Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2029, 11-00937

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2029, 11-00937

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 juli 2013
Datum publicatie
11 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2029
Formele relaties
Zaaknummer
11-00937
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 40, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 49

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor een aanslag vennootschapsbelasting en beroept zich (onder meer) op de disculpatiemogelijkheid in artikel 40 lid 6 Invorderingswet.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende zich onvoldoende van zijn zorgplicht heeft gekweten om aan te nemen dat het niet aan hem is te wijten dat de vennootschapsbelasting niet kon worden voldaan.

Uitspraak

kenmerk 11/00937

18 juli 2013

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: J.J. Vetter (Geradts & Vetter), de gemachtigde,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1364 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Alkmaar,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft met dagtekening 2 november 2010 belanghebbende bij beschikking aansprakelijk gesteld op grond van artikel 40 Invorderingswet 1990 voor een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2004 ten name van [C] B.V. (hierna ook: de BV) voor een bedrag van € 106.605 en een bedrag aan heffingsrente van € 13.653.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de ontvanger bij uitspraak, gedagtekend 18 februari 2011, de beschikking aansprakelijkstelling gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 4 november 2011, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de beschikking aansprakelijkstelling verminderd tot een bedrag van € 97.806. De rechtbank heeft verder bepaald dat belanghebbende invorderingsrente is verschuldigd vanaf zes weken na dagtekening van de aansprakelijkstelling en heeft de ontvanger veroordeeld in de proceskosten en gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 december 2011, aangevuld bij brief van 9 januari 2012. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 19 februari 2013 zijn nadere stukken ontvangen van de ontvanger. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij. De gemachtigde heeft op 20 maart 2013 zijn pleitnota aan het Hof en aan de wederpartij toegezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de feiten als volgt vast.

2.1.

De BV heeft vanaf 17 augustus 1992 een onderneming gedreven in het verbouwen van paprika's en andere tuinbouwproducten voor de groot- en detailhandel. Belanghebbende was tot 31 december 2004 enig aandeelhouder en bestuurder van de BV.

2.2.

In het jaar 2000 heeft de BV de onderneming verkocht. In die verkoop was onroerend goed begrepen waarop een boekwinst van € 312.617 is gerealiseerd. Voor deze boekwinst is in de aangifte vennootschapsbelasting 2000 een vervangingsreserve ex artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 juncto artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen. De vervangingsreserve is vanaf het belastingjaar 2001 omgezet in een herinvesteringsreserve (hierna: de hir) als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet IB 2001.

2.3.

Tot de gedingstukken behoort een faxbericht afkomstig van [Y], op briefpapier van [M] International Investments, aan [A] Notarissen met datum 27 december 2004 en in afschrift aan [B]. Hierin is, voor zover van belang, vermeld:

“Door [Y] B.V. is een appartementencomplex in [P] verworven. Het gehele complex wordt begin januari in appartementsrechten gesplitst door (…) Notarissen te [Q].

[Y] verkoopt nu reeds 4 appartementen aan [C] B.V. voor € 450.000,- k.k. (…) Doordat de splitsing in appartementsrechten pas in januari plaatsvindt kan de juridische levering nog niet plaatsvinden.”

2.4.

Op 30 december 2004 is een koopovereenkomst gesloten waarbij de BV van [Y] B.V. (hierna: [Y]) vier appartementen heeft gekocht, deel uitmakende van het complex [a-weg 1 en b-weg 2] te [P] en eigendom van een derde. Overeengekomen is dat de levering van deze appartementen zou plaatsvinden op 31 januari 2005. De overeengekomen, op het moment van levering te betalen verkoopprijs, was € 450.000. De levering van deze appartementen heeft nimmer plaatsgevonden aan [Y] of aan de BV. De derde heeft het ongesplitste complex verkocht en in 2006 geleverd aan een woningstichting.

2.5.

Belanghebbende heeft op 31 december 2004 zijn aandelen in de BV verkocht en geleverd aan [Y]. De akte van aandelenoverdracht, waarin belanghebbende is aangeduid als verkoper, [Y] als koper en de BV als de Vennootschap, vermeldt in artikel 5: Overgang baten en lasten, voor zover hier van belang, het volgende:

“3. De directie van de Vennootschap heeft het vervangingsvoornemen met betrekking tot eerder vervreemde registergoederen terzake waarvan een herinvesteringsreserve is gevormd tot aan de verwerving van genoemde materiële vaste activa volledig gehandhaafd. Met betrekking tot het adequaat benutten van de herinvesteringsreserve wordt door verkoper geen garantie gegeven. De koper zal zich onthouden van het verrichten van enige handeling met betrekking tot de Vennootschap die aansprakelijkheid en/of schade voor verkoper tot gevolge kan hebben door de toepassing van artikel 40 Invorderingswet. De koper, de Vennootschap staan er voor in dat zij zich met betrekking tot de (voormalige) herinvesteringsreserve zullen houden aan hetgeen daaromtrent in artikel 3:54 van de wet inkomstenbelasting 2001, of anderszins, is bepaald.

4. De koper vrijwaart bij deze de verkoper voor alle aansprakelijkheid en/of schade die voor de verkoper zal voortvloeien uit de toepassing van artikel 40 van de Invorderingswet 1990 op aangelegenheden de Vennootschap betreffende en de koper zal aan de verkoper op eerste verzoek vergoeden alle bedragen die verkoper in dat verband verschuldigd zal worden, waaronder mede begrepen de vennootschapsbelasting, fiscale heffingsrente, invorderingsrente en invorderingskosten alsmede de door de verkoper gemaakte redelijke kosten ter voorkoming beperking en/of vaststelling van de aansprakelijkheid en/of schade en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening van schade, waaronder in alle gevallen begrepen de kosten van de door verkoper ingeschakelde externe adviseurs. De schade die door de koper ingevolgde dit artikel dient te worden vergoed zal worden berekend op basis van het bedrag dat nodig is om verkoper in de positie te brengen die zou hebben bestaan indien geen sprake zou zijn geweest van de voornoemde toepassing van artikel 40 Invorderingswet 1990.

5. De koper verklaart dat het niet in haar voornemen ligt de Vennootschap te ontbinden en haar vermogen te vereffenen danwel te verminderen. Koper verplicht zich ten opzichte van de verkoper het vermogen van de Vennootschap, anders dan tengevolge van de normale bedrijfsvoering, dit jaar en in de komende drie jaren daarna niet te laten verminderen.”

2.6.

De activa van de BV omvatten volgens de akte van aandelenoverdracht op 31 december 2004 het volgende:

- rekening courant vordering op belanghebbende van € 336.161

- recht op levering van de onroerende zaak van € 450.000

De passiva van de BV bestonden uit:

- een eigen vermogen van € 273.718

- betalingsverplichting ter zake van de onroerende zaak van € 450.000

- voorziening voor een latente vennootschapsbelasting van € 54.708

- schuld aan [G] accountants van € 2.975

- schuld aan [B] Belastingadviseurs van € 4.760

2.7.

[Y] heeft de koopsom voor de aandelen ter grootte van € 273.718 aan belanghebbende voldaan door overneming van een deel van zijn schuld in rekening courant aan de BV ter grootte van € 273.718. Het resterende deel van zijn schuld € 62.443 (€ 336.161 - € 273.718) heeft belanghebbende op een rekening van [A] Notarissen gestort.

2.8.

Belanghebbende heeft zich bij de verkoop van de aandelen (fiscaal) laten adviseren door mr. [B], belastingadviseur bij [B] en aangesloten bij de NOB, en door zijn eigen accountant, [G].

2.9.

Volgens de door [Y] bij de Kamer van Koophandel op 14 december 2004 gedeponeerde jaarrekening 2003 bedroeg het eigen vermogen van [Y] op 31 december 2003 € 7.771.320. Op 31 december 2004 was [Y] eigenaar van een onroerendgoedportefeuille. [Y], inmiddels [E] Holding B.V. geheten, is op 2 oktober 2007 in staat van faillissement verklaard. Het financieel verslag van de curatoren van [E] Holding B.V. van 17 februari 2009 vermeldt een bedrag aan verschuldigde vennootschapsbelasting van € 4.348.766.

2.10.

De BV heeft over het jaar 2004 geen aangifte gedaan. De aanslag is met dagtekening 13 oktober 2007 ambtshalve vastgesteld naar een belastbare winst van € 700.000. Daartegen is bezwaar gemaakt door de BV. Op 4 januari 2008 heeft de ontvanger de BV uitstel van betaling verleend voor de aanslag. Dit uitstel is na de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2010 ingetrokken op 8 september 2010. In bezwaar is de belastbare winst vastgesteld op € 500.000. Tegen de uitspraak op bezwaar is geen beroep ingesteld.

2.11.

Het verrekenbaar verlies van de BV na 31 december 2003 was € 41.858.

2.12.

De BV is op 8 juli 2008 door de rechtbank Haarlem in staat van faillissement verklaard en op 23 juni 2009 is zij opgehouden te bestaan omdat geen baten meer aanwezig zijn.

2.13.

De aanslag vennootschapsbelasting 2004 van de BV is tot op heden onbetaald gebleven.

2.14.

Het bedrag van de aansprakelijkstelling bestaat uit € 106.605 aan verschuldigde vennootschapsbelasting over de hir en € 13.653 aan heffingsrente welke de BV in rekening is gebracht.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing