Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3097, 12/00279
Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3097, 12/00279
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 september 2013
- Datum publicatie
- 2 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3097
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9250, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3017, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12/00279
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is terecht aangemerkt als douaneschuldenaar op grond van artikel 201, derde lid, CDW jo. artikel 54 Douanebesluit. De stelling van belanghebbende dat artikel 54 Douanebesluit niet verbindend is faalt. Dat belanghebbende de voor de aangifte benodigde gegevens niet onmiddellijk, maar door tussenkomst van de opdrachtgever, aan de aangever heeft verstrekt staat er niet aan in de weg dat zij als schuldenaar wordt aangemerkt.
Uitspraak
kenmerk 12/00279
12 september 2013
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te Rotterdam, belanghebbende,
gemachtigden: C.H. Bouwmeester en S. Kruikemeier MSc. (Loyens & Loeff N.V.)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 10/6975 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Groningen,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 8 maart 2007 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt ten bedrage van € 827.817,53 aan douanerechten
(€ 103.432,70 ad valorum, € 724.384,83 specifiek) en € 27.644,65 aan omzetbelasting. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 16 december 2010, de UTB verminderd tot € 805.520,84 aan douanerechten (€ 90.914,24 ad valorum en € 714.606,60 specifiek) en € 27.642,20 aan omzetbelasting.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gegaan. Bij uitspraak van 23 februari 2012 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 april 2012, aangevuld bij brief van 11 mei 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
[aangever] heeft in de periode maart 2004 tot en met november 2005 op eigen naam en voor eigen rekening 48 aangiften ten invoer voor het vrije verkeer gedaan voor goederen die op de aangiften zijn omschreven als ‘harde tarwe’ of ‘harde tarwe, andere dan zaaigoed’, van oorsprong uit Turkije. Belanghebbende heeft deze aangiften gedaan in opdracht van [opdrachtgever]. [opdrachtgever] handelde daarbij in opdracht van belanghebbende, [X] B.V., de importeur van de goederen. De goederen zijn aangegeven onder goederencode 1001 1000 (harde tarwe) van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). Als land van oorsprong is aangegeven Turkije. Bij de aangiften is telkens een certificaat van oorsprong EUR-1, alsmede een invoercertificaat (AGRIM) van het Hoofdproductschap Akkerbouw overgelegd. Bij twee aangiften is tevens een bewijs van herkomst A.TR overgelegd.
Van de zending die is aangegeven op 7 oktober 2005, aangiftenummer 0078.25.031/01 05 00103894, is na monsteronderzoek de aangegeven goederencode gecorrigeerd naar 1904 3000 (bulgurtarwe).
De inspecteur heeft op de voet van artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) een controle na invoer (hierna: CNI) uitgevoerd bij belanghebbende en bij [aangever]. In het naar aanleiding van dit onderzoek opgestelde rapport van 25 februari 2007 is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
3. Onderzoek bij [X] B.V.
Controle op inkoopfacturen
(…)
Wij hebben een controle op de inkoopfacturen met betrekking tot de in punt 1 genoemde aangiften kunnen uitvoeren. Door ons zijn kopieën gemaakt van facturen waar in de goederenomschrijving staat ‘shredded wheat’, ‘Duru bulgur’ of ‘Boulgour’ en een aantal regels daaronder staat als productomschrijving ‘bulgur’. Ook hebben wij kopieën gemaakt van facturen van de transporteur van de goederen, [opdrachtgever] ten behoeve van de Vaststelling van de juiste douanewaarde.
Controle verkopen
Op donderdag 15 februari 2007 hebben wij de verkopen van [X] B.V. beoordeeld. Het besluit voor deze tweede controle is genomen nadat de aangever had gesteld dat wij het monsteronderzoek van 7-10-2005 niet op alle aangiften voor harde tarwe kunnen omslaan. Het doel van deze tweede controle is vaststellen hoeveel harde tarwe door [X] B.V. verkocht is in de controleperiode, en wat de begin- en eindvoorraad was van deze goederen. De heer [A] vertelde ons dat hij geen geautomatiseerde voorraadadministratie bijhoudt, alleen de inkoopfacturen. Hij neemt globaal de voorraad op als hij door de loods loopt. Uit de verkoopadministratie is gebleken dat er op de verkoopfacturen een artikelnummer wordt gebruikt. Wij hebben een lijst ontvangen van de productgroep ‘bulgur cesitleri’, welke komt uit de geautomatiseerde verkoopadministratie, ADBplus 2000 special van [X] B.V. (bijlage 3)
In de productgroep ‘bulgur cesitleri’ komen de volgende goederen voor:
Figuur 1. Overzicht productgroep ‘bulgur cesitleri’
Artikelnummer Omschrijving
50001 Bulgur Pilavlik 1/1 (Duru) Tarwe
50002 Bulgur Koftelik 1/1 (Duru) / Tarwe
50003 Mis Bulgur / Tarwe 25 kg
50004 Mis Bulgur / Tarwe 25 kg
50006 Bulgur Koftelik 1/5 (Duru) Tarwe
50007 Bulgur Cigcoftelik 1/1 (Duru) / Tarwe
50008 Asurelik Bugday 1/1 (Duru) / Tarwe
50012 Bulgur Iri Pilavlik (duru) Tarwe 1 kg
50013 Bulgur Iri Pilavlik (duru) Tarwe 5 kg
50014 Bulgur Koftelik 2500gr (Tarwe)
50015 Bulgur Pilavlik 2500gr (Tarwe)
50016 Bulgur Midyat (Duru) Tarwe 1/1
50017 Bulgur Esmer Koftelik (Duru) Tarwe
50018 Bulgur Cigkoftelik 2,5 kg
Van artikelnummer 50008, met artikelomschrijving ‘Asurelik Bugday 1/1 (Duru) / Tarwe’ is vastgesteld dat dit harde tarwe betreft, welke moet worden aangegeven onder de goederencode 1001.1000.1825.50. Van de andere genoemde artikelnummers is uit het monsteronderzoek naar aanleiding van de monstername op 07-10-2005 door het laboratorium van Financiën vastgesteld dat dit bulgur betreft. In punt 5 van dit rapport motiveren wij de indeling van bulgur onder de goederencode 1904.3000.00.
Wij hebben de verkoopmutaties van artikelnummer 50008 over de periode 1 januari 2004 tot en met december 2006 berekend aan de hand van de gegevens uit de genoemde verkoopadministratie, en deze steeksproefgewijs vergeleken met de verkoopfactuur van de genoemde mutatiedatum. Hierbij zijn door ons geen afwijkingen bevonden. Wij hebben de periode tot december 2006 gebruikt, om een eventuele voorraad welke nog over zou zijn van de inkopen in 2005 ook in onze berekening mee te nemen. Dit is in het voordeel van de importeur.
Uit dit onderzoek blijkt dat over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 er van artikelnummer 50008, met de omschrijving ‘Asurelik Bugday 1/1 (Duru) / Tarwe’, 52.114 kg is verkocht. De heer [A] verklaarde geen grote voorraad Asurelik Bugday 1/1 (Duru) / Tarwe te hebben; enkel één pallet met dozen, elk met 10 zakken Asurelik Bugday van 1 kg. Uit de aangiftegegevens blijkt dat er in de controleperiode voor een gewicht van 2.870.732 kg aan harde tarwe is aangegeven. Voor het verschil van 2.818.618 kg heeft de heer [A] geen verklaring.
Conclusie vergelijking invoer en verkopen
Uit de totalen van de andere in figuur 1 genoemde artikelnummers blijkt dat er over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 voor 3.121.233 kg aan bulgur is verkocht. Wij kunnen uit deze bevindingen niet anders concluderen dan dat de hiervoor genoemde 2.818.618 kg ten invoer aangegeven zogenaamde harde tarwe in werkelijkheid bulgur is geweest. Het verschil tussen de verkochte hoeveelheid van 3.121.233 kg en de ingekochte hoeveelheid van 2.818.618 kg kan zijn gelegen in ongelijke voorraadposities aan het begin en eind van de controleperiode, danwel aan inkopen binnen de EU. Wij hebben dit niet nader uitgezocht, omdat dat voor onze conclusie verder niet relevant is. Ook deze mutaties zijn steekproefsgewijs door ons vergeleken met de verkoopfacturen van de respectievelijke mutatiedatum. Bij deze vergelijking zijn geen afwijkingen gevonden.
Aanwijzing importeur als mede-schuldenaar
Naast de aangever merken wij de importeur aan als schuldenaar volgens artikel 201 lid 3 2e alinea van het CDW, omdat deze wist of had kunnen weten dat de goederenomschrijving op de genoemde aangiften onjuist is.
(…)
4 Onderzoek bij de aangever [aangever]
Wij hebben op 15 december 2006 een controle verricht bij de aangever [aangever] Wij hebben een controle op de dossiers met betrekking tot de in punt 1 genoemde aangiften kunnen uitvoeren. Van de facturen, oorsprongsbescheiden en correspondentie met de opdrachtgevers zijn door ons kopieën meegenomen. Uit deze stukken blijkt dat [aangever] de opdracht voor het inklaren van de goederen krijgt van de importeur [X] B.V. via [opdrachtgever] Een van de declaranten hebben wij gevraagd waarom er harde tarwe is aangegeven in plaats van bulgur. Op de facturen staat ‘shredded wheat’, ‘Duru bulgur’ of ‘Boulgour’ en een aantal regels daaronder staat als productomschrijving ‘bulgur’. Hij verklaarde aan ons dat er bij medewerkers van [aangever] in het verleden is getwijfeld of de aangegeven goederenomschrijving harde tarwe wel juist was, omdat op de facturen ook staat dat het hier bulgur betreft. Bij navraag bij de importeur heeft deze volgens de aangever hierop geantwoord dat in Turkije bulgur een andere naam is voor harde tarwe, en dat de goederen als harde tarwe moeten worden aangegeven.
(...)
13. Standpunt [X] B.V.
De uitslag van de controle is besproken met de heer [A]. Hij heeft geen commentaar.
(...)”
Naar aanleiding van de bevindingen van de douane is de FIOD-ECD in september 2007 een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen onder meer belanghebbende. Van dit onderzoek is een overzichtsprocesverbaal (nr. 41248) met bijlagen opgemaakt, dat gedeeltelijk tot de stukken van het geding behoort.
De inspecteur heeft op grond van de bevonden onjuistheden de bestreden UTB opgelegd, welke betrekking heeft op 47 van de 48 gecontroleerde aangiften. De aangifte (zie hiervoor onder 2.2) van 7 oktober 2005, nr. 0078.25.031/01 05 00103894, is niet in de UTB begrepen, omdat deze aangifte naar aanleiding van de verificatie reeds is gecorrigeerd door de inspecteur van de Douane/Rotterdam.
Tot de stukken van het geding behoort een e-mailbericht van belanghebbende aan mw. [B], werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken. Dit bericht, dat op 5 juli 2005 is aangemaakt, houdt onder meer in:
“(…) en wij zijn disbiruteur in benelux landen de boven vermelde bulgur tarwe en deze product produceert in europa helemal niet. Bulgur tarwe is een product special voor turkse keuken meestal gebruiken turkse mensen. Bulgar tarwe mogen niet vinden als in nederland of belgie in de supermarkten. Als gaan bulgur importeren uit turkije hoge invoer tarief moeten betalen. (…)”
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van belanghebbende aan de heer [C], werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken. Dit bericht is gedateerd 4 januari 2005, aangemaakt op 22 november 2005 en verzonden op 4 januari 2006 en houdt onder meer in:
“Wij hadden telefon gesproken over bulgur tarwe Gn code 19043000
Dit product zullen wij importeren maar heeft hogen invoer tarief. Daarvoor wij hebben problemen en deze product produceert hele europa Niet daarom vragen wij voor importeren bijzondere invoer tarief.”