Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2010, BM1899, 04/03361 t/m 04/03367bis en 04/03369 t/m 04/03371bis

Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2010, BM1899, 04/03361 t/m 04/03367bis en 04/03369 t/m 04/03371bis

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 maart 2010
Datum publicatie
28 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM1899
Formele relaties
Zaaknummer
04/03361 t/m 04/03367bis en 04/03369 t/m 04/03371bis

Inhoudsindicatie

Oordeel Brusselse rechtbank over de wijze waarop de Belgische autoriteiten microfiches van de KB-Luxbank te Luxemburg hebben verkregen leidt niet tot herziening oordeel over de naar aanleiding van die fiches opgelegde navorderingsaanslagen en daarbij opgelegde boetes.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op de beroepen van [X] te [Z], belanghebbende,

tegen

uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Zaandam, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar zijn (tussen)uitspraak van 26 november 2009 met kenmerknummer P04/03350 t/m 04/03367 en 04/03369 t/m 04/03371 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof de inspecteur opgedragen de vermogens voor de vermogensbelasting (VB) te berekenen met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.3 van die uitspraak en heeft het Hof iedere verdere beslissing inzake de beroepen betreffende de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekking hebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente aangehouden.

1.2. Ter voldoening aan de onder 1.1 vermelde opdracht heeft de inspecteur het Hof bij schrijven van 15 januari 2010 (met bijlagen) de herberekende vermogenscorrecties doen toekomen. Bij brief van 11 februari 2010 heeft belanghebbendes gemachtigde (hierna: de gemachtigde) hierop gereageerd. In die brief heeft de gemachtigde onder het hierna onder 3 omschreven voorbehoud toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. De inspecteur heeft deze toestemming verleend in zijn brief van 23 februari 2010.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Voor de vaststelling van de feiten verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

2.2. Bij brief van 15 januari 2010 heeft de inspecteur het Hof bericht dat de vermogens, na herrekening en onder overlegging van spreadsheets, als volgt moeten worden vastgesteld (in guldens):

jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

nieuwe vermogens 515.000 509.000 493.000 522.000 526.000 533.000 578.000 737.000 791.000 687.000

De gemachtigde heeft in zijn brief van 11 februari 2010 verklaard geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de berekeningen van de inspecteur.

2.3. Als bijlage B11 bij het verweerschrift is gevoegd een door de Stuurgroep rekeningenproject opgestelde Nota "Rechtmatigheid gebruik informatie rekeninghouders", gedagtekend 16 augustus 2001. In deze nota is onder meer het volgende opgenomen over de door de Belgische autoriteiten verstrekte fotokopieën van microfiches van de KB-Luxbank:

"Omtrent de rechtmatigheid van het gebruik van [...] gegevens voor fiscaal rechtelijke en [...] doeleinden zijn vragen gerezen welke op verzoek van de Stuurgroep rekeningenproject zijn onderzocht. In deze nota worden de bevindingen neergelegd van dit onderzoek.

[...]. Niet gebleken is van feiten op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de Belgische autoriteiten de gegevens op onrechtmatige wijze hebben verkregen van de medewerkers van de banken."

3. Geschil

De gemachtigde heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben bij de berekening van de inspecteur, zoals opgenomen in zijn brief van 15 januari 2010.

Hij beroept zich evenwel op een uitspraak van de rechtbank Brussel van 8 december 2009, nr. 78.97.28259696, zoals gepubliceerd in Fiscaal up to Date 2010-0071. Hij stelt dat deze uitspraak meebrengt dat het uitgangspunt van de Stuurgroep rekeningenproject, zoals verwoord onder 2.3, achterhaald is, hetgeen naar hij stelt meebrengt dat de boeten dienen te vervallen. Hij verzoekt het Hof deze uitspraak in zijn oordeel te betrekken, in welk geval hij geen behoefte heeft aan een nadere zitting.

4. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen

Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

5.2. De onder 3 genoemde uitspraak van de rechtbank Brussel brengt het Hof niet tot een ander oordeel met betrekking tot het gebruik door de Nederlandse fiscus van fotokopieën van microfiches als verwoord in onderdeel 5.1 van de uitspraak van 2 juli 2009, kenmerk P04/03329 t/m 04/03349, ook niet met betrekking tot de opgelegde boetes.

5.3. Nu belanghebbende voor het overige geen inhoudelijke bezwaren tegen de berekening van de inspecteur heeft ingebracht en het Hof ook niet gebleken is dat de inspecteur bij die berekening fouten heeft gemaakt die hebben geleid tot te hoog berekende vermogens, zal het Hof de vermogens conform diens berekening van 15 januari 2010 vaststellen.

6. Proceskosten en kosten bezwaarfase

6.1. Nu de door belanghebbende ingestelde beroepen gegrond zijn, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Andere kosten dan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn niet gesteld en zijn het Hof ook niet gebleken. De kosten van deze bijstand, voor zover verleend tot de datum van de Uitspraak, zijn begrepen in het in de Uitspraak berekende bedrag van € 2.898. Het Hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 6.1 en 6.2 van de Uitspraak.

6.2. Na de Uitspraak zijn nog voor vergoeding in aanmerking komende kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakt in verband met het inzenden van de brief van 11 februari 2010. Het Hof berekent deze kosten op € 241,50 (0,5 x 322 x 1 (wegingsfactor) x 1,5 voor de samenhang).

6.3. Met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om een integrale vergoeding van de proceskosten oordeelt het Hof overeenkomstig rechtsoverweging 6.5 van de Uitspraak.

6.4. Met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om vergoeding van kosten in de bezwaarfase oordeelt het Hof overeenkomstig rechtsoverweging 6.6 van de Uitspraak.

7. Beslissing

Het Hof

- verklaart de beroepen gegrond voor zover het betreft de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekkinghebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente,

- vernietigt de bestreden uitspraken die betrekking hebben op deze aanslagen en beschikkingen,

- vermindert de navorderingsaanslagen VB tot aanslagen berekend naar de volgende vermogens (in guldens):

jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

vermogens 515.000 509.000 493.000 522.000 526.000 533.000 578.000 737.000 791.000 687.000

- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende beschikkingen heffingsrente overeenkomstig de bovenstaande vermindering van die aanslagen,

- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende boetes tot 64% van de belastingbedragen zoals die overeenkomstig de bovenstaande verminderingen komen te luiden,

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van

€ 241,50 en

- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 370 te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, J.P.A. Boersma en P.F. Goes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 25 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.