Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2282, 12/01121

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2282, 12/01121

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 juli 2013
Datum publicatie
30 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2282
Formele relaties
Zaaknummer
12/01121
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Vergoeding taxatiekosten. Overeenkomstige toepassing van de 'Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’ redelijk.

Uitspraak

kenmerk 12/01121

11 juli 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. [Y]

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/199 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst Noord/kantoor Emmen, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 196.313. Belanghebbende heeft tegen de aanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 12 januari 2009 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden. Bij uitspraak van 2 december 2010 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en – voor zover hier van belang – de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 966.

1.3.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Gerechtshof te Leeuwarden ingekomen op 26 december 2010. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bij uitspraak van 14 februari 2012 de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 16 november 2012 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden vernietigd, het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, de Staat gelast het ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht te vergoeden en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van belanghebbende van het geding in cassatie.

1.6.

Partijen zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 17 december 2012 en de inspecteur bij brief van 17 mei 2013. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij gezonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Geding na cassatie

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 november 2012 het volgende overwogen:

"3.1. Belanghebbende heeft voor de Rechtbank onder meer verzocht om vergoeding van de kosten van een door hem ingeschakelde taxateur. De Rechtbank heeft dat verzoek geweigerd en daartoe overwogen dat, gelet op het ter zitting gesloten compromis ten aanzien van de waarde van de onroerende zaak, geen vergoeding wordt toegekend voor de door belanghebbende gemaakte taxatiekosten, aangezien het naar het oordeel van de Rechtbank inherent is aan het karakter van een compromis dat elke partij haar eigen kosten draagt.

3.2.

Middel IV richt zich tegen de vaststelling door het Hof, in onderdeel 5 van zijn uitspraak, dat belanghebbende in hoger beroep geen grief tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling door de Rechtbank heeft aangevoerd. Het middel slaagt. In de motivering van het beroepschrift in hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van de kosten van de taxateur. De hiervoor vermelde vaststelling door het Hof is derhalve onbegrijpelijk.

3.3.

De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.4.

Gelet op het hiervoor in 3.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor de beantwoording van de vraag of, en zo ja tot welk bedrag, kosten van de taxateur voor vergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen (zie de arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2012, nr. 11/02035, LJN BX0904, BNB 2012/256, nr. 11/02430, LJN BV5172, BNB 2012/257, en nr. 11/04133, LJN BX09019, BNB 2012/259). Hierbij verdient opmerking dat het oordeel van de Rechtbank dat aan het karakter van een compromis inherent is dat elke partij haar eigen proceskosten draagt, geen steun vindt in het recht."

3 Feiten

3.1.

Het Hof gaat uit van de volgende door het Gerechtshof te Leeuwarden in de onderdelen 2.1 tot en met 2.4 en 2.10 van zijn uitspraak vastgestelde feiten. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1.  Belanghebbende, geboren op [geboortedatum], exploiteerde in de vorm van een eenmanszaak een veehandelbedrijf en schapenhouderij op het adres [adres] te [Z]. Daarnaast is belanghebbende fulltime in loondienst bij [werkgever].

2.2.

De bedrijfswoning op voornoemd adres is door belanghebbende sedert vele jaren tot zijn ondernemingsvermogen gerekend.

2.3.

Naast het woongedeelte, wordt tevens een gedeelte van het achterhuis of de deel als gedeelte van de bedrijfswoning voor privédoeleinden gebruikt, onder meer voor de stalling van de in privé gehouden paarden en voor de opslag van goederen (grasmaaier, tuinstoelen, wasmachine en dergelijke).

2.4.

Ook een gedeelte van de bedrijfskavel wordt van tijd tot tijd privé gebruikt, bijvoorbeeld voor het ophangen van de was of als terras.

(…)

2.10.

Ter zitting van de Rechtbank hebben partijen bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over de waarde van de onroerende zaak, inhoudende dat waarde in vrij opleverbare staat – voor de berekening van de omvang van de eventueel in aanmerking te nemen stakingswinst – dient te worden vastgesteld op € 295.000. Uit de na heropening ingezonden stukken blijkt dat de Inspecteur is uitgegaan van een waarde van € 292.700.”

Het Hof vult voormelde feiten als volgt aan:

3.2.

Belanghebbende heeft een taxatie laten verrichten door [taxateur]. Tot de stukken van het geding behoort de volgende factuur:

“FACTUUR

Opname en waardering van een woonboerderij met bijbehorende opstallen/ erf/ ondergrond en een gering oppervlakte landbouwgrond.

En het uitbrengen van een taxatierapport.

24 uren á € 90,- € 2160,-

312 km á € 0,32 € 99,84

Kantoorkosten € 40,-

------------

Subtotaal € 2299,84

1. BTW € 436,97

------------

TOTAAL € 2736,81”

4 Geschil in hoger beroep na verwijzing

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten en griffierecht

7 Beslissing