaken aangewezen die volgens hem zijn gebaat en tevens is besloten in welke mate de aan de voorzieningen verbonden kosten zullen worden verhaald.

2.2.2. Blijkens de toelichting bij het raadsvoorstel worden onroerende zaken met een woonbestemming of een religieuze bestemming uitgezonderd van het kostenverhaal omdat deze niet of nauwelijks profiteren van de getroffen voorzieningen.

2.3.1. De herinrichtingswerkzaamheden die in het kader van fase 1A zijn uitgevoerd zijn het aanbrengen van sierbestrating, waaronder natuurstenen stoepranden, en het plaatsen van roestvrijstalen fietsenrekken en eveneens roestvrijstalen grote prullenbakken.

2.3.2. De te verhalen kosten zijn blijkens bijlage 2 bij het raadsvoorstel van 4 mei 2000 (bijlage 19 bij het verweerschrift) als volgt berekend:

Totale kosten

sierbestrating fl. 1.200.947

verlichting 142.195

groenvoorzieningen 38.351

straatmeubilair 180.058

totale kosten fl. 1.561.551

Niet verhaald/verhaalbaar

Onderhoud bestrating fl. 809.685

Onderhoud verlichting 142.195

Onderhoud groenvoorzieningen 38.351

Onderhoud straatmeubilair 68.503

totaal niet te verhalen kosten fl. 1.058.734

Totaal te verhalen kosten fl. 502.817

af: subsidie 167.606

Te verhalen kosten genothebbenden fl. 335.211

(naar beneden afgerond op fl. 335.208).

2.3.3. In bijlage 2 bij het raadsvoorstel is voorts opgenomen een ‘Gespecificeerd overzicht baatopleverende elementen per straat'. Volgens die overzichten bedragen de ‘door te berekenen kosten aan zakelijk gerechtigden’ respectievelijk fl. 150.715 (Nieuwestad Zuidzijde), fl. 92.425 (Nieuwestad Noordzijde), fl. 75.374 (Wirdumerdijk) en fl. 16.697 (Oude Doelesteeg), totaal fl. 335.211.

2.3.4. Inzake de kosten van straatmeubilair is in de onder 2.3.3. vermelde specificaties opgenomen:

- Nieuwestad Zuidzijde:

10 prullenbakken à fl. 2.317,28; prijs normale uitvoering fl. 788,19; meerkosten luxe uitvoering fl. 1.529,09; totaal meerkosten luxe uitvoering fl. 15.291;

98 fietsenstaanders à fl. 787,04; prijs normale uitvoering fl. 207,98; meerkosten luxe uitvoering fl. 579,06; totaal meerkosten luxe uitvoering fl. 56.748.

- Wirdumerdijk:

3 prullenbakken à fl. 2.317,28, idem meerkosten luxe uitvoering fl. 4.587;

30 fietsenstaanders à fl. 787,04; idem meerkosten luxe uitvoering fl. 17.372.

2.3.5. Blijkens de onder 2.3.3. vermelde specificaties zijn de kosten van het aanbrengen van boordstenen (natuurstenen stoepranden) volledig als ‘meerkosten luxe uitvoering’ aangemerkt en is daarop geen ‘prijs normale uitvoering’ in mindering gebracht.

2.3.6. Voorts is rekening gehouden met kosten van ontwerp / voorbereiding / toezicht / directievoering / projectleiding (toeslag 15%) en met renteverlies tijdens de uitvoering, voorzover aan de ‘meerkosten luxe uitvoering’ toegerekend. Op de uitkomst is een subsidie (1/3 deel van de kosten) in mindering gebracht.

3. Geschil na verwijzing

Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de vraag of er als gevolg van de hiervoor genoemde herinrichtingswerkzaamheden sprake is van als voorziening in de zin van artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet (hierna: de Wet) aan te merken verbetering. Indien en voor zover van een zodanige verbetering sprake is, is voorts in geschil of woningen terecht buiten de heffing van baatbelasting zijn gelaten, of terecht verschillende tarieven zijn gehanteerd bij het opleggen van de heffing en ten slotte of bij de berekening van de kosten terecht een rentepercentage van 6,5 is gehanteerd.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan verwijst het Hof naar de gedingstukken, waartoe behoort het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 25 februari 2005.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Gelet op de verwijzingsopdracht zal het Hof eerst onderzoeken of – en ja: in hoeverre – door de in fase 1A uitgevoerde werkzaamheden het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de toestand waarin dit zich bij de oorspronkelijke inrichting of de laatste herinrichting bevond, wezenlijk is veranderd, waardoor het naar inrichting, aard of omvang een wijziging heeft ondergaan.

In dat verband is niet in geschil dat in dit gebied voorafgaand aan de herinrichtingswerkzaamheden reeds fietsenstaanders en prullenbakken aanwezig waren en dat het trottoir en het weggedeelte, als vanzelfsprekend, waren voorzien van bestrating. Het Hof is daarom van oordeel dat door de verrichte werkzaamheden niet een wezenlijke verandering in de vorenbedoelde zin tot stand is gebracht.

Mitsdien is er geen grond om alle aan de werkzaamheden verbonden kosten als kosten van verbetering aan te merken.

5.2. Het onder 5.1. vermelde oordeel heeft tot gevolg dat het Hof vervolgens moet onderzoeken in hoeverre bij de herinrichtingswerkzaamheden sprake is van (groot) onderhoud – en derhalve niet van een voorziening in de zin van artikel 222, lid 1, van de Wet – en in hoeverre sprake is van verbetering, waarvan de kosten door middel van de heffing van baatbelasting kunnen worden verhaald.

5.3.1. Bij de opstelling van de te verhalen kosten heeft de gemeente zelf reeds een onderscheid gemaakt in kosten die zij al dan niet als onderhoudskosten aanmerkt; zie onder 2.3.2. hierboven. Daarbij zijn de kosten van verlichting en groenvoorzieningen volledig als kosten van onderhoud aangemerkt. Het Hof heeft geen reden dienaangaande anders te oordelen. Dienaangaande is derhalve geen sprake van voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Wet.

5.3.2. Tot de via een baatbelasting te verhalen kosten zijn gerekend de kosten van (98 + 30 =) 128 roestvrij stalen fietsenstaanders, waarop de kosten van fietsenstaanders in een normale uitvoering als kosten van ‘onderhoud straatmeubilair’ in aftrek zijn gebracht. Naar namens belanghebbende ter zitting onweersproken is verklaard zijn deze fietsenstaanders bij het vervolg van de werkzaamheden in fase 1B uit de winkelstraat naar elders verplaatst, buiten het gebied dat in fase 1A als gebaat is aangemerkt.

Nu de fietsenstaanders kort nadien weer zijn verplaatst, is het Hof met belanghebbende van oordeel dat ten aanzien van de kosten van die fietsenstaanders niet kan worden gesproken van voorzieningen die tot een verbetering hebben geleid, laat staan dat de onroerende zaak van belanghebbende door het aanbrengen van die fietsenstaanders was gebaat.

5.3.3. Tot de via een baatbelasting te verhalen kosten heeft de gemeente voorts gerekend de kosten van in totaal 13 prullenbakken, waarop de kosten van prullenbakken in een normale uitvoering als kosten van ‘onderhoud straatmeubilair’ in mindering zijn gebracht. Deze 13 prullenbakken dienden ter vervanging van een groter aantal prullenbakken van eenvoudiger makelij die voorheen in het onderwerpelijke gebied waren aangebracht.

Het Hof aanvaardt dat terzake van de ‘meerkosten luxe uitvoering’ van de nieuwe luxe prullenbakken in enige mate sprake is van kosten van verbetering en daarmee van voorzieningen die zich in beginsel lenen voor verhaal via een baatbelasting. Het totaal van deze meerkosten bedraagt (fl. 15.291 + fl. 4.587 =) fl. 19.878, vermeerderd met 15% indirecte kosten (kosten gemeentelijk apparaat) en enig renteverlies (waarvan het percentage overigens in geschil is) en verminderd met 1/3 wegens ontvangen subsidies. Het totaal laat zich becijferen op rond fl. 15.240 plus renteverlies.

5.3.4. Inzake de kosten van sierbestrating ad fl. 1.200.947 is door de gemeente een gedeelte ad fl. 809.685 als onderhoud aangemerkt. Het verschil ad fl. 391.262 is blijkens de bijgevoegde specificaties terug te voeren op het aanbrengen van boordstenen met bijkomende werkzaamheden. Deze natuurstenen stoepranden dienen ter vervanging van de oorspronkelijke betonnen stoepranden.

De gemeente heeft de kosten van natuurstenen stoepranden volledig tot de verhalen kosten gerekend en heeft daarop geen kosten van normale uitvoering in mindering gebracht. Hoewel in de vervanging van betonnen stoepranden door natuurstenen stoepranden enige verbetering kan worden onderkend, daarvan is dan toch slechts sprake voorzover de kosten daarvan de kosten van vervanging van de oorspronkelijke betonnen stoepranden overtreft. De gemeente heeft deze als onderhoud aan te merken kosten niet op de te verhalen kosten in aftrek gebracht.

Niettemin kan worden aangenomen dat een behoorlijk gedeelte van de kosten van de natuurstenen stoepranden als kosten van verbetering in beginsel tot de voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Wet kunnen worden gerekend.

De overige kosten van sierbestrating heeft de gemeente als ‘onderhoud bestrating’ aangemerkt. Het Hof heeft geen reden dienaangaande anders te oordelen. Die onderhoudskosten kunnen derhalve niet worden gerekend tot de voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Wet.

5.3.5. Andere werkzaamheden die als een voorziening in de zin van artikel 222, lid 1, van de Wet zijn aan te merken, zijn door verweerder niet gesteld.

5.4. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de onroerende zaak van belanghebbende is gebaat door de als voorzieningen in meervermelde zin aan te merken werkzaamheden. Zoals hiervoor uiteengezet komen als zodanige voorzieningen slechts in aanmerking de verbetering die is gelegen in de vervanging van betonnen stoepranden door natuurstenen stoepranden en de vervanging van een groter aantal ‘normale’ prullenbakken door 13 luxe prullenmanden.

Naar het oordeel van het Hof is de onroerende zaak van belanghebbende door deze bescheiden voorzieningen slechts in een verwaarloosbare mate in een voordeliger positie gekomen.

Dat brengt mede dat heffing van baatbelasting te dier zake niet geoorloofd is.

5.5. Gelet op voormeld oordeel wordt de opgelegde aanslag baatbelasting vernietigd en behoeven de overige stellingen geen bespreking meer.

6. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht. Daarbij worden de zaken met kenmerk 04/03100 en 04/03101 als samenhangende zaken beschouwd. Het Hof bepaalt de aan belanghebbende toekomende vergoeding op de helft van € 1.207,50 (2,5 punten voor proceshandelingen x factor gewicht 1,5 x € 322) = € 603,75.

Voorts is aanleiding verweerder te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten ten behoeve van de procedure bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De in dat kader voor vergoeding in aanmerking komende kosten stelt het Hof op het bedrag dat ook in de samenhangende zaak als vergoeding is toegekend en door de Hoge Raad in stand is gelaten.

Tevens wordt het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 204,20 aan haar vergoed.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van verweerder en vernietigt de bestreden aanslag;

- veroordeelt verweerder in de door belanghebbende gemaakte proceskosten ten bedrage van € 603,75 + € 1.610 = € 2.213,75 en wijst de gemeente Leeuwarden aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;

- gelast de gemeente Leeuwarden het betaalde griffierecht ad € 204,20 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 16 september 2005 door mrs. O.B. Onnes, C. Schaap en L.F. Roseval, in tegen-woor-digheid van mr. M.H.A. Brands als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter open-bare zitting uitge-sproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.