Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2005, AU7518, 02/07118
Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2005, AU7518, 02/07118
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 november 2005
- Datum publicatie
- 6 december 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7518
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BJ5159, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 02/07118
Inhoudsindicatie
Belanghebbbende handelt in schoenen van het merk X. Tussen partijen is in geschil of de inspecteur bij het vaststellen van de douanewaarde van de ingevoerde goederen terecht de werkelijk door belanghebbende betaalde prijs op de voet van art. 32, eerste lid, aanhef en onder c van het CDW heeft verhoogd met royalties die belanghebbende aan zijn moedermaatschappij heeft betaald.
De Douanekamer komt tot de volgende conclusie :
In aanmerking genomen dat o.a. de productietechnologie niet wordt bepaald door de licentiegever, iedere verwijzing naar de know-how van de licentiegever in de oorspronkelijke overeenkomst is uitgesloten, de licentiegever geen rechtstreekse of onrechtstreekse zeggenschap heeft over de verkoper op het gebied van productie, productiecentra en productiemethoden, dan wel over de logistiek en de verzending van de goederen door de verkoper, komt de Douanekamer tot het oordeel dat geen sprake is van een rechtstreekse dan wel zijdelingse controle van X Inc. over de verkopers van de goederen, als bedoeld in de artikelen 143, eerste lid, 157, tweede lid en 160 UCDW. Beroep gegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
In de zaak nr. 02/7118 DK
de dato 15 november 2005
De procedure
1.1.Op 28 november 2002 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam ( hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van A & B, adviseurs douane en internationale handel, ingediend namens de vennootschap X X Limited te Z, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de Belastingdienst/Douanedistrict Rotterdam, de inspecteur, van 21 oktober 2002 met kenmerk xxxx, betreffende het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar uitgereikte uitnodiging tot betaling van 5 juli 2002 met nummer xxxx ten bedrage van € 369.951,80 aan rechten bij invoer. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de griffier een griffierecht van € 218,-- geheven.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 1 april 2004.
Aldaar zijn verschenen C en D, werkzaam bij gemachtigde, vergezeld van E, werkzaam bij belanghebbende.
Namens de inspecteur is verschenen mr. F, vergezeld door G en mr. H.
De partijen hebben ieder ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
De Douanekamer rekent deze pleitnota’s tot de stukken van het geding.
1.4. De Douanekamer heeft het onderzoek ter zitting geschorst, het vooronderzoek heropend en heeft belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 1 juni 2004 heeft belanghebbende schriftelijk gereageerd op het verzoek. De inspecteur heeft bij brief van 25 juni 2004 een reactie op de door belanghebbende verstrekte informatie ingediend.
1.5. Bij brief van 2 juli 2004 heeft de inspecteur toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Belanghebbende heeft op 21 januari 2005 schriftelijk daartoe toestemming verleend.
De Douanekamer heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, en heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende houdt zich, voor zover hier van belang, bezig met de handel in schoenen van het merk X. In haar opdracht wordt regelmatig aangifte voor het vrije verkeer gedaan van schoenen, afkomstig uit het Verre Oosten. De ingevoerde goederen worden vervolgens in Nederland en andere lidstaten van de Gemeenschap afgezet.
2.2. De desbetreffende aangiften voor het vrije verkeer vermelden een douanewaarde, die telkens gebaseerd is op de facturen, die de leveranciers in het Verre Oosten aan (de beperkt fiscaal vertegenwoordiger van) belanghebbende hebben gericht. De bij de aangiften overgelegde facturen betreffen de door belanghebbende werkelijk betaalde prijs voor de goederen.
2.3. Belanghebbende is een 100% dochtermaatschappij van X Inc., gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. X Inc. heeft met belanghebbende op 3 juni 1996 een “trademark license agreement” (hierna: de licensieovereenkomst) gesloten op grond waarvan het belanghebbende, tegen betaling van royalty’s, is toegestaan de naam X te gebruiken. In de licensieovereenkomst, die op 1 juli 1996 is aangepast, is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
“1. GRANT OF LICENSE.
1.1 Grant of License. Subject to the terms and conditions of this Agreement, Licensor (Douanekamer: X Inc.) hereby grants to Licensee (Douanekamer: belanghebbende), for the Term (as defined in Section 2.1 below), a limited and non-exclusive license to use the X Trademarks and Know-How only in the Territory and only on and in connection with the manufacture, sourcing, marketing, advertising, promotion, distribution, and sale of the Licensed Products. Licensee shall not use the X Trademarks except as expressly stated in this Agreement. All rights in and to the X Trademarks and Know-How not specifically granted to Licensee by this Agreement are reserved to Licensor for Licensor's own use and benefit including, specifically, the right to manufacture, market, advertise, promote, distribute and sell the Licensed Products in any country or territory in the Territory. The license granted hereunder is subject and subordinate to any prior licenses for Licensed Products granted by Licensor prior to the date of this Agreement.
1.2. “Licensee shall have no rights to license or sublicense any of the X Trademarks (…) however, Licensee shall have the right to enter into agreements to distribute Licensed Products in various countries (…) provided X shall have the sole and absolute right to approve any such distributor.
(...)
3.QUALITY CONTROL.
3.1. Ouality Control of the Licensed Products. The quality of the Licensed Products under this Agreement shall be of a high standard consistent with the prestige and reputation which the X Trademarks and Know-How have developed heretofore in the Territory, and shall otherwise conform to the specifications and quality standards of Licensor. All of the Licensed Products shall be sourced, manufactured, labeled, distributed, marketed, advertised, promoted, and sold in accordance with all applicable national, state, provincial, and local laws and regulations, and shall not infringe patents, industrial design rights, copyrights, or other intellectual property rights of others. Before engaging in any sourcing or manufacture of the Licensed Products, Licensee shall submit to Licensor, for Licensor's prior written approval, all designs and specifications for such Licensed Products and two (2) samples of each of the Licensed Products to be marketed by Licensee. Licensor agrees to approve or disapprove, in writing within thirty (30) days of submission, the Licensed Products. Such approval shall not be unreasonably withheld. Failure to approve, within thirty (30) days of first submission of the Licensed Products submitted by Licensee, shall not constitute approval.
Samples submitted by Licensee for this purpose may be retained by Licensor. Licensor shall also have the right, upon reasonable advance notice to Licensee, to inspect the sourcing and manufacturing process for each of the Licensed Products produced under this Agreement, at whatever place or places they may be manufactured. (…)
3.2. (…)
3.3. Approvals. All approvals required pursuant to this Agreement must be in writing to be effective. Unless and until an approval has been made in writing by Licensor, Licensee shall not release, publish, market, distribute, or sell, as the case may be, any item bearing X Trademarks. Licensor's approval of Licensed Product samples, artwork, or advertising, promotional, or marketing materials, shall not be construed to mean that Licensor has determined that such items conform to the laws or regulations of any jurisdiction or that the Licensed Product samples are safe or fit for their intended purpose. Licensor may revoke, in its sole discretion, its approval of a Licensed Product at any time if the Licensed Product subsequently proves to be ineffective for its intended purpose, or is unsafe, or is deficient in quality. If any Licensed Product approval is so revoked, Licensee shall immediately cease and desist from all manufacturing, sale or distribution thereof. After Licensor has approved any item or use for which approval is required under this Agreement, Licensee shall not make any change in the approved item without again obtaining Licensor's prior written approval.
(...)
5. ROYALTIES AND ACCOUNTING.
5.1. Royalties. As consideration for the license granted hereunder, Licensee shall pay to Licensor a royalty equal to six percent (6%) of all "Sales" (as such term is defined herein) of Licensed Products by Licensee; provided however, no royalties shall be due and owing by Licensee on Sales of Licensed Products to Licensor. Royalties shall accrue when the Licensed Products are sold, distributed, shipped, billed and/or paid for, whichever occurs first. Licensee shall provide Licensor, on a quarterly basis for each Contract Year of the Term, commencing with the quarter ending August 25, 1996, a detailed written accounting, in the form of Schedule A attached hereto, of Licensed Products sold during such quarter, together with the amount of royalties due for such quarter to Licensor hereunder.”.
2.4. In de wijzigingsovereenkomst van 1 juli 1996 wordt iedere verwijzing naar (de terbeschikkingstelling van) know-how uit de overeenkomst verwijderd.
2.5. Tot de stukken van het geding behoort de volgende, door belanghebbende bij brief van 1 juni 2004 overgelegde verklaring van de senior Vice President and legal counsel van X Inc.
“1. X Inc does not influence or control the factories, does not have personnel in the factories, or have any influence on how shoes are made.
2. X X Limited selects and controls all factories and disseminates the orders from local markets in each country to the factories contingent on factory space
availability, technical abilities, etc.
3. X footwear and apparel is not unique to X, Inc., and is no different from many other footwear and apparel companies.
4. Manufacturers/factories do not use any technology that is the property of X Inc.
5. X X Limited controls and inspects production, performs quality control, human rights and security evaluations for all country markets.
6. X Inc expertise is in branding, not in manufacturing and if X X Limited determines that finished products (footwear/apparel) do not meet X quality standard, under the X name and licence, X X Limited will make the decision and instruct the factory what to do with the product.”
2.6. In 2002 is door het Landelijk Waardeteam een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de bij de invoer van schoenen in opdracht van belanghebbende gehanteerde douanewaarde in de jaren 1999 tot en met 2001. De controlerende ambtenaren hebben zich blijkens het op 15 maart 2002 opgestelde rapport, nummer xxxx 99, bij dat onderzoek op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende aan X Inc. betaalde royalty’s ten onrechte niet in de douanewaarde zijn begrepen.
2.7. De Belastingdienst/Douane volgt de conclusies van het Landelijk Waardeteam.
Door middel van de sub 1 genoemde uitnodiging tot betaling zijn douanerechten nagevorderd over de door belanghebbende over de periode juli 1999 tot en met juni 2002 ingevoerde schoenen, zulks door de oorspronkelijk vastgestelde waarde bij invoer te verhogen met het bedrag van de door belanghebbende aan X Inc. betaalde royalty’s.
3. Het geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur bij het vaststellen van de douanewaarde van de in opdracht van belanghebbende ingevoerde goederen terecht de werkelijk door belanghebbende betaalde prijs op de voet van artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) heeft verhoogd met de royalties die belanghebbende aan X Inc. heeft betaald.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De royalty’s die door belanghebbende worden betaald aan X Inc. behoren niet tot de douanewaarde van de ingevoerde goederen. Niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 157, lid 2, juncto artikel 160 van de Uitvoeringsverordening CDW (hierna UCDW), gelezen in verbinding met artikel 143 UCDW. In casu wordt de royalty niet betaald door een met de verkoper verbonden persoon, maar aan een persoon verbonden met de koper.
X Inc. kan niet worden beschouwd als een met de verkoper van de goederen verbonden persoon.
4.2. De inspecteur kan zich niet beroepen op Conclusie 24 omdat deze een uitbreiding geeft aan het begrip verbondenheid die slechts aan de wetgever is voorbehouden.
Overigens wordt in het onderhavige geval niet voldaan aan de elementen onder b. en c. van de Conclusie, hoogstens aan element a, onderdeel 1.
4.3. Het ligt op de weg van de inspecteur te bewijzen dat er sprake is van verbondenheid. De inspecteur heeft niet aan deze bewijslast voldaan.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Er is verbondenheid tussen X Inc. en fabrikanten, zij het wellicht niet rechtstreeks. Op basis van conclusie 24 van het Comité Douanewetboek, afdeling douanewaarde, moet in dit geval worden geconcludeerd dat X Inc. indirect zeggenschap heeft over de fabrikanten dan wel het product en dat derhalve sprake is van verbondenheid in de zin van artikel 160 UCDW.
5.2. Wat betreft de in de conclusie omschreven elementen die betrekking hebben op de goederen kan gedacht worden aan geproduceerde goederen die specifiek zijn voor de licentieverlener wat ontwerp en handelsmerk betreft. Een ander element kan zijn dat de kenmerken van de goederen en de gebruikte productietechnologie door de licentieverlener worden bepaald.
Aan al deze voorwaarden wordt door X Inc. voldaan. Dit geldt speciaal voor de voor de skatesport vervaardigde schoenen en de modellenseries “trekking” en “bike”, die als specifiek voor de licentieverlener kunnen worden beschouwd. De royalty’s hebben betrekking op de goederen waarvan de waarde wordt bepaald.
5.3. Wat betreft de in de conclusie omschreven elementen die betrekking hebben op de fabrikant, gaat het er bijvoorbeeld om of de licentieverlener de producent selecteert en of er een rechtstreeks productiecontract tussen licentieverlener en verkoper is. Ook aan dit criterium wordt in onderhavige situatie voldaan.
Alvorens de productie gestart wordt worden er monsters geproduceerd die worden beoordeeld door een werkneemster van X Inc. Als deze monsters zijn goedgekeurd worden er op basis van vooraf toegezonden handelsmonsters bij de schoenketens bestellingen geplaatst. Voordat met de productie kan worden begonnen moet X X toestemming hebben van X Inc.
X Inc. heeft ook de mogelijkheid om de productiecentra te inspecteren.
Zodra X Inc. haar goedkeuring intrekt dient X X onmiddellijk te stoppen met produceren. Er is geen rechtstreeks contract tussen licentiegever en verkoper.
5.4. Wat betreft de elementen in de conclusie die betrekking hebben op de zeggenschap door de licentieverlener gaat het bijvoorbeeld om zeggenschap over de productiemethoden en productiecentra. Deze laatste voorwaarde is niet vervuld wat betreft X Inc.
5.5. Van een uitbreiding middels Conclusie 24 van het begrip “rechtstreeks of zijdelings controleert”, zoals dit wordt gebruikt in artikel 143, is geen sprake. Het gaat in de conclusie slechts om een verduidelijking van dat begrip.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel c, CDW wordt, voor zover hier van belang, voor de vaststelling van de douanewaarde met toepassing van artikel 29 CDW de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met royalty’s en licentierechten met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, die de koper, als voorwaarde voor de verkoop van de goederen, hetzij direct, hetzij indirect moet betalen, voor zover deze royalty’s en licentierechten niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen.
6.2. Ingevolge artikel 160 UCDW is er in geval van betaling van een royalty of een licentierecht door de koper aan een derde slechts sprake van een verkoopvoorwaarde in de zin van artikel 157, tweede lid , UCDW, indien de verkoper of een met deze verbonden persoon die betaling van de koper verlangt. Van verbondenheid tussen personen in de hier bedoelde zin is ingevolge artikel 143, eerste lid, UCDW onder meer sprake indien een van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert.
6.3. In aanmerking nemende dat:
- naar volgt uit 3.1. van de licentieovereenkomst en punt 4 van de onder 2.5. geciteerde, niet dan wel onvoldoende weersproken verklaring, de productietechnologie niet wordt bepaald door de licentiegever;
- in de wijzigingsovereenkomst van 1 juli 1996 iedere verwijzing naar de know-how van de licentiegever in de oorspronkelijke overeenkomst is uitgesloten;
- gelet op de onder 2.5. vermelde, door de inspecteur niet dan wel onvoldoende weersproken, verklaring, het niet de licentiegever is die de fabrikant selecteert, en deze voor de koper bepaalt;
- naar door belanghebbende niet of onvoldoende weersproken is gesteld, de licentiegever geen rechtstreekse dan wel onrechtstreekse zeggenschap heeft over de verkoper op het gebied van productie, productiecentra en productiemethoden, dan wel over de logistiek en de verzending van de goederen door de verkoper,
komt de Douanekamer tot het oordeel dat geen sprake is van een rechtstreekse dan wel zijdelingse controle van X Inc. over de verkopers van de goederen, als bedoeld in de artikelen 143, eerste lid, 157, tweede lid en 160 UCDW.
Aan dit oordeel doet niet af dat een aantal elementen, vermeld in Conclusie 24 van het Comité Douanewetboek, zoals de omstandigheid dat sommige van de goederen voor wat het ontwerp betreft specifiek zijn voor de licentiegever, en het gegeven dat alle goederen het logo van de licentiegever dragen, zich in deze zaak voordoet.
6.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat de in het geding zijnde royalty’s niet moeten worden toegevoegd aan de voor de goederen werkelijk betaalde prijs, nu de betaling van die royalty’s geen verkoopvoorwaarde voor die goederen vormt in de zin van artikel 157, lid 2, UCDW, omdat X Inc. niet kan worden beschouwd als een met de verkoper verbonden persoon in de zin van artikel 160, jo. 143, eerste lid, UCDW.
6.5. De uitspraak op het bezwaarschrift en de uitnodiging tot betaling, vermeld sub 1.1., kunnen daarom niet in stand blijven.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op 2,5 (beroepschrift, verschijnen ter zitting, schriftelijke inlichtingen) x 1,5 (gewicht van de zaak) x € 322,-- = € 1.207,50.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling van douanerechten;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten, groot € 1.207,50,
- wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten aan belanghebbende te voldoen, en
- gelast de Staat der Nederlanden het griffierecht ad € 218,-- aan belanghebbende te
vergoeden.
Aldus vastgesteld op 15 november 2005 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. M.E. van Hilten en mr. H.J. Bronkhorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen
In de proceskosten.