Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2008, BG6992, 07/00490

Gerechtshof Amsterdam, 04-12-2008, BG6992, 07/00490

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 december 2008
Datum publicatie
17 december 2008
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992
Formele relaties
Zaaknummer
07/00490

Inhoudsindicatie

De inspecteur zendt een uitnodiging tot betaling aan belanghebbende met de juiste tenaamstelling maar met een onjuist fiscaal nummer dat betrekking heeft op een andere onderneming.

Naar het oordeel van de Douanekamer roept in de omstandigheden van het geval het uitgereikte aanslagbiljet zodanig misverstand op met betrekking tot de vraag voor wie het is bestemd, dat het niet tot een belastingverplichting kan leiden.

Hoger beroep belanghebbende gegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 07/490 DK

uitspraak van de Douanekamer van 4 december 2008

op het hoger beroep van

XY B.V.,

gevestigd te Z

belanghebbende,

gemachtigde mr. ing. B.J.B. Boersma,

tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 06/3520 van de meervoudige douanekamer van de rechtbank Haarlem van 26 juni 2007 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord, kantoor Nijmegen,

de inspecteur.

1. Uitnodiging tot betaling, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. Op 22 juni 2004 is aan belanghebbende naar aanleiding van een controle na invoer onder nummer […] een uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van

€ 191.621,60 aan douanerechten.

1.2. Op 22 juni 2004 is belanghebbende in bezwaar gekomen. Met kenmerk […] heeft de inspecteur dat bezwaar bij uitspraak van 30 januari 2006 ten dele gegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 13 maart 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. Met de in de aanhef hierboven vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

2. De procedure voor de Douanekamer van het Gerechtshof

2.1. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende op 2 augustus 2007 hoger beroep ingesteld bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer). De gronden van dat beroep zijn aangevuld bij brief, ingekomen ter griffie van de Douanekamer op 4 oktober 2007.

2.2. De inspecteur heeft op 26 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.

2.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2008. Aldaar zijn verschenen mr. B.J.B. Boersma, gemachtigde, tot zijn bijstand vergezeld van A en B. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. M.U.B. Willemsen en P.R.J. van Duijnen. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

3. De feiten

Bij de Douanekamer zijn geen nieuwe feiten aan de orde gekomen, zodat moet worden uitgegaan van de feiten zoals die door de rechtbank zijn weergegeven. De Douanekamer voegt daaraan nog het volgende toe:

De uitnodiging tot betaling vermeldt het kenmerk […]. Dit kenmerk heeft betrekking op de rechtspersoon X B.V. De uitnodiging is gesteld ten name van XY B.V. De tot de stukken behorende ontvangerscorrespondentie, waaronder beschikkingen invorderingrente, zijn gericht aan X B.V.

4. Het geschil

In hoger beroep is het geschil beperkt tot het antwoord op de vraag of de litigieuze uitnodiging tot betaling is opgelegd aan de juiste rechtspersoon, nu de boeking ten name van X B.V. is gedaan door het fiscaal nummer van X B.V. te noemen in plaats van dat van belanghebbende.

5. Het standpunt van partijen

- Belanghebbende

5.1. Het nummer (kenmerk) van een uitnodiging tot betaling is opgebouwd uit onder meer het fiscale nummer van de entiteit waar de douaneschuld op is geboekt. Het nummer van de litigieuze uitnodiging is […]. Het nummer van X B.V. (niet zijnde de B.V. ten laste waarvan de schuld had moeten worden geboekt) is […]. Daarmee staat vast dat geen boeking ten laste van belanghebbende, XY B.V., heeft plaatsgevonden.

Alle invorderingsactiviteiten hebben plaatsgevonden met vermelding van het nummer van X B.V. en onder die naam.

5.2. Na een onjuiste boeking kan geen juiste mededeling van een douaneschuld meer plaatsvinden.

5.3. Ter zitting heeft belanghebbende hieraan nog het volgende toegevoegd:

De heer B is directeur van belanghebbende, maar ook van nog 22 andere vennootschappen.

Dat belanghebbende niet in haar belangen is geschaad, speelt verder geen rol.

De in de uitspraak van de rechtbank opgenomen bedragen zijn juist.

- De inspecteur

5.4. Belanghebbende heeft een uitnodiging tot betaling ontvangen met een juiste tenaamstelling, maar met een afwijkend betalingskenmerk. De tenaamstelling is leidend. Het betalingskenmerk dient alleen de (interne) registratie van betalingen op de uitnodiging en maakt geen deel uit van de tenaamstelling. Nu de tenaamstelling juist is, is belanghebbende door het onjuiste kenmerk ook niet in haar belangen geschaad. Bij alle contacten tussen de inspecteur en de ontvanger enerzijds, en de directeur van belanghebbende, de heer B anderzijds, heeft er nooit twijfel over bestaan welke rechtspersoon voor de schuld is aangesproken.

5.5. Ter zitting heeft de inspecteur hieraan nog het volgende toegevoegd:

De tegelijk met de uitnodiging tot betaling verzonden acceptgiro is ten name van X B.V. gesteld.

Er is geen geschil over de data van aanvaarding van de aangiften.

6. De overwegingen van de Douanekamer

6.1. Het aanslagbiljet waarin de onderhavige uitnodiging tot betaling is opgenomen, vermeldt de naam van belanghebbende. Het vermeldt echter daarnaast een kenmerk dat aanvangt met het fiscale nummer van X B.V., niet zijnde belanghebbende. Bovendien was bij het aanslagbiljet een acceptgiro gevoegd, gesteld op naam van en te betalen door deze X B.V.

Uit de tot de gedingstukken behorende ontvangerscorrespondentie blijkt dat de Ontvanger zich inzake de invordering van de litigieuze douanerechten steeds tot laatstgenoemde vennootschap heeft gericht, dus niet – nogmaals gezegd – tot belanghebbende.

6.2. In de omstandigheden van het onderhavige geval, in het bijzonder gelet op de wezenlijke betekenis van het fiscale nummer in het verkeer tussen de belastingdienst en de contribuabelen, moet worden geoordeeld dat het aan belanghebbende uitgereikte aanslagbiljet zodanig misverstand oproept met betrekking tot de vraag voor wie het is bestemd, dat het niet tot een belastingverplichting kan leiden (vgl. HR 31 augustus 1998, BNB 1998/335 en HR 14 april 2006, nr. 40.958, BNB 2006/315). Zowel voor belanghebbende als voor de Ontvanger kon op dit punt, anders dan de inspecteur stelt, grote onzekerheid bestaan. Daaraan doet niet af dat de betrokken vennootschappen op hetzelfde adres gevestigd waren. Zulks dwingt veeleer tot extra oplettendheid als het gaat om vermelding van de naam en het bij die naam behorend fiscaal nummer van belanghebbende.

6.3. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep gegrond, zodat de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd.

7. Proceskosten en griffierecht

7.1. De Douanekamer acht termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende, welke worden vastgesteld op 2 (beroepschrift bij de rechtbank, verschijnen zitting) + 2 (hoger beroepschrift, verschijnen zitting) x 1 (gewicht van de zaak) x € 322 = € 1.288. Voor de bezwaarprocedure wordt geen vergoeding toegekend, nu niet is

gebleken dat daarom is verzocht voordat op het bezwaar was beslist.

7.2. Ook het griffierecht van beide instanties, € 281 + € 428, dient aan belanghebbende te worden vergoed.

8. De beslissing

De Douanekamer :

- verklaart het hoger beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur en de litigieuze uitnodiging tot betaling;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot € 1.288, aan belanghebbende te voldoen;

- wijst de Staat der Nederlanden aan het griffierecht ad € 709 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 4 december 2008 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter,

mr. A. Bijlsma en mr. M.J. Kuiper, leden van de Douanekamer, in tegenwoordigheid van

mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.