Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2297, 12/00153

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2297, 12/00153

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 juli 2013
Datum publicatie
1 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2297
Formele relaties
Zaaknummer
12/00153

Inhoudsindicatie

Indeling camcorders. In geschil is of de producten dienen te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8525 80 99 danwel onder GN-onderverdeling 8525 80 91.

Het essentiële kenmerk van een camcorder die onder postonderverdeling 8525 80 99 valt is de mogelijkheid om ook niet door de geïntegreerde camera zelf geregistreerde beelden en geluiden op te nemen. Daarvan is sprake als de camcorder in staat is om op autonome wijze, dus zonder externe hard- of software, van buiten inkomende beelden en geluiden op te nemen. Producten beschikken niet over ‘opnamemogelijkheid’ in de zin van GN-onderverdeling 8525 80 99. Indeling onder GN-onderverdeling 8525 80 91. Hoger beroep inspecteur ongegrond.

Uitspraak

kenmerk 12/00153

11 juli 2013

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Roosendaal,

de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/4616 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigden: mr. ing. B.J.B. Boersma en A.P. van Breukelen (Customs Knowledge)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 12 maart 2010 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 30 november 2009 ten bedrage van € 312.753,33 voor aangiften ten invoer gedaan in de periode mei 2008 tot en met november 2009.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 augustus 2010, de UTB gehandhaafd.

1.2.

Bij uitspraak van 9 januari 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de UTB vernietigd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.3.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 februari 2012, aangevuld bij brief van 12 maart 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op 23 mei 2013 zijn nadere stukken ontvangen van de inspecteur. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. De gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en een kopie daarvan met bijlagen overgelegd aan de wederpartij en het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres heeft op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van haar opdrachtgever [opdrachtgever] gevestigd te [plaats], Ierland (hierna: [opdrachtgever]) in de onder 1 genoemde periode aangiften gedaan voor de regeling brengen in het vrije verkeer van camcorders, modellen “[model 1]” en “[model 2]” (hierna de producten), onder de goederencode 8525 80 91 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). Verweerder heeft bij eiseres, met betrekking tot door haar in genoemde periode gedane aangiften, een controle na de invoer (hierna: CNI) ingesteld en daarvan een controlerapport opgesteld. De door verweerder doorgevoerde correcties op deze aangiften vormen de grondslag voor de onder 1 genoemde utb.

2.2.

De in het dossier aanwezige relevante technische specificaties van de producten zijn de volgende:

-

p hogedefinitievideobeelden (1280 x 720) voor de [model 2] en VGA-kwaliteit (640 x 480) voor de [model 1];

-

glazen groothoeklens;

-

x digitale zoom;

-

video-opslagcapaciteit van 8 GB voor de [model 2] en 2 GB voor de [model 1];

-

HDMI- en RCA-tv-uitvoeraansluitingen bij de [model 2] en AV-aansluiting bij de [model 1];

-

een USB-aansluiting voor de personal computer (hierna: pc).

De producten beschikken over ingebouwde software waarmee na het aansluiten van de producten via de USB-aansluiting op de pc, de op de producten opgenomen filmpjes op de pc kunnen worden gekopieerd en bewerkt. Het kopiëren vanaf de pc van filmpjes via de USB-aansluiting naar de producten is ook mogelijk. De bij de producten aanwezige gebruiksaanwijzing verwijst naar de website van [opdrachtgever], alwaar software (codecs) kan worden gedownload en op de producten geplaatst. Andere dan door de producten opgenomen filmpjes welke van de pc naar de producten zijn gekopieerd kunnen aldaar met deze gedownloade software worden afgespeeld. Zodra de USB-aansluiting met de pc tot stand is gekomen kunnen de producten zelf niet meer opnemen (slave modus).”

2.2.

Het hof van zal van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:

“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

5.2.

Verweerder stelt dat de producten moeten worden ingedeeld onder onderverdeling 8525 80 99 omdat zij niet enkel zijn voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de producten geregistreerde beeld en geluid, maar daarnaast beschikken over een USB-aansluiting waarmee videobestanden niet alleen van de producten naar de pc kunnen worden verplaatst, maar ook omgekeerd van een pc naar de producten. Door de mogelijkheid van dit verplaatsen van een pc naar de producten voldoen de producten voor wat betreft de indeling in de GN niet meer aan de bewoording van onderverdeling 8525 80 91, want daar wordt gesproken van enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid. Het verplaatsen of kopiëren van videodatabestanden van de pc naar de producten is een opnamemogelijkheid anders dan via de lens van de producten, en voorts volgt uit de bewoording van de onderverdeling dat de producten niet over andere mogelijkheden mogen beschikken. Verweerder verwijst hiervoor tevens naar de uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2011 van de Commissie van 29 november 2011, Pb. L 319 van 2 december 2011 (hierna: de verordening), waarin een soortgelijk apparaat wordt ingedeeld onder de GN-code 8525 80 99.

5.3.

Eiseres is van mening dat indeling onder onderverdeling 8525 80 91 moet volgen, omdat de aanwezigheid van een USB-aansluiting op de producten niet betekent dat daarmee ook beelden kunnen worden opgenomen op de producten. Het is wel mogelijk via de USB-aansluiting videobestanden van de harde schijf van een pc over te zetten naar het interne geheugen van de producten, maar bij deze actie is geen sprake van het opnemen van beelden, maar van het verplaatsen of kopiëren van databestanden tussen twee opslageenheden. Voorts verwijst eiseres ter ondersteuning van haar standpunt naar de uitspraak van het Finanzgericht te Hamburg van 19 april 2011 (nr. 4 K 289/09) waarin het Finanzgericht duidelijk en goed gemotiveerd tot de conclusie komt dat het overbrengen van bestanden via de USB-aansluiting en zelfs de mogelijkheid tot het afspelen van de bestanden niet kwalificeert als opnemen zoals bedoeld in GN-code 8525 80 99.

5.4.

Uit de toelichting op onderverdeling 8525 80 99 volgt dat indeling hieronder moet volgen indien niet alleen door de camera geregistreerde beelden en geluid kunnen worden opgenomen, maar ook signalen van externe bronnen, bijvoorbeeld dvd-spelers, automatische gegevensverwerkende apparaten of televisieontvangtoestellen. Uit deze tekst volgt dat het moet gaan om signalen van externe bronnen die op de camcorder moeten kunnen worden opgenomen. De aldus opgenomen beelden, zo vermeldt de tekst van de toelichting, kunnen met een extern televisieontvangtoestel of beeldscherm worden weergegeven. Uit deze zinsnede blijkt dat het moet gaan om - via een externe bron - opgenomen beelden. Uit de gekozen bewoording van de toelichtingen, met name het gebruik van de woorden: “opgenomen”, “signalen” en “aldus opgenomen beelden”, concludeert de rechtbank dat, gelijk het geval is met door de lens van de camcorder opgenomen beelden, het bij signalen van externe bronnen ook moet gaan om het opnemen van beelden. Ook de nationale toelichting wijst in dezelfde richting, daar waar de bewoordingen “vastleggen van beelden” worden gebruikt in de zinsnede waarin wordt toegelicht dat videorecorders die zijn uitgerust om ook beelden vast te leggen anders dan door door de lens onder onderverdeling 8525 80 99 moeten worden ingedeeld. Uit de gekozen bewoordingen in de toelichtingen blijkt dat bij indeling in de in geschil zijnde onderverdelingen het alleen van belang is of de producten al dan niet beschikken over de mogelijkheid om beelden van externe bronnen op te nemen. Voor de stelling van verweerder dat het niet alleen gaat om het opnemen van beelden, maar ook om andere mogelijkheden, zoals het kopiëren van bestanden, is in de toelichtingen geen steun te vinden, zulks te meer niet nu de begrippen “opnemen” en “verplaatsen of kopiëren” in het spraakgebruik verschillende betekenissen hebben. De rechtbank volgt verweerder niet in deze stelling.

5.5.

Hierboven heeft de rechtbank vastgesteld dat ook bij het opnemen via een externe bron het moet gaan om het opnemen van beelden gelijk het geval is bij het opnemen via de lens van de producten. Het gaat er derhalve om wat onder ‘opnemen’ en onder ‘beelden’ moet worden verstaan.

Opnemen

De eigenschap van het opnemen van beelden via de lens is dat dit ‘real time’ gebeurt, dat wil zeggen dat de duur van de opname van de scene altijd even lang is als de werkelijke gebeurtenis die wordt opgenomen. Hieruit concludeert de rechtbank dat deze eigenschap ook geldt voor het opnemen van beelden via een externe bron op de producten. Nu verweerder niet dan wel onvoldoende heeft bestreden dat het verplaatsen of kopiëren van videodatabestanden van een pc naar de producten via de USB-aansluiting niet ‘real time’ gebeurt, immers dit verplaatsen of kopiëren gaat met aanzienlijk hogere snelheid, kan bij het verplaatsen of kopiëren van videodatabestanden van pc naar de producten niet gesproken worden van ‘opnemen’.

Beelden

De rechtbank is van oordeel dat bij het verplaatsen of kopiëren van videodatabestanden van de pc naar de producten geen sprake is van beelden, zoals deze door lens en de achterliggende lichtgevoelige chip van de producten worden waargenomen, maar van gecodeerde videodatabestanden. Beelden zijn geen gecodeerde videodatabestanden, immers door eiseres is ter zitting bevestigd en door verweerder niet dan wel onvoldoende bestreden, dat, nadat de via de lens en lichtgevoelige chip in het werkgeheugen van de producten opgenomen beelden aldaar zijn gecodeerd en gecomprimeerd een videodatabestand ontstaat, dat wordt opgeslagen in het interne geheugen van de producten. Vanuit dit videodatabestand kunnen met behulp van een decoder (de codec) de gecodeerde data weer zoveel mogelijk getrouw worden berekend tot de eerder opgenomen beelden.

Uit wat de rechtbank hierboven over de begrippen ‘opnemen’ en ‘beelden’ heeft overwogen volgt dat het verplaatsen of kopiëren van de pc van een videodatabestand naar de producten niet hetzelfde is als het opnemen van beelden via een externe bron.

5.6.

Nu eiseres ter zitting heeft ontkend dat de producten beschikken over de mogelijkheid ‘real time’ beelden op te nemen van een externe bron op de producten in bovengenoemde zin en verweerder deze ontkenning niet dan wel onvoldoende heeft bestreden, volgt mede gezien hetgeen de rechtbank voorts onder 5.4 en 5.5 heeft overwogen, dat de producten moeten worden ingedeeld onder de GN-code 8525 80 91. De rechtbank vindt steun voor haar opvatting in de uitspraak van het Finanzgericht te Hamburg, Duitsland van 19 april 2011 (nr. 4 K 289/09). In de punten 24 tot 28 overweegt het Finanzgericht als volgt:

“24. Bei dem streitgegenständlichen Camcorder handelt es sich um ein Videoaufnahmegerät der Position 8525. Die von der Klägerin für richtig gehaltene Unterposition 8525 8091 beschreibt Videoaufnahmegeräte nur mit Aufzeichnungsmöglichkeit des durch die Kamera aufgenommenen Tons und Bildes, während die Unterposition 8525 8099, von der der Beklagte ausgeht, andere Videoaufnahmegeräte als solche nur mit Aufzeichnungsmöglichkeit des durch die Kamera aufgenommenen Tons und Bildes beschreibt. Es geht also letztlich um die Frage, ob die an der Kamera vorhandene USB-Schnittstelle Aufzeichnungen durch den Camcorder unabhängig von der Kamera ermöglicht. Dies ist zu verneinen. Im Einzelnen:

25. Der streitgegenständliche Camcorder verfügt über die technische Möglichkeit, über die eingebaute Kamera Bilder bzw. Videosequenzen aufzuzeichnen. Weiter verfügt er über eine USB-Schnittstelle, über die er mit einem Kabel u.a. an einen PC angeschlossen werden kann. Unstreitig führt der Anschluss an einen PC dazu, dass der sog. Slave Modus aktiviert wird, wodurch die Technik zur Aufzeichnung von mittels der Kamera aufgenommenen Bildern abgeschaltet wird. Dann verbleibt die Möglichkeit, Daten vom PC auf den im Camcorder befindlichen internen Speicher bzw. die eingeschobene Speicherkarte zu überspielen. Dabei handelt es sich jedoch nicht um ein Aufzeichnen durch den Camcorder selbst, vielmehr werden die darin enthaltenen Speichermedien vom PC jeweils als externer Speicher angesehen und genutzt. Die für den Aufzeichnungs- bzw. Speichervorgang erforderliche Software befindet sich dann nicht im Camcorder, sondern auf dem PC. Aufzeichnen im zolltariflichen Sinne setzt nach Überzeugung des Senats voraus, dass die Steuerung vom Camcorder selbst erfolgt und nicht von einer externen Quelle. Ist der Camcorder an einen PC angeschlossen, ist eine Steuerung der Datenübertragung mangels entsprechender technischer Vorrichtung des Camcorders nur vom PC aus möglich. Demgegenüber erfolgt die Steuerung bei Aufnahmen durch die Kamera vom Camcorder selbst. Camcorder der Unterposition 8525 8099 verfügen - anders als der streitgegenständliche Camcorder - über die technische Möglichkeit, unabhängig von der Kamera aufzuzeichnen; sie können also von reinen Wiedergabegeräten wie etwa einem Fernsehempfangsgerät Daten empfangen und über die eingebaute Software aufzeichnen, wobei die Steuerung durch den Aufnahmeknopf des Camcorders erfolgt und die Quelle - zum Beispiel das Fernsehempfangsgerät - über das Menü des Camcorders aktiviert wird. Dass auf dem Markt Camcorder mit dieser Funktionalität erhältlich sind, haben die Beteiligten im Erörterungstermin am 07.04.2011 übereinstimmend erläutert.

26. Zu seiner Überzeugung gelangt der Senat nach Auswertung der Erläuterungen zur Position 8525 sowie der Rechtsprechung des Gerichtshofs der Europäischen Union.

27. In der aktuellen Fassung der Erläuterungen zur Kombinierten Nomenklatur (ErlKN) heißt es zur Unterposition 8525 8099, dass in diese Unterposition Videoaufnahmegeräte (sog. Camcorder) gehören, mit denen nicht nur die von der Kamera aufgenommenen Töne und Bilder, sondern auch Signale externer Quellen (z.B. von DVD-Playern, automatischen Datenverarbeitungsmaschinen oder Fernsehempfangsgeräten) aufgezeichnet werden können. Die Geräte sind danach aufgrund ihrer Beschaffenheit in der Lage, Fernsehprogramme oder andere extern eingehende Videosignale aufzuzeichnen. Angesichts des Charakters der Erläuterungen als unverbindliche Auslegungshilfe hält es der Senat für zulässig, diese auch auf Fälle, die vor ihrer Veröffentlichung stattgefunden haben, anzuwenden (vgl. Alexander in Witte, Zollkodex, Art. 20 Rn. 31). Wenn ein Camcorder in der Lage sein soll, Signale von DVD-Playern oder Fernsehempfangsgeräten aufzuzeichnen, muss er über eine entsprechende, aktivierte Aufnahmesoftware verfügen, da DVD-Player oder Fernsehempfangsgeräte regelmäßig nicht in der Lage sind, Aufzeichnungen auf externe Speichermedien zu steuern. Es handelt sich bei ihnen um reine Wiedergabegeräte. Bei automatischen Datenverarbeitungsmaschinen (PCs) ist dies zwar grundsätzlich anders, die Gleichsetzung von PCs mit z.B. DVD-Playern zeigt jedoch, dass entscheidend ist, dass es um Daten von externen Sendequellen geht, wobei der Camcorder in der Lage sein muss, die Aufnahme auf das in ihm befindliche Speichermedium (aktiv) zu steuern. Genau diese Möglichkeit fehlt dem Camcorder jedoch, wenn er sich nach der Verbindung mit einem PC im sog. Slave Modus befindet.

28. In diesem Sinne ist auch das Urteil des Gerichtshofs der Europäischen Union (EuGH) vom 27.09.2007 (C-208/06) zu verstehen. In diesem Urteil ging es um einen Camcorder, der statt der USB-Schnittstelle über eine IEEE 1394 Schnittstelle verfügte (vgl. FG Düsseldorf - aufgrund dessen Vorabentscheidungsersuchens das EuGH-Urteil ergangen ist -, Urteil vom 05.03.2008, 4 K 1417/04 Z), die allerdings ähnlich wie eine USB-Schnittstelle eine kabelmäßige Verbindung zu einem PC ermöglicht und insoweit funktionell vergleichbar ist (www.comptech-info.de und www.elektronik-kompendium.de - Suchbegriff jeweils IEEE 1394), die jedoch für eingehende Signale gesperrt war, wobei die Funktion zur Aufzeichnung von Bild- und Tonaufnahmen aus anderen Quellen als mittels der Kamera in einem technisch aufwändigen Verfahren freigeschaltet werden konnte. Der EuGH hat entschieden, dass ein Einreihung in die Unterposition 8525 4099 (heute 8525 8099) voraussetze, dass der Camcorder verwendet werden könne, um autonom und unabhängig von externem Material oder externer Software von außen eingehende Videosignale aufzeichnen zu können (EuGH, a.a.O., Rn. 41). Die streitgegenständlichen Camcorder können aber, da ihre Aufzeichnungstechnik nach dem Anschluss an einen PC ausgeschaltet ist, gerade nicht autonom und unabhängig von externem Material oder externer Software von außen eingehende Videosignale aufzeichnen. Vielmehr sind sie darauf angewiesen, dass sie vom PC angesteuert werden und vom PC die entsprechenden Befehle gegeben werden, die zum Speichern der Daten auf den im Camcorder eingebauten Speichermedien erforderlich sind.”

Gelijk het geval dat bij de Duitse rechter voorlag, kunnen de producten, wanneer zij via de USB-uitgang zijn aangesloten op de pc, zelf niet actief een opname aansturen.

5.7.

De door verweerder aangevoerde verordening betrekt de rechtbank niet bij haar oordeel aangezien deze verordening, gelet op de datum van inwerkingtreding, in dit geding geen betekenis heeft.

5.8.

Uit het vorenstaande volgt dat het gelijk aan eiseres is. De onderhavige producten zijn enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de lens van de producten geregistreerde beeld en geluid en moeten worden ingedeeld onder de GN-code 8525 80 91. Het beroep is gegrond.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Relevante teksten en toelichtingen van de GN

6 Beoordeling van het geschil

7. Kosten

8 Beslissing