Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2012, BX9643, 11/00839

Gerechtshof Amsterdam, 04-10-2012, BX9643, 11/00839

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 oktober 2012
Datum publicatie
10 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX9643
Formele relaties
Zaaknummer
11/00839

Inhoudsindicatie

De Minister heeft aan de hand van het missierapport van de Olaf voldoende aannemelijk gemaakt dat de ten invoer aangegeven rijwielen de Chinese oorsprong hadden. De voor deze rijwielen verschuldigde antidumpingrechten zijn terecht nagevorderd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 11/00839

4 oktober 2012

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[A], te [P], belanghebbende,

gemachtigde: E. Splietelhof

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/1197 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de Minister van Economische Zaken, de Minister,

vertegenwoordigd door B.C. Brouwer, werkzaam bij de Belastingdienst/Douane Nijmegen.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Minister heeft met dagtekening 3 juli 2009 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (UTB) van antidumpingrechten uitgereikt voor een bedrag van € 79.467,75, over in de maanden juli en augustus 2006 ten invoer aangegeven rijwielen.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Minister bij uitspraak, gedagtekend 19 februari 2010, de UTB gehandhaafd.

1.3. Bij uitspraak van 26 september 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 november 2011, aangevuld bij brief van 30 december 2011. De Minister heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

2.1.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.4. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur en de Minister tezamen als ‘verweerder’.

“2.1. [C] heeft in juli en augustus 2006 namens eiseres vijf aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van rijwielen. De rijwielen zijn telkens aangegeven onder goederencode 8712 0030 00. Als land van oorsprong is Maleisië vermeld. Bij de aangiften zijn certificaten van oorsprong Form A overgelegd die zijn afgegeven door de “Ministry of International Trade and Industry” (hierna: MITI) te Kuala Lumpur (Maleisië). Op de Form A’s staat[D] te Selangor, Maleisië (hierna: [D]) als exporteur vermeld. [D] is een rijwielenfabrikant.

2.2. Met ingang van 15 juli 2005 is bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad van 12 juli 2005 onder meer een definitief antidumpingrecht van 48,5% van de nettoprijs, franco

grens Gemeenschap vóór inklaring, ingesteld op rijwielen uit de Volksrepubliek China, ingedeeld onder GN-code 8712 0030.

2.3. In september 2008 is het antifraude bureau van de Europese Commissie (OLAF) een onderzoek gestart naar de geldigheid van de bij de aangiften ten invoer overgelegde certificaten van oorsprong afgegeven door de autoriteiten in Maleisië in de periode 2006 tot medio 2008, omdat onder meer het vermoeden bestond dat ter ontduiking van de antidumpingheffing rijwielen uit China via Maleisië in de EU werden ingevoerd. Het van dit onderzoek opgemaakte missierapport is gedateerd 3 april 2009 en houdt onder meer in:

“(…)

3. Transhipment frauds through the Port Klang (…) Free Zones

(…)

The following records were received (…):

Port Klang

- Excel files ZB1 and ZB2 for 2006, 2007 and 2008 for Port Klang concerning entries and exits of bicycles in the Free Zones transhipped to the EC Community by the Malaysian exporters under investigation. At OLAF’s request the ZB2 documents have been subsequently linked to the ZB1 documents by the Free Zone Authority.

(…)

In this respect:

- ZB1 is the document to record an entry into the Free Zone

- ZB2 (also known als ZB1 export) is the document to record an exit from the Free Zone

(…)

Analysis of the Free Zone data by OLAF

(…)

Overview of the transhipments in the Port Klang Free Zone (from the ZB2 records only):

Consignor (on the ZB2 export from the Port Klang Free Zone to the EC) Total containers

transhipped

in Port

Klang Declared Origin

China Declared

Origin

Hong

Kong Matches by container numbers with the EC

database No Matches with the EC

Masterlist Matches with the EC database for origin China

(…)

[D] 43 23 20 34 9 18

(…)

5. Conclusive remarks and recommendations

5.1 Conclusions

(…)

The information received has proven that a large part of the bicycles imported into the Community from Malaysia with Malaysian origin was not produced in Malaysia, but in China. These bicycles were transhipped via the Malaysian Free Zones to the Community, with false of incorrectly obtained Malaysian preferential origin certificates (GSP Forms A).

In these cases from the point of view of the fraudster, there is an additional cost in shipping the containers of bicycles from China to Malaysia, changing the containers and thereafter shipping onwards to Europe. From a logistical viewpoint, it would obviously be easier to ship directly from China to Europe.

(…)

Transhipments in the Port Klang Free Zone

Of 440 containers of bicycles transhipped through Port Klang, 284 containers were declared by the shippers themselves to be of Chinese origin. Matches between 168 Chinese containers transhipped from Port Klang and the same containers imported into the Community have been indentified by OLAF. Further matches may be identified by the Member States.

(…)”

2.4. Op 3 juli 2009 heeft verweerder de onder 1.1 genoemde utb opgelegd. Het ingevolge de utb door eiseres verschuldigde bedrag is als volgt opgebouwd:

zending

NL MS aangifte nr

004243778.03 aanvaarding

aangifte douane-

waarde

achteraf te boeken

douanerecht antidumpingrecht

(48,5%)

werkelijke

oorsprong

00072 06-06005167 12-07-06 € 30.043 € 1.051,50 € 14.570,86 China

00073 06-06004964 05-07-06 € 41.966 € 1.468,81 - Hong Kong

00074 06-06005402 21-07-06 € 19.121 € 669,23 € 9.273,69 China

00075 06-06005269 19-07-06 € 56.636 € 1.982,26 € 27.468,46 China

00077 06-06005711 07-08-06 € 58.051 € 2.031,78 € 28.154,74 China

€ 7.203,58 € 79.467,75

2.1.2. Het Hof vult de feiten als volgt aan.

Tot de gedingstukken behoren overzichten van de door MITI aan [D] afgegeven certificaten van oorsprong Form A, betreffende de vijf aangiften van belanghebbende, onder vermelding van de exportdatum en het gewicht. Tevens behoort tot de gedingstukken een overzicht van de autoriteiten van de Port Klang Free Commercial Zone, waarin door deze autoriteiten een match is gemaakt van de inslagen vanuit China en de uitslagen met bestemming Europese Unie (hierna: EU). In dit overzicht wordt onder meer melding gemaakt van de oorsprong zoals die is aangegeven bij aankomst in Port Klang, het registratienummer waaronder de goederen in Port Klang zijn aangekomen (ZB1), het registratienummer waaronder de goederen Port Klang hebben verlaten (ZB2), het nummer van de container waarin het vervoer naar de EU, heeft plaatsgevonden en het gewicht van de goederen.

3. Geschil in hoger beroep

3.1. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de Minister heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de goederen van Chinese oorsprong zijn, zodat antidumpingrechten verschuldigd zijn, hetgeen de Minister stelt doch belanghebbende bestrijdt.

Haar aanvankelijk ingenomen stelling dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd omdat deze onbevoegd is gedaan, heeft belanghebbende ter zitting ingetrokken.

3.2. Voor de nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van de zitting.

4. Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil, voor zover relevant voor het hoger beroep, het volgende overwogen:

“Oorsprong

4.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder, op wie ter zake de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oorsprong van vier van de vijf zendingen rijwielen China is.

4.2. Uit het hiervoor onder 2.3 genoemde rapport van het OLAF en de daarop ter zitting door verweerder gegeven toelichting blijkt dat het OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Maleisië heeft geconstateerd dat voor 23 van de 43 containers met rijwielen van [D] die vanuit Port Klang Free Zone zijn verscheept, de oorsprong China is aangegeven van de zich in die containers bevindende rijwielen. Aan de hand van de containernummers is vastgesteld dat van die 23 containers met aangegeven oorsprong China er 18 containers in de EU in het vrije verkeer zijn gebracht, waaronder de containers die deel uitmaken van de vier onderhavige aangiften waarvoor bij de onder 1.1 genoemde utb antidumpingheffing is nagevorderd. Voorts is aan de hand van onder meer aantallen en gewicht vastgesteld dat de van de onderhavige zendingen deel uitmakende rijwielen die uit Port Klang onder vermelding van oorsprong China zijn uitgeslagen daaraan voorafgaand eveneens onder opgave van oorsprong China in de Port Klang Free Zone zijn ingeslagen. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de bij de vier onderhavige aangiften gevoegde en door [D] afgegeven Form A’s, inhoudende dat de preferentiële oorsprong van de rijwielen Maleisië is, ten onrechte door MITI zijn gecertificeerd, aangezien de werkelijke oorsprong China is.

4.3. Eiseres heeft er onder verwijzing naar door haar overgelegde documenten op gewezen dat zij de rijwielen heeft gekocht van [D]. In 2005 heeft [naam medewerker belanghebbende] bij een bedrijfsbezoek geconstateerd dat [D] beschikt over een volledig geoutilleerde fabriek waar rijwielen vervaardigd worden. Eiseres heeft foto’s overgelegd die [naam medewerker belanghebbende] tijdens dat bedrijfsbezoek heeft gemaakt.

Daarnaast heeft eiseres foto’s overgelegd die in 2006 zijn gemaakt van een drietal containers die met rijwielen worden geladen. Die containers maken deel uit van de zendingen ter zake waarvan thans antidumpingheffing wordt nagevorderd. Op die foto’s is een man te zien die ook op de in 2005 in de fabriek gemaakte foto’s is te zien. Daaruit volgt, aldus eiseres, dat het laden van de rijwielen in de containers op het terrein van [D] heeft plaatsgevonden en dat die rijwielen dus niet uit China komen, maar in de fabriek van [D] te Maleisië zijn vervaardigd. In dat verband heeft eiseres er voorts op gewezen dat op de dozen waarin de rijwielen die in de containers worden geladen zijn verpakt het merk “[merknaam]” is vermeld en dat is het door eiseres gevoerde merk. Eiseres heeft alleen met [D] de afspraak dat dat merk op de verpakking komt te staan. Ook daaruit volgt dat de rijwielen door [D] in Maleisië zijn vervaardigd.

4.4. Het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door het OLAF is een dusdanig ingrijpende handeling, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn, indien de door eiseres aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van het OLAF zodanig ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van het OLAF (meer) kan worden toegekend.

4.5. De fabriek van [D] is gelegen buiten de Port Klang Free Zone. Op de door eiseres overgelegde foto’s is enkel te zien dat goederen die zijn verpakt in dozen met daarop de naam “[merknaam]” in containers worden geladen. Dat kan ook in de vrije zone hebben plaatsgevonden. Ook als er vanuit moet worden gegaan dat op de foto’s van het laden van de containers iemand is te zien die in 2005 in de fabriek van [D] aan de assemblagelijn is gefotografeerd, leidt dat niet tot de conclusie dat dus het laden van de bewuste containers in 2006 bij [D] heeft plaatsgevonden. Dat er op de verpakking “[merknaam]” staat doet daar niet aan af, aangezien het in een vrije zone is toegestaan om goederen te verpakken of om te pakken. De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen eiseres tegen de conclusies van het OLAF heeft ingebracht niet van dien aard is dat de bevindingen van de onderzoeksmissie van het OLAF geen stand kunnen houden.

4.6. Gezien het voorgaande mocht verweerder afgaan op de bevindingen van het OLAF. Hieruit volgt, dat verweerder de conclusie van het OLAF mocht overnemen, zodat de oorsprong van de vier zendingen met rijwielen China is en de antidumpingrechten derhalve terecht zijn nagevorderd.“.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. In geschil is de oorsprong van de door belanghebbende ten invoer aangegeven rijwielen. De Minister, die in deze wenst af te wijken van de aangiften, draagt in beginsel de bewijslast dat de goederen van Chinese oorsprong zijn. De Minister heeft daartoe het onder de feiten vermelde missierapport, met bijlagen, van OLAF overgelegd.

5.2. In hoger beroep zijn vier aangiften ten invoer in geschil. Ten aanzien van deze vier aangiften stelt belanghebbende dat zij twijfelt aan de bewijskracht van het missierapport. Het Hof overweegt ter zake als volgt. Uit het onder 2.1.2. genoemde overzicht van de autoriteiten van de Port Klang Free Commercial Zone blijkt dat genoemde autoriteiten hebben vastgesteld dat zendingen rijwielen van Chinese oorsprong, die deze vrije zone zijn binnengebracht, vanuit deze vrije zone naar de EU zijn getransporteerd. In dit overzicht wordt ondermeer melding gemaakt van de oorsprong zoals die is aangegeven bij aankomst in Port Klang, het registratienummer waaronder de goederen in Port Klang zijn aangekomen (ZB1), het registratienummer waaronder de goederen Port Klang hebben verlaten (ZB2), het nummer van de container waarin het vervoer naar de EU, heeft plaatsgevonden en het gewicht van de goederen. De vermelde containernummers en gewichten komen overeen met de vermelding op de aangiften waarop de navordering betrekking heeft. Het Hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de Maleisische autoriteiten. Naar ’s Hofs oordeel heeft de Minister door overlegging van dit overzicht voldoende aannemelijk gemaakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn, zodat terecht tot navordering van antidumpingrechten is overgegaan.

5.3. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat [D] in Maleisië, anders dan de meeste andere betrokken Maleisische exporteurs, daadwerkelijk beschikte over een inrichting waar rijwielen konden worden vervaardigd, voert niet tot een ander oordeel. Uit het missierapport kan worden afgeleid dat bij OLAF ook twijfels bestonden over de preferentiële oorsprong van door [D] in Maleisië geproduceerde rijwielen en dat op dit punt nog nader onderzoek zou plaatsvinden, doch deze omstandigheid staat geheel los van de onder 5.2 genoemde constateringen van de autoriteiten van Port Klang.

5.4. Uit eigen onderzoek van belanghebbende is gebleken dat de rijwielen in andere containers naar de EU zijn vervoerd dan die waarin zij van China naar Maleisië zijn vervoerd. Het Hof constateert uit de stukken van het geding dat OLAF en de Maleisische autoriteiten nimmer het tegendeel hebben beweerd, zodat ook deze omstandigheid geen aanleiding geeft tot een ander oordeel.

Slotsom

5.5. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd

6. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en S.T.M. Beelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als griffier. De beslissing is op 4 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.