Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3992, 12/00282

Gerechtshof Amsterdam, 24-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3992, 12/00282

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 oktober 2013
Datum publicatie
2 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:3992
Formele relaties
Zaaknummer
12/00282
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 22

Inhoudsindicatie

WOZ. Belanghebbende legt zich alsnog neer bij de juistheid van de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-beschikking en aanslagen onroerende-zaakbelastingen.

Uitspraak

Kenmerk 12/00282

24 oktober 2013

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/203 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2010 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak bekend als [adres]te [woonplaats] op de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 vastgesteld op € 211.000 (hierna: de WOZ-beschikking).

In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen afvalstoffenheffing, onroerende-zaakbelastingen eigenaar niet-woning, onroerende-zaakbelastingen gebruiker niet-woning, rioolheffing en reclamebelasting voor het belastingjaar 2010 bekend gemaakt.

1.2.

Bij uitspraak, gedagtekend 3 december 2010, heeft de heffingsambtenaar de tegen de hiervoor onder 1.1 gemelde gemeentelijke belastingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 12 maart 2012 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de aanslag reclamebelasting, de wozbeschikking en de ozbaanslag eigenarenbelasting;

-

vernietigt de aanslag reclamebelasting, vermindert de in de wozbeschikking vastgestelde waarde tot € 190.000 en vermindert de ozbaanslag eigenarenbelasting tot een bedrag van € 326,91 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 30;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.”

1.4.

Het door de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 april 2012, aangevuld bij brieven van 3 mei 2012 en 4 mei 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2013. Aldaar zijn verschenen belanghebbende in persoon, tot bijstand vergezeld van [naam] (haar vader). Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Op 6 augustus 2013 heeft het Hof mondeling uitspraak gedaan. Het proces-verbaal is op dezelfde dag aangetekend aan partijen verzonden. Bij brief van 18 september 2013, ter griffie ingekomen op 19 september 2013, heeft de Hoge Raad der Nederlanden medegedeeld dat door belanghebbende beroep in cassatie is ingesteld en verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“2.1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom en gebruiker van het pand.

2.2.

Het pand bestaat uit een winkel met een vloeroppervlak van 30 m² op de begane grond en een (onzelfstandig) woongedeelte op de eerste en tweede verdieping met een oppervlak van 42 m². De oppervlakte van het perceel is 39 ca.

2.3.

In een bijlage bij een stuk van 24 november 2011 heeft verweerder toegelicht hoe zijn waardering van de waarde van het pand is tot stand gekomen. Hij heeft de waarde opgebouwd uit twee componenten. De winkel heeft hij gewaardeerd met toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode. Onder verwijzing naar vergelijkingshuren berekent hij de waarde van dat deel op basis van een huurprijs per vierkante meter van € 252 en een door hem berekende (bruto) kapitalisatiefactor van 12,5 op € 94.500. De waarde van het woongedeelte taxeert hij op basis van een verkoopprijs per vierkante meter van € 2761 op € 116.500. Hij verwijst ter onderbouwing naar gerealiseerde koopprijzen van drie volgens verweerder eenvoudige wooneenheden (geen eigen toegang, maar delen met andere bewoners). De daarbij gerealiseerde koopprijzen per vierkante meter berekent verweerder op € 3166 tot € 3328 per vierkante meter.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de voor de Wet WOZ in aanmerking te nemen waarde voor het pand.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daaraan door hen ter zitting is toegevoegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing