Home

Rechtbank Haarlem, 26-09-2011, BV1238, AWB 10/1197

Rechtbank Haarlem, 26-09-2011, BV1238, AWB 10/1197

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 september 2011
Datum publicatie
18 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1238
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 10/1197

Inhoudsindicatie

UTB voor douanerechten en antidumpingrechten is terecht opgelegd omdat de oorsprong van de goederen China was. OLAF heeft dit in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van Maleisië vastgesteld. De form’s A waren ten onrechte afgegeven.

De boeking blijft niet achterwege omdat de autoriteiten geen vergissing hebben begaan. Immers de certificaten van oorsprong zijn afgegeven op basis van onjuiste informatie van de exporteur die ook zelfafgever was.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 10/1197

Uitspraakdatum: 26 september 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: E. Splietelhof,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane [P],

samen te noemen: verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft met dagtekening 3 juli 2009 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) voor de heffing van douanerechten en antidumpingrechten opgelegd ten bedrage van in totaal € 86.671,33.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 februari 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2011. Namens eiseres is daar verschenen voornoemde gemachtigde, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen mr. B.C. Brouwer.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. [B] B.V. heeft in juli en augustus 2006 namens eiseres vijf aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van rijwielen. De rijwielen zijn telkens aangegeven onder goederencode 8712 0030 00. Als land van oorsprong is Maleisië vermeld. Bij de aangiften zijn certificaten van oorsprong Form A overgelegd die zijn afgegeven door de “Ministry of International Trade and Industry” (hierna: MITI) te Kuala Lumpur (Maleisië). Op de Form A’s staat [C], Maleisië (hierna: [C]) als exporteur vermeld. [C] is een rijwielenfabrikant.

2.2. Met ingang van 15 juli 2005 is bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad van 12 juli 2005 onder meer een definitief antidumpingrecht van 48,5% van de nettoprijs, franco

grens Gemeenschap vóór inklaring, ingesteld op rijwielen uit de Volksrepubliek China, ingedeeld onder GN-code 8712 0030.

2.3. In september 2008 is het antifraude bureau van de Europese Commissie (OLAF) een onderzoek gestart naar de geldigheid van de bij de aangiften ten invoer overgelegde certificaten van oorsprong afgegeven door de autoriteiten in Maleisië in de periode 2006 tot medio 2008, omdat onder meer het vermoeden bestond dat ter ontduiking van de antidumpingheffing rijwielen uit China via Maleisië in de EU werden ingevoerd. Het van dit onderzoek opgemaakte missierapport is gedateerd 3 april 2009 en houdt onder meer in:

“(…)

3. Transhipment frauds through the Port Klang (…) Free Zones

(…)

The following records were received (…):

Port Klang

- Excel files ZB1 and ZB2 for 2006, 2007 and 2008 for Port Klang concerning entries and exits of bicycles in the Free Zones transhipped to the EC Community by the Malaysian exporters under investigation. At OLAF’s request the ZB2 documents have been subsequently linked to the ZB1 documents by the Free Zone Authority.

(…)

In this respect:

- ZB1 is the document to record an entry into the Free Zone

- ZB2 (also known als ZB1 export) is the document to record an exit from the Free Zone

(…)

Analysis of the Free Zone data by OLAF

(…)

Overview of the transhipments in the Port Klang Free Zone (from the ZB2 records only):

Consignor (on the ZB2 export from the Port Klang Free Zone to the EC) Total containers

transhipped

in Port

Klang Declared Origin

China Declared

Origin

Hong

Kong Matches by container numbers with the EC

database No Matches with the EC

Masterlist Matches with the EC database for origin China

(…)

[C] 43 23 20 34 9 18

(…)

5. Conclusive remarks and recommendations

5.1 Conclusions

(…)

The information received has proven that a large part of the bicycles imported into the Community from Malaysia with Malaysian origin was not produced in Malaysia, but in China. These bicycles were transhipped via the Malaysian Free Zones to the Community, with false of incorrectly obtained Malaysian preferential origin certificates (GSP Forms A).

In these cases from the point of view of the fraudster, there is an additional cost in shipping the containers of bicycles from China to Malaysia, changing the containers and thereafter shipping onwards to Europe. From a logistical viewpoint, it would obviously be easier to ship directly from China to Europe.

(…)

Transhipments in the Port Klang Free Zone

Of 440 containers of bicycles transhipped through Port Klang, 284 containers were declared by the shippers themselves to be of Chinese origin. Matches between 168 Chinese containers transhipped from Port Klang and the same containers imported into the Community have been indentified by OLAF. Further matches may be identified by the Member States.

(…)”

2.4. Op 3 juli 2009 heeft verweerder de onder 1.1 genoemde utb opgelegd. Het ingevolge de utb door eiseres verschuldigde bedrag is als volgt opgebouwd:

zending

NL MS aangifte nr

004243778.03 aanvaarding

aangifte douane-

waarde

achteraf te boeken

douanerecht antidumpingrecht

(48,5%)

werkelijke

oorsprong

00072 06-06005167 12-07-06 € 30.043 € 1.051,50 € 14.570,86 China

00073 06-06004964 05-07-06 € 41.966 € 1.468,81 - Hong Kong

00074 06-06005402 21-07-06 € 19.121 € 669,23 € 9.273,69 China

00075 06-06005269 19-07-06 € 56.636 € 1.982,26 € 27.468,46 China

00077 06-06005711 07-08-06 € 58.051 € 2.031,78 € 28.154,74 China

€ 7.203,58 € 79.467,75

3. Geschil

3.1. In geschil is of de utb terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging althans matiging van de utb.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil

Oorsprong

4.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder, op wie ter zake de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oorsprong van vier van de vijf zendingen rijwielen China is.

4.2. Uit het hiervoor onder 2.3 genoemde rapport van het OLAF en de daarop ter zitting door verweerder gegeven toelichting blijkt dat het OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Maleisië heeft geconstateerd dat voor 23 van de 43 containers met rijwielen van [C] die vanuit Port Klang Free Zone zijn verscheept, de oorsprong China is aangegeven van de zich in die containers bevindende rijwielen. Aan de hand van de containernummers is vastgesteld dat van die 23 containers met aangegeven oorsprong China er 18 containers in de EU in het vrije verkeer zijn gebracht, waaronder de containers die deel uitmaken van de vier onderhavige aangiften waarvoor bij de onder 1.1 genoemde utb antidumpingheffing is nagevorderd. Voorts is aan de hand van onder meer aantallen en gewicht vastgesteld dat de van de onderhavige zendingen deel uitmakende rijwielen die uit Port Klang onder vermelding van oorsprong China zijn uitgeslagen daaraan voorafgaand eveneens onder opgave van oorsprong China in de Port Klang Free Zone zijn ingeslagen. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de bij de vier onderhavige aangiften gevoegde en door [C] afgegeven Form A’s, inhoudende dat de preferentiële oorsprong van de rijwielen Maleisië is, ten onrechte door MITI zijn gecertificeerd, aangezien de werkelijke oorsprong China is.

4.3. Eiseres heeft er onder verwijzing naar door haar overgelegde documenten op gewezen dat zij de rijwielen heeft gekocht van [C]. In 2005 heeft [A] bij een bedrijfsbezoek geconstateerd dat [C] beschikt over een volledig geoutilleerde fabriek waar rijwielen vervaardigd worden. Eiseres heeft foto’s overgelegd die [A] tijdens dat bedrijfsbezoek heeft gemaakt.

Daarnaast heeft eiseres foto’s overgelegd die in 2006 zijn gemaakt van een drietal containers die met rijwielen worden geladen. Die containers maken deel uit van de zendingen ter zake waarvan thans antidumpingheffing wordt nagevorderd. Op die foto’s is een man te zien die ook op de in 2005 in de fabriek gemaakte foto’s is te zien. Daaruit volgt, aldus eiseres, dat het laden van de rijwielen in de containers op het terrein van [C] heeft plaatsgevonden en dat die rijwielen dus niet uit China komen, maar in de fabriek van [C] te Maleisië zijn vervaardigd. In dat verband heeft eiseres er voorts op gewezen dat op de dozen waarin de rijwielen die in de containers worden geladen zijn verpakt het merk “[D]” is vermeld en dat is het door eiseres gevoerde merk. Eiseres heeft alleen met [C] de afspraak dat dat merk op de verpakking komt te staan. Ook daaruit volgt dat de rijwielen door [C] in Maleisië zijn vervaardigd.

4.4. Het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door het OLAF is een dusdanig ingrijpende handeling, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn, indien de door eiseres aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van het OLAF zodanig ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van het OLAF (meer) kan worden toegekend.

4.5. De fabriek van [C] is gelegen buiten de Port Klang Free Zone. Op de door eiseres overgelegde foto’s is enkel te zien dat goederen die zijn verpakt in dozen met daarop de naam “[D]” in containers worden geladen. Dat kan ook in de vrije zone hebben plaatsgevonden. Ook als er vanuit moet worden gegaan dat op de foto’s van het laden van de containers iemand is te zien die in 2005 in de fabriek van [C] aan de assemblagelijn is gefotografeerd, leidt dat niet tot de conclusie dat dus het laden van de bewuste containers in 2006 bij [C] heeft plaatsgevonden. Dat er op de verpakking “[D]” staat doet daar niet aan af, aangezien het in een vrije zone is toegestaan om goederen te verpakken of om te pakken. De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen eiseres tegen de conclusies van het OLAF heeft ingebracht niet van dien aard is dat de bevindingen van de onderzoeksmissie van het OLAF geen stand kunnen houden.

4.6. Gezien het voorgaande mocht verweerder afgaan op de bevindingen van het OLAF. Hieruit volgt, dat verweerder de conclusie van het OLAF mocht overnemen, zodat de oorsprong van de vier zendingen met rijwielen China is en de antidumpingrechten derhalve terecht zijn nagevorderd.

Artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW

4.7. Ingevolge artikel 220, eerste lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) wordt het bedrag aan rechten dat voortvloeit uit een douaneschuld dat niet is geboekt of lager is geboekt dan wettelijk verschuldigd is, alsnog achteraf geboekt.

4.8. Genoemde boeking blijft ingevolge artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW achterwege indien het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt, ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.

4.9. Ingevolge artikel 220, tweede lid, sub b, tweede alinea, van het CDW wordt de afgifte door instanties van een derde land van een onjuist certificaat aangemerkt als een vergissing die redelijkerwijze niet kon worden ontdekt, wanneer de preferentiële status van de goederen wordt vastgesteld aan de hand van een systeem van administratieve samenwerking, waarbij vorengenoemde instanties betrokken zijn.

4.10. Ingevolge artikel 220, tweede lid, sub b, derde alinea, van het CDW wordt de afgifte van een onjuist certificaat echter niet als vergissing aangemerkt, wanneer het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, behalve indien met name de instanties die het certificaat afgaven klaarblijkelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

4.11. Op eiseres rust de bewijslast haar stelling aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van een vergissing van de douaneautoriteiten, die zij redelijkerwijs niet kon ontdekken en waarbij eiseres te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften inzake de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan. Eiseres stelt in dit kader allereerst dat uit het missierapport van het OLAF blijkt dat alle voor de beoordeling van de oorsprong van belang zijnde bescheiden in de dossiers van de bevoegde autoriteiten en de administratie van de importeur en de producent aanwezig waren. Daaruit blijkt dat belangrijke onderdelen van de rijwielen uit China afkomstig zijn en voor de afgifte van Form A’s is de lokale content toevoeging en de waardetoevoeging van belang. Daarnaast was er voor rijwielen uit China een antidumpingheffing vastgesteld en hadden de bevoegde douaneautoriteiten ook om die reden extra oplettend moeten zijn. Desondanks werden de Form A’s afgegeven zonder enige vraag of enig onderzoek. Eiseres wijst er onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) in zaak C-251/00 (Ilumitrónica) op dat een onjuiste verklaring van de exporteur niet voldoende is om een vergissing van de bevoegde autoriteiten uit te sluiten.

4.12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat MITI de certificaten van oorsprong ten onrechte heeft afgegeven op basis van onjuiste informatie van de exporteur [C]. MITI had geen reden om te twijfelen aan de opgave van [C], omdat zij geregistreerd stond als fabrikant van rijwielen en als zelfafgever op de Form A’s had ingevuld dat de rijwielen in Maleisië zijn geproduceerd en voldoen aan de vereisten om voor preferentiële behandeling in aanmerking te komen. Achteraf bezien had MITI ten tijde van de afgifte van de Form A’s niet de beschikking over alle gegevens.

4.13. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet is gebleken dat MITI ten tijde van het certificeren van de Form A’s klaarblijkelijk wist of had moeten weten dat de rijwielen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen. Dat alle voor de beoordeling van de oorsprong van belang zijnde bescheiden beschikbaar waren en dat die onder meer inhouden dat rijwielonderdelen uit China worden betrokken is in dit verband niet van belang, nu het erom gaat of er een reden was voor MITI om die bescheiden op te vragen en te controleren. Daarvan is niet gebleken, met name niet nu [C] een rijwielenfabrikant was die gelet op het feit dat zij zelf Form A’s mocht afgeven kennelijk als betrouwbaar te boek stond. Het enkele feit dat er voor rijwielen uit China een antidumpingheffing is ingesteld, is evenmin voldoende om te oordelen dat MITI klaarblijkelijk wist of had moeten weten dat de rijwielen niet de preferentiële oorsprong Maleisië hadden.

4.14. Tussen partijen is weliswaar niet meer in geschil dat eiseres aan de overige voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef, sub b, van het CDW heeft voldaan, maar nu geen sprake is van een vergissing van de douaneautoriteiten kan dat eiseres niet baten.

Douanewaarde

4.15. Op grond van artikel 29, eerste lid, van het CDW is de douanewaarde van de ingevoerde goederen de transactiewaarde van de goederen, dat wil zeggen de voor die goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht.

4.16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de door haar aangegeven transactiewaarde niet kan worden gehanteerd voor het vaststellen van de douanewaarde als vast komt te staan dat de rijwielen in China zijn vervaardigd. De prijs die aan [C] is voldaan is beduidend hoger dan de prijs die voor vergelijkbare rijwielen uit China moet worden betaald. Als er rijwielen uit China worden geïmporteerd is de prijs lager, omdat er nog antidumpingrechten moeten worden betaald.

4.17. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen reden ziet om van de aangegeven transactiewaarde af te wijken. De prijs die in China gerekend wordt is waarschijnlijk wel lager, maar omdat de rijwielen niet rechtstreeks van China naar de EU zijn verscheept, maar via Maleisië moet rekening worden gehouden met extra kosten voor vervoer en handelingen binnen de vrije zone.

4.18. De rechtbank ziet geen reden om een andere dan de aangegeven transactiewaarde van de ingevoerde rijwielen als douanewaarde te hanteren. Dat [C] het eiseres heeft doen willen voorkomen alsof ze rijwielen kocht die in Maleisië waren geproduceerd, terwijl in werkelijkheid uit China ingevoerde rijwielen aan haar werden geleverd, betekent niet dat daarom van de daadwerkelijk door eiseres betaalde prijs moet worden afgeweken. Deze grief faalt derhalve.

4.19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. A.J. Roke en

mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.