Gerechtshof Amsterdam, 20-01-2011, BR6278, 09/00592
Gerechtshof Amsterdam, 20-01-2011, BR6278, 09/00592
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 januari 2011
- Datum publicatie
- 1 september 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6278
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2009:BO5089, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 09/00592
Inhoudsindicatie
Geen samenvatting.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 09/00592
20 januari 2011
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X B.V., gevestigd te Z, belanghebbende,
gemachtigde H.M. van Vliet,
tegen de uitspraak in de zaak nr. AWB 08/6203 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Hilversum,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 24 april 2008 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2007 opgelegd van € 6.939.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 12 augustus 2008 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3. Bij uitspraak van 13 juli 2009, verzonden aan partijen op 14 juli 2009, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij faxbericht van 21 augustus 2009. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 18 oktober 2010 heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, op 10 november 2010 is van de inspecteur een conclusie van dupliek ingekomen.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
Het Hof verwijst naar de door de rechtbank vastgestelde feiten.
3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Voor de aan deze beslissing ten grondslag liggende overwegingen verwijst het Hof naar de uitspraak van de rechtbank.
4. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de sub 1.1. genoemde naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
6. Beoordeling van het geschil
De inspecteur heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Het Hof zal de inspecteur hierin volgen en dienovereenkomstig uitspraak doen. Dit houdt in dat de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd.
7. Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit Proceskosten bestuursrecht en de daartoe behorende bijlage, als volgt vast:
- bezwaar: 1 (bezwaarschrift) x 1 (gewicht) x € 161 = € 161
- rechtbank: 2,5 (beroepschrift, repliek, zitting) x 1 (gewicht) x € 322 = € 805;
- Hof: 2,5 (beroepschrift, repliek, zitting), x 1 (gewicht) x € 322 = € 805.
De kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep bedragen derhalve € 1.771 in totaal.
7.2. Griffierecht
Voorts dienen de voor de behandeling van de zaak in beroep en in hoger beroep gestorte griffierechten van respectievelijk € 288 en € 447, ofwel € 735 aan belanghebbende te worden vergoed.
8. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- vernietigt de sub 1.1. genoemde naheffingsaanslag;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.771; en
- gelast de inspecteur het voor deze zaak in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 735 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gedaan door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst als griffier. De beslissing is op 20 januari 2011 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.