Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3919, 12/01157
Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3919, 12/01157
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 november 2013
- Datum publicatie
- 13 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:3919
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:892
- Zaaknummer
- 12/01157
- Relevante informatie
- Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 21
Inhoudsindicatie
Het Hof is van oordeel dat de wetgever bij de totstandbrenging van de per 1 januari 2010 gewijzigde successiewetgeving de ingevolge artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM vereiste ‘fair balance’, zowel op wetgevingsniveau als op individueel niveau, in acht heeft genomen. Het in aanmerking nemen van de (woz-)waarde naar het prijspeil op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van overlijden (op grond van artikel 21 lid 5 Sw) leidt niet tot een 'individual and excessive burden'.
Uitspraak
kenmerk 12/01157
7 november 2013
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4565 van de rechtbank ‘s-Gravenhage (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 6 september 2011 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd voor een belaste verkrijging van € 301.808 als gevolg van het overlijden van [Y] (hierna: erflater) in 2010 en een te betalen bedrag aan erfbelasting van € 48.561. Tegelijkertijd met de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking € 189 heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 7 februari 2012, de aanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak van 20 november 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 december 2012, aangevuld bij brief van 2 januari 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2 tot en met 6 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in het hierna opgenomen citaat uit deze uitspraak) aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’:
2. Op 17 november 2010 is overleden [Y] (hierna: de erflater). Bij testament is tot zijn enig erfgenaam benoemd zijn dochter, eiseres.
3. Tot de nalatenschap behoort de woning gelegen aan de [a-weg 1] te [P] (hierna: de woning).
4. De waarde van de woning is ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ-waarde) voor het kalenderjaar 2010, naar de waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld op € 760.000. De WOZ-waarde van de woning is voor het kalenderjaar 2011, naar de waardepeildatum 1 januari 2010, vastgesteld op € 655.000.
5. Eiseres heeft in de aangifte erfbelasting aan de woning een waarde van € 655.000 toegekend.
6. Met dagtekening 6 september 2011 is aan eiseres de aanslag opgelegd. Hierbij is verweerder afgeweken van de door eiseres ingediende aangifte en heeft hij de waarde van de woning vastgesteld op een bedrag van € 760.000, overeenkomstig de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2010, met waardepeildatum 1 januari 2009.
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe:
De beschikking waarin de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2010, naar de waardepeildatum 1 januari 2009, is vastgesteld op € 760.000, staat inmiddels onherroepelijk vast.
Bij het beroepschrift in eerste aanleg is een brief gevoegd waarin door [A] van [A] makelaardij B.V. is verklaard dat aan de woning per overlijdensdatum een waarde kan worden toegekend van € 650.000.
Het hoger beroep is met instemming van de inspecteur behandeld door het gerechtshof Amsterdam.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in geschil of artikel 21, vijfde lid, Successiewet 1956 (hierna: SW) in de voor het onderhavige jaar geldende tekst verbindend is.