Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4803, 12/00318

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4803, 12/00318

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 december 2013
Datum publicatie
8 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:4803
Formele relaties
Zaaknummer
12/00318

Inhoudsindicatie

Het Hof concludeert dat het product, een soja-eiwitconcentraat in de vorm van een bruin, grof poeder dat wordt gebruikt in de industrie voor diervoerder, gelet op indelingsregels 1 en 6 ingedeeld dient te worden onder post 2304 00 00.

Het Hof is van oordeel dat het product het karakter van afval niet heeft verloren. De bewerking strekt die heft product heeft ondergaan strekt niet zover dat geen sprake meer is van afval in de zin van post 2304

Beroep gegrond.

Uitspraak

kenmerk 12/00318

19 december 2013

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB11/4528 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X B.V.] te Rotterdam, belanghebbende,

gemachtigde: A.T.M. Jansen (Kneppelhout & Korthals N.V.)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 7 september 2010 aan belanghebbende een

bindende tariefinlichting (hierna: BTI) afgegeven voor [het product], een soja-eiwitconcentraat, waarbij dit product is ingedeeld onder de post 2309 90 31 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 14 juli 2011, de BTI gehandhaafd.

Bij uitspraak van 3 april 2012 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de BTI vernietigd, bepaald dat het product moet worden ingedeeld onder post 2304 00 00 van de GN, de inspecteur veroordeeld in de kosten van bezwaar en beroep ten bedrage van € 1.310 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 april

2012, aangevuld bij brief van 9 mei 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Bij brief van 11 maart 2013 heeft de inspecteur een conclusie van repliek ingediend,

waarop door belanghebbende bij brief van 17 april 2013 is gereageerd bij conclusie van dupliek.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres heeft als beperkt fiscaal vertegenwoordiger van [A S.A.], statutair gevestigd te Uruguay, een bindende tariefinlichting aangevraagd voor het product [het product] (hierna: het product). In de aanvraag heeft eiseres verzocht om indeling onder goederencode 2304 00 00 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN).

2.2.

Het product is een soja-eiwitconcentraat in de vorm van een bruin, grof poeder dat wordt gebruikt in de industrie voor diervoerder. Tussen partijen is niet in geschil dat het product op de volgende wijze wordt verkregen. Bij de winning van olie worden sojabonen ontdaan van hun schil, vermalen en gestoomd, en vindt een extractie plaats met behulp van hexaan. Hierbij wordt naast de olie een bijproduct verkregen dat wordt aangeduid als sojaschroot. Dit bijproduct ondergaat vervolgens een behandeling met ethanol en water. De ethanol is nodig voor het proces maar blijft niet achter in het product. Deze tweede extractie wordt uitgevoerd om in het sojaschroot overgebleven vet te onttrekken en om het gehalte aan andere bestanddelen dan eiwitten te verlagen. Deze andere bestanddelen bestaan voornamelijk uit koolhydraten (of voedingsvezels). De tweede extractie vindt tevens plaats om schadelijke stoffen uit het product te verwijderen en daarmee te voldoen aan veiligheidswetgeving. Het getal [*] staat voor het eiwitgehalte in het product.

Het product wordt toegevoegd aan diervoeder.

2.3.

In de bti heeft verweerder het product ingedeeld onder post 2309 90 31 van de GN. In de bti is het product als volgt omschreven:

“Een diervoederadditief, zijnde een soja-eiwitconcentraat, met onder andere de volgende kenmerken:

- in de vorm van een bruin, grof, poeder;

- een eiwitgehalte van -volgens opgave- 62 gewichtspercenten;

- een zetmeelgehalte van minder dan 10 gewichtspercenten.

Het produkt wordt uitsluitend gebruikt voor dierlijke consumptie.”

Als motivering van de indeling vermeldt de bti dat deze is vastgesteld op basis van algemene indelingsregels 1 en 6 van de GN en de tekst van de goederencodes 2309, 2309 90 en 2309 90 31.”

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen:

“5.1. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.

De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

5.2.

Eiseres heeft aangevoerd dat het product voldoet aan de omschrijving van post 2304 omdat het voldoet aan de criteria die voor deze post gelden. Deze criteria zijn volgens eiseres dat het moet gaan om perskoeken en andere vaste afvallen, die zijn verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets. [het product] is een vast plantaardig residu dat wordt verkregen bij de winning van olie uit sojabonen en de gedeeltelijke verwijdering van bepaalde bestanddelen. Het product is uitsluitend bestemd voor de toevoeging aan diervoeder. Het product is geen bereiding als bedoeld in post 2309 omdat geen nieuw product is ontstaan dat voor het extraheren niet bestond.

5.3.

Verweerder heeft daar tegenover gesteld dat gelet op de bewerkingen die noodzakelijk zijn om tot het product te komen, het product niet als afval kan worden beschouwd. Alleen producten die het rechtstreekse resultaat zijn van het oliewinningsproces kunnen worden ingedeeld in post 2304. Door de verdere verwerking van het restproduct dat ontstaat bij de productie van sojaolie, moet het product worden gezien als bereid diervoedsel. Het product voldoet daarmee aan de omschrijving in post 2309.

5.4.1.

De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat het sojaschroot dat overblijft bij de winning van olie uit sojabonen, moet worden beschouwd als afval als bedoeld in post 2304. Wat partijen verdeeld houdt, is of de verdere bewerking van het sojaschroot in de weg staat aan indeling onder deze post. Daarbij is van belang de uitleg die moet worden gegeven aan het begrip afval.

5.4.2.

De rechtbank is van oordeel dat het begrip afval niet dermate strikt moet worden uitgelegd dat daaronder slechts kan worden verstaan een nutteloos restant dat overblijft bij de winning van sojaolie (vgl. HvJ 11 maart 1982, zaak 129/81, punt 14). Dat wil zeggen dat de omstandigheid dat het na de winning van sojaolie resterende bijproduct verder wordt behandeld nog niet in de weg staat aan het aanmerken van dit bewerkte restant als afval in de zin van post 2304.

5.4.3.

In het onderhavige geval wordt het bijproduct dat resteert bij de winning van sojaolie op zodanige wijze bewerkt dat in wezen de eitwitten worden gescheiden van de andere bestanddelen, met name koolhydraten en vet. Dit scheiden gebeurt door een behandeling met ethanol en water, waardoor een extractie plaatsvindt. De ethanol is geen toevoeging aan het product en blijft daar ook niet in achter. Naar het oordeel van de rechtbank staat deze behandeling niet in de weg aan het aanmerken van het product als afval in de zin van post 2304. Anders dan verweerder voorstaat, kan deze bewerking van sojaschroot niet worden beschouwd als een bereiding van diervoeder. Het enkele scheiden van een stof door middel van extractie vormt nog geen bereiding van een product. Bovendien is vast komen te staan dat het product geen diervoeder of aanvullend diervoeder is, maar juist op industriële wijze wordt toegevoegd aan diervoeder, aanvullende diervoeder of een premix. Daarmee voldoet het product niet aan de bewoordingen van de door verweerder voorgestane post 2309. Het product dient daarom te worden ingedeeld in goederencode 2304 00 00 van de GN.

5.5.

De rechtbank vindt voor het in 5.4.3 gegeven oordeel steun in de indelingsverordening van de Commissie van 5 december 2011 (zie 4.5). Hoewel deze verordening gelet op de datum van vaststelling niet van toepassing is op de onderhavige indeling en deze ziet op een ander product, geeft deze verordening wel een duidelijke indicatie dat, ook naar de mening van de Commissie, het verder behandelen van sojaschroot niet in de weg staat aan indeling in post 2304. Uit de toelichtingen die partijen ter zitting hebben gegeven, leidt de rechtbank af dat het bij het productieproces van het bij bedoelde indelingsverordening ingedeelde product gaat om vergelijkbare behandelingen als bij het product [het product]. Bij eerstbedoeld product wordt verdere behandeling van het sojaschroot verricht om in dat geval de koolhydraten (voedingsvezels) uit het schroot te verkrijgen, terwijl het bij [het product] gaat om de eiwitten. Niet valt in te zien waarom na de behandeling voor het verkrijgen van voedingsvezels wel en na de behandeling voor het verkrijgen van eiwitconcentraat geen sprake is van een als afval aan te merken restproduct dat is verkregen bij de winning van sojaolie.

5.6.

Op grond van het vorenoverwogene is het gelijk aan eiseres. Het beroep is derhalve gegrond.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Relevante wettelijke bepalingen

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing