Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2010, BL5620, 08/01137

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2010, BL5620, 08/01137

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 februari 2010
Datum publicatie
3 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL5620
Zaaknummer
08/01137

Inhoudsindicatie

[Bestelauto, kilometeradministratie] Renault Kangoo is bestelauto die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Door de schilderwerkzaamheden van belanghebbende is de auto te vies is en stinkt te veel om privé-ritten mee te maken. Ook indien anders zou kunnen worden geoordeeld, heeft belanghebbende door o.a. te wijzen op zijn twee privéauto’s doen blijken dat hij minder dan 500 km privé heeft gereden. Beroep gegrond

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 08/01137

vierde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

X, te Y, belanghebbende,

gemachtigde A.G. de Groot,

tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 07/8177 van de rechtbank Haarlem van 3 oktober 2008 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Holland - Noord/kantoor Zaandam,

de inspecteur.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2010. Belanghebbende is aldaar verschenen met zijn gemachtigde. Namens de inspecteur is verschenen K.T. Kruijdenhof.

Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

- vernietigt de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004;

- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.449 en

- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 38 (beroep bij de rechtbank) en € 107 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 145, te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende is directeur van [naam bedrijf] A B.V. (hierna: A BV). De aandelen van A BV worden gehouden door de echtgenote van belanghebbende.

2. A BV heeft in de periode 2001 tot en met 2006 aan belanghebbende een auto van het merk Renault, type Kangoo (hierna: de auto) ter beschikking gesteld.

3. De auto heeft een laadruimte en naast de bestuurdersplaats is plaats voor een medepassagier. Tussen de laadruimte en de stoelen voor bestuurder en medepassagier is een plaat aangebracht om het verschuiven van materiaal tegen te gaan. De auto heeft voorts een met schroeven bevestigde kunststof bak in de laadruimte van de auto. Over de rugleuningen van de beide stoelen zijn hoezen geplaatst.

4. Belanghebbende heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2002, 2003 en 2004 geen bijtelling wegens privégebruik van de auto (autokostenforfait) aangegeven.

5. De inspecteur heeft naar aanleiding van een bij A BV gehouden boekenonderzoek aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2004 opgelegd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2004 ziet op de bijtelling van het autokostenforfait over de jaren 2002, 2003 en 2004. De inspecteur en belanghebbende zijn overeengekomen om de correcties van deze drie jaren in 2004 te verwerken.

6. Belanghebbende heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat de auto ten gevolge van het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden erg vies is (met name heel stoffig) en stinkt (onder meer door het vervoer van verf en kwastenreiniger e.d.) en dat de kunststofbak in de laadruimte van de auto alleen door een garagebedrijf verwijderd kan worden.

7. In zijn arrest van 18 september 2009, nr. 08/00707, LJN BJ7918, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat: ”Ook indien in een bestelauto in de bestuurderscabine meer dan één stoel aanwezig is en in die cabine geen voorzieningen zijn aangebracht die zijn gericht op het vervoer van goederen, (…) onder omstandigheden sprake [kan] zijn van een bestelauto die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen (vgl. HR 29 mei 2009, nr. 43602, LJN BB3475)”.

8. Zo’n situatie doet zich hier naar het oordeel van het Hof voor. Het Hof hecht geloof aan belanghebbendes verklaring ter zitting dat de auto door de werkzaamheden van belanghebbende te vies is en te veel stinkt om privé-ritten mee te maken en derhalve uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van belanghebbendes verfspullen en andere voor de bedrijfsuitoefening benodigde zaken. De door het gebruik in het schildersbedrijf veroorzaakte stank en stof maken dat de auto in wezen niet geschikt is voor privé-doeleinden.

9. Voor bijtelling van het autokostenforfait is derhalve geen plaats.

10. Ook indien anders zou moeten worden geoordeeld dan overwogen onder 8 – en er dus geen sprake zou zijn van een bestelauto die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen – heeft de bijtelling van het autokostenforfait ten onrechte plaatsgevonden.

11. Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd zoals weergegeven onder 6 alsmede door erop te wijzen dat zijn gezin over twee privé-auto’s beschikt (belanghebbende rijdt in een Renault [type] stationcar met trekhaak en zijn vrouw rijdt in een Renault [type]) geloofwaardig verklaard dat er geen aanleiding is de auto privé te gebruiken. Belanghebbendes argumenten en zijn daarop ter zitting gegeven toelichting acht het Hof dermate overtuigend dat hij daarmee heeft doen blijken dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Voor dit oordeel vindt het Hof enige steun in de onweersproken verklaring van belanghebbende dat hij ná het in 2006 gehouden boekenonderzoek een kilometeradministratie heeft bijgehouden waaruit kan worden afgeleid dat hij geen privé-kilometers met de auto heeft gereden. Gelet op het voorgaande dient ook hierom geen bijtelling van het autokostenforfait plaats te vinden en is het gelijk aan belanghebbende.

12. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 1.449 (beroepschrift, verschijnen ter zitting van de rechtbank, hoger beroepschrift, schriftelijke inlichtingen (0,5) en verschijnen ter zitting van het Hof) x € 322 x 1 (wegingsfactor)) .

De mondelinge uitspraak is gedaan op 9 februari 2010 door mrs. A.M. van Amsterdam , voorzitter, F.J.P.M. Haas en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh - Vanherck als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2.. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.