Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-03-2010, BL7918, 07/00755

Gerechtshof Amsterdam, 11-03-2010, BL7918, 07/00755

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 maart 2010
Datum publicatie
24 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7918
Zaaknummer
07/00755

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is niet in geschil dat de tonercartridge een integrerende functie heeft tijdens de werking van het apparaat waarvoor zij bestemd is en dat de cartridge noodzakelijk is voor het functioneren van het desbetreffende fotokopieerapparaat. De cartridge kan op zichzelf, mede gelet op aantekening 2b bij Hoofdstuk 90, dan ook als “deel of toebehoren” van een fotokopieerapparaat worden gekwalificeerd en daarom onder postonderverdeling 9009 99 00 worden ingedeeld. De cartridge bevat echter ook toner, welke valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3707 90 30. Deze toner kan naar haar aard niet als deel of toebehoren van het fotokopieerapparaat worden aangemerkt, omdat de toner voor de werking van het fotokopieerapparaat als zodanig geen functie heeft. Evenmin kan de toner met de cartridge vereenzelvigd worden, zoals belanghebbende heeft bepleit, nu de toner in de cartridge zelfstandige betekenis heeft. De conclusie uit de overwegingen 6.2. en 6.3. is dat in casu sprake is van een samengesteld werk als bedoeld in algemene regel 2b voor de interpretatie van de GN, waarvan de indeling dient te geschieden aan de hand van regel 3.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P07/00755 DK

uitspraak van de Douanekamer van 11 maart 2009

op het hoger beroep van

E N.V. te A, belanghebbende,

gemachtigde A

tegen de uitspraak in de zaak nr. AWB 06/2 van de rechtbank Haarlem (verder: de rechtbank) van 21 augustus 2007 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 26 april 2005 aan belanghebbende onder nummer … een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) afgegeven, waarbij het hierna onder 3.3. omschreven product is ingedeeld onder post 3707 90 30 van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GN).

1.2. Op 1 juni 2005 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de BTI. Bij uitspraak van 28 oktober 2005 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

Op 7 december 2005 is belanghebbende van dit besluit in beroep gekomen bij de rechtbank.

1.3. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 augustus 2007, verzonden op 24 augustus 2007, het beroep ongegrond verklaard.

1.4. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 3 oktober 2007, ingekomen bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: Douanekamer) eveneens op 3 oktober 2007. Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 5 november 2007. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2009. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1. Op 2 maart 2005 heeft belanghebbende schriftelijk een verzoek ingediend voor verstrekking van een BTI, voor een als “E cartridge” aangeduid product.

Het product is in vak 8 van de aanvraag, onder het kopje “Omschrijving van de goederen”, omschreven als:

“E toner cartridge is een speciaal aan een model kopieerapparaat aangepaste ciylindervormige cartridge van kunststof. De cartridge heeft aan de binnenzijde een “baffle” die meedraait met de toner cartridge en ervoor zorgt dat de toner geroerd wordt en naar het einde van de “mond’ wordt gebracht. De tonercartridge wordt aangedreven door een electromotor van de kopieermachine en blijft in de kopieermachine tot dat die leeg is. Voor verdere informatie zie bijgevoegde omschrijving “Function and Structure of E toner cartridge.”

In de aanvraag is indeling onder post 9009 99 00 van de GN voorgesteld.

2.2. Het product is in vak 7 van de onder 1.1. vermelde BTI, onder het kopje “Omschrijving van het goed”, als volgt weergegeven:

“Tonerpatroon (cartridge) voor een kopieerapparaat, bestaande uit een cilindervormig bergingsmiddel van kunststof, gevuld met toner in de vorm van poeder. De cartridge heeft in de lengterichting aan de binnenzijde een vast geplaatst schot “baffle”, voorzien van openingen en richels, die er voor zorgen dat de toner geroerd wordt en naar het einde van de “mond” wordt gebracht. De tonercartridge heeft geen bewegende- of mechanische delen, maar wordt in zijn geheel in een roterende beweging gebracht door een elektromotor van de kopieermachine.”

2.3. De inspecteur heeft het goed ingedeeld onder post 3707 9030. Hij heeft deze indeling als volgt gemotiveerd:

“Toepassing algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de G.N. code 3707, 3707 90 en 3707 90 30.”

2.4. Het product is een tonercartridge, bestaande uit een kunststofbehuizing in de vorm van cilinder, die afsluitbaar is, met daaraan een ”tuit”, gevuld met toner. De cartridge is inwendig, in de lengterichting, van een rooster voorzien, dat is uitgerust met openingen en richels (“baffle”).

2.4.1. De functie van de tuit is tweeledig. Allereerst dient de tuit, als deze wordt uitgetrokken, voor de afgifte van toner aan het kopieerapparaat. Ten tweede is de tuit bedoeld om de cilinder te koppelen aan de elektromotor van het kopieerapparaat waardoor de cilinder kan worden rondgedraaid. De elektromotor zorgt er ook voor dat de tuit wordt uitgetrokken.

2.4.2. Het in de cartridge aangebrachte rooster (dat niet uit zichzelf kan bewegen) heeft als functie om het klonteren van de toner tegen te gaan en de toner te transporteren naar de tuit.

2.4.3. Het rooster zorgt er tevens voor dat de tonerdeeltjes van een negatieve elektrische lading worden voorzien die nodig is om het kopieerproces correct uit te voeren.

Door de rotatie van de cartridge ontstaat een wrijving tussen de toner enerzijds en het rooster en het overige materiaal aan de binnenzijde van de cartridge anderzijds. Deze wrijving geeft aan de toner een negatieve elektrische lading. Dit proces vindt plaats totdat er uiteindelijk geen toner meer over is in de cartridge. Het grootste deel van de voor het kopiëren benodigde negatieve lading wordt buiten de cartridge in het kopieerapparaat op de toner aangebracht.

2.4.4. Zodra de cartridge leeg is, wordt de tuit van de cartridge automatisch gesloten en moet de cartridge uit het apparaat worden verwijderd.

Er bevinden zich in of aan de cartridge geen mechanische delen.

Zonder cartridge of met een lege cartridge valt het fotokopieerapparaat volledig stil.

2.4.5. De cartridge is niet ontworpen voor hergebruik of navulling, maar niet geautoriseerd navullen kan zich voordoen. Hij kan uitsluitend gebruikt worden in kopieerapparaten van A, van het type … en ….

2.5. Tot de gedingstukken behoort een verslag van de 11e vergadering van het Customs Code Committee, Tariff and Statistical Nomenclature Section, te Brussel van 23 juli 2009. Daarin is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“4. Items submitted to the Committee for examination under Article 8 of

regulation (EEC) No 2658/87:

Items for a first examination (fact-finding)

(…)

4.3 Printer cartridges with toner (TAXUD/152194/2009)

(…)

4.3 Printer cartridges with toner (TAXUD/152194/2009

Facts:

Classification of ink and toner cartridges, with or without print heads, with or without movable mechanical parts.

Existence of two rulings by the European Court of Justice in cases C-276/00 (Turbon I) and C-250/05 (Turbon II) that classified ink cartridges without integrated print head under heading 3215 by virtue of GIR 3(b).

Existence of WCO classification opinion for toner cartridges with movable mechanical

parts under subheading 8443 99.

In the MS that presented the case, a national court decided that, while toner cartridges are not entirely comparable to ink cartridges, the differences are not essential and must therefore not lead to a classification different from the one that might result from the above-mentioned ECJ rulings.

Existence of various BTI for toner cartridges under subheading 8443 99.

Questions:

Classification of ink cartridges in accordance with the findings in rulings C-276/00 and C-250/05?

Classification of toner cartridges comparable to that of ink cartridges or according to the WCO classification opinions? Do toner cartridges always have mechanical movable parts or can they be simple containers?

Discussion:

Some MS would classify ink cartridges without integrated print head in Chapter 32 in accordance with the ECJ rulings. One MS would also classify the ink cartridge in Chapter 32 when it has a mechanism to measure the level of ink.

Other MS would classify toner cartridges with mechanical components or print heads specifically designed for use with machines of heading 8443 as parts of these machines by virtue of Note 2(b) to Section XVI and in accordance with WCO classification opinions 844399/2 and 3. One MS felt that toner is comparable to ink: therefore this MS would not refer to the WCO classification opinions but rather apply the rulings in C-276/00 and C-250/05.

Two MS would classify empty cartridges according to the constituent material.

Conclusion:

MS that presented the issue to provide the text of the national court decision.

All MS to check whether they apply the findings of the ECJ rulings in relation with ink cartridges.”

2.6. Ter zitting van 9 november 2009 heeft belanghebbende drie door de Engelse douaneautoriteiten op 15 juni 2009, 2 oktober 2009 en 30 oktober 2009 afgegeven BTI’s overgelegd, drie door de Duitse douaneautoriteiten op 16 april 2008, 12 februari 2009 en 25 februari 2009 afgegeven BTI’’s, een door de Franse douaneautoriteiten op 20 juni 2007 afgegeven BTI, een door de Spaanse doauneautoriteiten op 24 september 2007 afgegeven BTI en een door de Italiaanse douaneautoriteiten op 20 december 2007 afgegeven BTI. De goederen genoemd in deze BTI’s zijn omschreven als “Toner Cartridge”, “Tonerkartusche”, “Cartouche de toner”, “Cartucho de tóner” en “Cartuccia di toner”, en allemaal ingedeeld onder post 8443 99 90 van de GN.

3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft geoordeeld dat het product waarvoor de BTI is afgegeven dient te worden ingedeeld onder post 3707 90 90 van de GN, daartoe overwegende

“5.1. Uit de stukken en hetgeen ter zitting behandeld is, volgt dat het kopieerapparaat zonder de cartridge niet werkt. De cartridge zou als zodanig als deel van het kopieerapparaat ingedeeld kunnen worden onder post 9009 9900. De toner is echter geen deel van het kopieerapparaat, maar valt onder post 3707 9090. Nu de cartridge uit verschillende stoffen bestaat en geen van de hierboven genoemde postonderverdelingen een meer specifieke omschrijving heeft, dient voor de indeling van de cartridge een beroep gedaan te worden op de algemene regel 3b.

5.2. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 21 juni 1988, zaaknummer 253/87, is het volgende overwogen ten aanzien van indelingsregel 3b. Voor de tariefindeling van een product moet worden vastgesteld aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld het zijn wezenlijke karakter ontleent. Daartoe moet worden nagegaan of het product ook zonder het ene of het andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt.

5.3. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 26 oktober 2006, zaaknummer C-250/05, (hierna Turbon II) is het volgende geoordeeld ten aanzien van een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtringen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van het merk Epson stylus color. Hoewel de inktcartridge zo gemaakt is dat de printer zonder de cartridge niet werkt, is de inkt in deze cartridge van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. De inktcartridge wordt niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als dusdanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt dat de inkt een inktcartridge als in het hoofdgeding zijn wezenlijk karakter verleent.

5.4. In casu betreft het een cartridge, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, een vast schot, toner en een mond. Vastgesteld moet worden waar de cartridge zijn wezenlijk karakter aan ontleent. Uit het Turbon II arrest volgt dat het feit dat het kopieerapparaat niet werkt indien de cartridge er niet in zit en de cartridge enkel is gemaakt voor een bepaald type kopieerapparaat niet tot de conclusie kan leiden dat de cartridge daaraan zijn wezenlijke karakter ontleent.

5.5. In tegenstelling tot de inktcartridge in het arrest Turbon II heeft de onderhavige cartridge een schot. Dit schot is zo ontworpen dat bij rotatie van de cartridge de toner wordt vervoerd naar de opening van de cartridge. Tevens wordt daarbij de toner geroerd om klontering van de toner te voorkomen en wordt de toner voorzien van een elektrische voorlading. Deze eigenschappen, voornamelijk van belang voor de printkwaliteit van de afdruk, kunnen evenwel niet geheel worden toegerekend aan het schot. Van evenveel belang bij het tot stand komen van deze eigenschappen is dat de cartridge van buitenaf in rotatie wordt gebracht, immers zonder rotatie doen deze eigenschappen zich niet voor. Deze eigenschappen, welke dus maar ten dele kunnen worden toegekend aan het schot, afwegende tegen de eigenschap van de toner, welke er in bestaat dat de toner zich materialiseert in de afdruk en als het ware de afdruk vormt, komt de rechtbank tot de conclusie dat deze eigenschap van de toner van doorslaggevend belang is. Hoewel de cartridge in dit geval niet geheel vergelijkbaar is met de cartridge welke in het hiervoor aangehaalde arrest Turbon II onderwerp van beoordeling was, ziet de rechtbank in deze geen zodanig wezenlijke verschillen tussen de beide typen cartridges, dat deze een andere indeling dan die waartoe in dat arrest is gekomen, rechtvaardigt.

5.6. De tonercartridge wordt niet in het kopieerapparaat geplaatst om deze te doen werken als dusdanig, maar juist met het doel hem van toner te voorzien. Gelet op de hierboven onder r.o. 5.5. getrokken conclusie ten aanzien van de eigenschappen van de verschillende onderdelen van de cartridge volgt hieruit dat de toner een tonercartridge als in het hoofdgeding zijn wezenlijk karakter verleent. Dat de baffle in de tonercartridge de toner van bepaalde eigenschappen voorziet en een transportfunctie heeft, is daarbij naar het oordeel van de rechtbank van minder belang, zulks temeer nu deze eigenschappen en functie niet alleen kunnen worden toegeschreven aan de baffle. De tonercartridge dient dan ook ingedeeld te worden in post 3707 9090.”

4. Het geschil in hoger beroep

Tussen partijen is in geschil of het onderhavige goed moet worden ingedeeld onder post 9009 99 00, zoals belanghebbende bepleit, dan wel onder post 3707 90 30 van de GN, zoals de inspecteur voorstaat.

Het tarief aan douanerechten van post 3707 90 30 bedraagt 6%; het tarief van post 9009 99 00 0%.

5. Toepasselijke bepalingen

5.1 Post 3707 90 30:

“3707 Chemische preparaten voor fotografisch gebruik, andere dan vernis, lijm en dergelijke preparaten; ongemengde producten die met het oog op fotografisch gebruik, hetzij voorkomen in afgemeten hoeveelheden, hetzij gebruiksklaar zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein:

3707 10 00 - emulsies voor het gevoelig maken van oppervlakken .

3707 90 - andere:

- - ontwikkel- en fixeermiddelen:

- - - voor kleurenfotografie (polychroom):

3707 90 11 - - - - voor film en fotografische platen

3707 90 19 - - - - andere

3707 90 30 - - - andere

3707 90 90 - - andere

5.2. Post 9009 90 00

“9009 Fotokopieerapparaten werkend met een optisch systeem of voor contactdruk, alsmede

thermokopieerapparaten:

- elektrostatische fotokopieerapparaten:

(…)

- andere fotokopieerapparaten:

(…)

- delen en toebehoren:

9009 91 00 - - automatische originelenverwisselaars

9009 92 00 - - papiertoevoerinrichtingen

9009 93 00 - - sorteerinrichtingen

9009 99 00 - - andere”

5.3. Aantekening 2 op afdeling VI

“2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, moeten alle producten die behoren tot een der posten 3004, 3005, 3006, 3212, 3303, 3304, 3305, 3306, 3307, 3506, 3707 of 3808, hetzij omdat ze zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij omdat ze voorkomen in afgemeten hoeveelheden, worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur.”

5.4. Aantekening 2, aanhef, onderdelen a en b, op hoofdstuk 90

“2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren van de bij dit hoofdstuk bedoelde machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen ingedeeld met inachtneming van de volgende regels:

a) delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8485, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld;

b) delen en toebehoren niet bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen;”

5.5. De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in een indelingsadvies het hierna beschreven product onder post 3707 ingedeeld:

Tonercassette (“cartridge”) voor laserprinter

Zogenaamde tonercassettes voor laserprinters, bestaande uit een speciaal, aan een bepaald model laserprinter aangepast bergingsmiddel van kunststof (afmetingen ca. 32 x 19 x 11 cm) gevuld met toner.

De toner moet worden aangemerkt als een chemisch preparaat voor fotografisch gebruik.

De cassette is van de soort die normaal als verpakking voor toner wordt gebruikt.

5.6. De Wereld Douane Organisatie (WDO) heeft in een tweetal indelingsadviezen de hierna beschreven producten onder post 9009 ingedeeld:

Inktpatronen

Patronen, met of zonder inkt, bestaande uit een cilinder van karton met op elk uiteinde een dop van kunststof, en met op één van de uiteinden een as voor het draaien van een speciaal geplooide draad van onedel metaal, en op het ander uiteinde tandwielen voor het omkeren van de draaiinrichting van de draad. De draad, die op drie plaatsen omsloten is door een buis van kunststof, draait rond in het patroon om te voorkomen dat de inkt in poedervorm samenklontert. De patronen hebben een gleuf in de lengterichting waardoor de inkt in poedervorm kan verdwijnen onder invloed van de elektrostatische aantrekking. Zij zijn ontworpen om te worden geplaatst in fotokopieermachines en worden vervangen indien ze leeg zijn.

Inktpatronen

Patronen, met of zonder inkt, bestaande uit een cilinder van karton met op elk uiteinde een dop van kunststof. De ene dop steunt een speciaal geplooide draad van onedel metaal en de andere dient voor het draaien van de draad. De draad, die op twee plaatsen is omsloten door een buis van kunststof, draait rond in het patroon om te voorkomen dat de inkt in poedervorm samenklontert. De patronen hebben een gleuf in de lengterichting waardoor de inkt in poedervorm kan verdwijnen onder invloed van elektrostatische aantrekking. Zij zijn ontworpen om te worden geplaatst in fotokopieermachines en worden vervangen indien ze leeg zijn.

5. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 22 juni 2009.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. De Douanekamer stelt voorop dat de onderwerpelijke tonercartridge is bestemd om te worden gebruikt in machines (“fotokopieerapparaten”) als bedoeld bij post 9009 van de GN (tekst 2005).

6.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de tonercartridge een integrerende functie heeft tijdens de werking van het apparaat waarvoor zij bestemd is en dat de cartridge noodzakelijk is voor het functioneren van het desbetreffende fotokopieerapparaat. De cartridge kan op zichzelf, mede gelet op aantekening 2b bij Hoofdstuk 90, dan ook als “deel of toebehoren” van een fotokopieerapparaat worden gekwalificeerd en daarom onder postonderverdeling 9009 99 00 worden ingedeeld. In zoverre volgt de Douanekamer belanghebbende.

6.3. De cartridge bevat echter ook toner, welke valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3707 90 30. Deze toner kan naar haar aard niet als deel of toebehoren van het fotokopieerapparaat worden aangemerkt, omdat de toner voor de werking van het fotokopieerapparaat als zodanig geen functie heeft. Evenmin kan de toner met de cartridge vereenzelvigd worden, zoals belanghebbende heeft bepleit, nu de toner in de cartridge zelfstandige betekenis heeft.

6.4. De conclusie uit de overwegingen 6.2. en 6.3. is dat in casu sprake is van een samengesteld werk als bedoeld in algemene regel 2b voor de interpretatie van de GN, waarvan de indeling dient te geschieden aan de hand van regel 3.

6.5. Daar het litigieuze product uit verscheidene stoffen bestaat en geen van de twee hierboven genoemde postonderverdelingen een meer specifieke omschrijving dan de andere bevat, kan voor de indeling van dit product enkel een beroep worden gedaan op algemene regel 3b. Ofschoon een tonercartridge als in geding voor specifieke fotokopieerapparaten vervaardigd is en het fotokopieerapparaat zonder deze cartridge niet werkt, is de toner in deze cartridge van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. De tonercartridge wordt immers niet in het fotokopieerapparaat geplaatst om dit te doen werken als zodanig, maar juist met het doel het apparaat van toner te voorzien. Dit blijkt ondermeer uit de omstandigheid dat een lege cartridge niet wordt hervuld, doch wordt vervangen door een nieuwe, volle cartridge. Hieruit volgt - in navolging van het arrest van het Hof van Justitie van 26 oktober 2006, Turbon International GmbH, C-250/05, Douanerechtspraak 2007/61 - dat de toner aan een tonercartridge als in het geding zijn wezenlijk karakter verleent. Op grond van regel 3b moet het product daarom worden ingedeeld onder postonderverdeling 3707 90 30 van de GN.

6.6. De door belanghebbende overgelegde buitenlandse BTI’s leiden niet tot een ander oordeel. De Douanekamer merkt in dit verband op dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 15 september 2005 (C-495/03, Intermodal Transports BV) voor recht heeft verklaard dat een door de douaneautoriteiten van een andere lidstaat aan een buiten het geding staande derde afgegeven bindende tariefinlichting, die betrekking heeft op een soortgelijk goed, niet noopt tot het stellen van uitleggingsvragen op de voet van artikel 234 EG-verdrag.

6.7. Ook de door belanghebbende aangehaalde beslissingen van het “United States Court of Appeals for the federal Circuit” van 6 november 1998, nummer 98-1203, en van het ”Canadian International Trade Tribunal” van 7 juni 2000, nummer AP-98-092, met betrekking tot de indeling van soortgelijke goederen, werpen voor de Douanekamer geen ander licht op de zaak.

6.8. De door belanghebbende aangehaalde WDO-adviezen voeren evenmin tot een andere conclusie. Verwezen zij in dit verband naar rechtsoverweging 3.2. van het arrest Hoge Raad 29 mei 2009, nr. 07/10676 (LJN BI5098).

6.9 De inspecteur heeft gelet op het hiervoor overwogene, naar het oordeel van de Douanekamer, terecht een BTI afgegeven voor indeling in post 3707 90 30. In zoverre heeft de rechtbank het beroep terecht ongegrond verklaard. Voorzover uit de overwegingen van de rechtbank blijkt dat zij van oordeel is dat het goed had moeten worden ingedeeld onder post 3707 90 90 geldt dat dit oordeel onjuist is.

Slotsom

6.10. De slotsom is dat het gelijk aan de inspecteur is. Het hoger beroep van belanghebbende is derhalve ongegrond.

7. Kosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een vergoeding van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet berstuursrecht.

8. Beslissing

De Douanekamer bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld op 11 maart 2009 door mr. E.M. Vrouwenvelder, voorzitter, mrs. B. van Brummelen en K. Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van de griffier.

De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

De Douanekamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.