Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2359, 12/00355

Gerechtshof Amsterdam, 18-07-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2359, 12/00355

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 juli 2013
Datum publicatie
7 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2359
Formele relaties
Zaaknummer
12/00355
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 28, Besluit beleggingsinstellingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2020 tot 01-01-2025] art. 4

Inhoudsindicatie

Fiscale beleggingsinstelling keert meer dividend uit dan haar uitdelingsverplichting. Dit exces kan zij bij de berekening van het plafond van de herbeleggingsreserve niet als negatieve algemene reserve in aanmerking nemen.

Uitspraak

kenmerk 12/00355

18 juli 2013

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] N.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. R.J.B. Wijs (Loyens & Loeff N.V. te Amsterdam),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3712 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst / Oost / kantoor Almelo,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 juni 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een beschikking afgegeven als genoemd in artikel 8, eerste lid van het Besluit beleggingsinstellingen (hierna: BBI). In deze beschikking is door de inspecteur de toevoeging aan de herbeleggingsreserve (hierna: HBR) vastgesteld op € 132.855.750.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 24 mei 2011, de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 26 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 mei 2012, aangevuld bij brief van 31 mei 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.5. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres is een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet Vpb).

2.2.

Op 27 april 2005 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van eiseres besloten een dividend beschikbaar te stellen over het jaar 2004 van ruim € 150 miljoen. Eiseres heeft in 2005 aangifte dividendbelasting gedaan van € 158.345.661. De zogenoemde uitdelingsverplichting over het jaar 2004 bedraagt € 108.178.420. Het zogenoemde excesdividend bedraagt aldus ruim € 50 miljoen (hierna: het excesdividend).

2.3.

Eiseres heeft voor het jaar 2005 aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbaar bedrag van € 103.208.521. Het verloop van de HBR heeft eiseres als volgt in haar aangifte vennootschapsbelasting 2005 verwerkt (in euro’s):

Maximale dotatie herbeleggingsreserve (artikel 4, lid 2 BBI)

Saldo van koerswinsten en koersverliezen op effecten 189.833.975

Saldo van winsten en verliezen ter zake van vervreemding

van overige beleggingen 14.050.844

Evenredig gedeelte beheerskosten - 1.860.692

Maximale dotatie 2005 202.024.127

Omvang HBR bij aanvang boekjaar 208.802.002

WEV van gehele vermogen bij aanvang boekjaar 2.356.565.384

8,86%

Totale beheerskosten 21.000.000

Evenredig deel 1.860.692

Berekening plafond herbeleggingsreserve (ex artikel 4, lid 5 BBI):

1. Zuiver bedrijfsvermogen per einde boekjaar 2.107.884.225

Af: Geplaatst kapitaal 672.521.840

Agioreserve 990.496.113

Afrondingreserve 0

Uitdelingsverplichting boekjaar 103.208.520

1.766.226.473

Plafond herbeleggingsreserve per einde boekjaar 341.657.752

2. Boekwaarde van de beleggingen per einde boekjaar

Vastgoed 1.798.256.844

Deelnemingen 711.577.020

Vorderingen 920.473.138

Te vorderen dividend en interest 0

3.430.307.002

Laagste van 1. en 2. is absolute plafond HBR per einde boekjaar 341.657.752

Herbeleggingsreserve per aanvang boekjaar 208.802.002

132.855.750

Dividend uitgekeerd ten laste van HBR 69.168.380

“Ruimte” voor dotatie 202.024.130

2.4.

Bij brief van 24 juni 2009 heeft verweerder de beschikking afgegeven en daarbij de toevoeging aan de HBR vastgesteld op € 132.855.750.”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit, met dien verstande dat het zogenoemde excesdividend volgens de aangifte vennootschapsbelasting € 50.167.241 bedroeg.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de hoogte van de dotatie aan de HBR. Meer specifiek is daarbij in geschil hoe het plafond ex artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, van het BBI berekend dient te worden.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 69.168.380 voornoemd afgeboekt dient te worden van de algemene reserve en aldus leidt tot een negatieve algemene reserve waarmee het plafond voor de HBR wordt verhoogd.

3.3.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing