Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2012, BW3801, 11/00025

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2012, BW3801, 11/00025

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 april 2012
Datum publicatie
25 april 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3801
Formele relaties
Zaaknummer
11/00025

Inhoudsindicatie

Geen vergoeding voor kosten voor een deskundige als de kosten niet tot een bepaalbaar bedrag op belanghebbende drukken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 11/00025

19 april 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] te [Z], belanghebbende,

ingediend door mr. M.B.A.C. Hasselman (WOZ-specialisten te Zevenbergen), gemachtigde,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/3886 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2010 de waarde van onder meer de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [A-laan 1], [B-laan 2], [B-laan 3] en [B-laan 4], alle te Hilversum, voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld.

1.2. In de uitspraak op bezwaar van 16 juli 2010 heeft de heffingsambtenaar de waarde van deze vier genoemde woningen verlaagd. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende hierbij een proceskostenvergoeding toegekend ter hoogte van € 271,44, bestaande uit € 109 voor kosten van rechtsbijstand en € 162,44 voor kosten verband houdende met de door belanghebbende ingeschakelde deskundige.

1.3. Bij mondelinge uitspraak van 20 december 2010, waarvan het proces-verbaal op 27 december 2010 aan partijen is verzonden, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover betrekking hebbende op de aan belanghebbende toegekende proceskostenvergoeding en, voor zover thans van belang, de te vergoeden proceskosten voor de bezwaarfase vastgesteld op € 303 en voor de beroepsfase op € 874.

1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 januari 2011. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en daarin concludeert hij tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012.

2. Feiten

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:

2.1. De gemachtigde van belanghebbende heeft om de waarden van de woningen [A-laan 1] en [B-laan 2, 3 en 4] te Hilversum vast te stellen, Cournot Taxateurs, hierna ook aangeduid met ‘de taxateur’, opdracht gegeven taxatierapporten op te stellen in het kader van de Wet WOZ.

Door de taxateur zijn op 23 april 2010 aan belanghebbende twee taxatierapporten uitgebracht, het ene voor de hoekwoning aan de [A-laan], het andere voor de drie portiekflats aan de [B-laan].

2.2. Cournot Taxateurs maakt onderdeel uit van WOZ-specialisten.

2.3. De aan belanghebbende gerichte factuur van WOZ-specialisten (gedateerd 6 december 2010) vermeldt een aantal uren van (tweemaal) 3,5, een uurtarief van € 78,50 en de tekst ”betaling dient te geschieden na ontvangst van de proceskostenvergoeding van de gemeente.”.

3. Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de hoogte van de door de heffingsambtenaar te vergoeden kosten die belanghebbende heeft gemaakt in verband met de gevoerde bezwaarprocedure. Met name is in geschil de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak, als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) en de hoogte van de te vergoeden taxatiekosten.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat, gelet op de aard, het belang, de ingewikkeldheid en de omvang van de werkzaamheden welke door de gemachtigde zijn verricht in de bezwaarfase, het gewicht van de zaak in die fase als gemiddeld moet worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat een deskundige heeft gerapporteerd over de taxatietechnische elementen en dat de gemachtigde gebruik kon maken van dit rapport. Voorts is het Hof van oordeel dat de bezwaren berustten op vergelijkbare gronden, vermeld in één bezwaarschrift, en dat het in dezen dus om 4 samenhangende zaken gaat, zodat de wegingsfactor 1 met 1,5 dient te worden vermenigvuldigd.

4.2. Ten bewijze van de kosten gemoeid met het uitbrengen van de taxatierapporten heeft belanghebbende de factuur overgelegd met de passage als genoemd onder 2.3.

Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat het bedrag van deze factuur aangepast wordt op basis van hetgeen in rechte uiteindelijk als vergoeding wordt toegekend en dat dan eventueel een creditfactuur wordt uitgereikt.

Naar het oordeel van het Hof is er onder deze omstandigheden geen sprake van een op belanghebbende rustende en bepaalbare betalingsverplichting ter zake van de kosten van de deskundige. Niet duidelijk is immers welk bedrag belanghebbende uiteindelijk ter zake van het uitbrengen van het rapport zal moeten betalen. Om die reden zal het Hof geen vergoeding toekennen.

4.3. Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat de kosten van het uittreksel uit het Handelsregister vergoed dienen te worden nu belanghebbende dit uittreksel op verzoek van de rechtbank in het geding heeft gebracht en dit dus kosten zijn die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank heeft moeten maken.

4.4. Het Hof zal het bedrag van de toe te kennen kostenvergoeding als volgt berekenen:

- bezwaarfase: kosten voor rechtsbijstand 1 (bezwaarschrift) x € 218 x 1 (wegingsfactor) x 1,5 (samenhang) = € 327;

- beroepsfase: kosten voor rechtsbijstand 2 (beroepschrift en zitting) x 437 x 0,5 (wegingsfactor) = € 437 en kosten voor het uitreksel € 2,50.

Het totaal van de toe te kennen vergoeding komt dan uit op € 766,50.

Het Hof heeft daarbij het gewicht van de zaak in beroep als licht aangemerkt (met de wegingsfactor 0,5) nu in deze fase alleen de proceskostenvergoeding in geding was.

Slotsom

Nu de rechtbank het bedrag van de proceskosten heeft vastgesteld op € 1.177 (€ 303 voor de bezwaarfase + € 874 voor de beroepsfase) en de heffingsambtenaar hiertegen geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, zal het Hof de uitspraak van de rechtbank bevestigen.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling voor de hogerberoepsfase op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.D.R.M. Boumans en O.B. Onnes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel, als griffier. De beslissing is op 19 april 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.