Home

Rechtbank Haarlem, 03-04-2012, BW4863, AWB 11/4528

Rechtbank Haarlem, 03-04-2012, BW4863, AWB 11/4528

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
3 april 2012
Datum publicatie
4 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BW4863
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/4528

Inhoudsindicatie

Douane. Indeling soja-eiwitconcentraat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 11/4528

Uitspraakdatum: 3 april 2012

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. A.T.M. Jansen,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan eiseres is met dagtekening 7 september 2010 een bindende tariefinlichting met referentie NL-RTD-[bti #] (hierna: de bti) afgegeven.

1.2. Verweerder heeft de bti, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van 14 juli 2011 gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2011. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [A] en [B]. Namens verweerder is verschenen mr. A.A. Kop, bijgestaan door H.J. Hoeben en P.M. Klinkenberg. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft als beperkt fiscaal vertegenwoordiger van [C] S.A., statutair gevestigd te [D], een bindende tariefinlichting aangevraagd voor het product [E] (hierna: het product). In de aanvraag heeft eiseres verzocht om indeling onder goederencode 2304 00 00 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN).

2.2. Het product is een soja-eiwitconcentraat in de vorm van een bruin, grof poeder dat wordt gebruikt in de industrie voor diervoerder. Tussen partijen is niet in geschil dat het product op de volgende wijze wordt verkregen. Bij de winning van olie worden sojabonen ontdaan van hun schil, vermalen en gestoomd, en vindt een extractie plaats met behulp van hexaan. Hierbij wordt naast de olie een bijproduct verkregen dat wordt aangeduid als sojaschroot. Dit bijproduct ondergaat vervolgens een behandeling met ethanol en water. De ethanol is nodig voor het proces maar blijft niet achter in het product. Deze tweede extractie wordt uitgevoerd om in het sojaschroot overgebleven vet te onttrekken en om het gehalte aan andere bestanddelen dan eiwitten te verlagen. Deze andere bestanddelen bestaan voornamelijk uit koolhydraten (of voedingsvezels). De tweede extractie vindt tevens plaats om schadelijke stoffen uit het product te verwijderen en daarmee te voldoen aan veiligheidswetgeving. Het getal [#] staat voor het eiwitgehalte in het product.

Het product wordt toegevoegd aan diervoeder. Het is niet geschikt om rechtstreeks aan dieren te worden gevoerd.

2.3. In de bti heeft verweerder het product ingedeeld onder post 2309 90 31 van de GN. In de bti is het product als volgt omschreven:

“Een diervoederadditief, zijnde een soja-eiwitconcentraat, met onder andere de volgende kenmerken:

- in de vorm van een bruin, grof, poeder;

- een eiwitgehalte van -volgens opgave- [#] gewichtspercenten;

- een zetmeelgehalte van minder dan 10 gewichtspercenten.

Het produkt wordt uitsluitend gebruikt voor dierlijke consumptie.”

Als motivering van de indeling vermeldt de bti dat deze is vastgesteld op basis van algemene indelingsregels 1 en 6 van de GN en de tekst van de goederencodes 2309, 2309 90 en 2309 90 31.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of verweerder het product [E] terecht heeft ingedeeld onder goederencode 2309 90 31 van de GN, dan wel of dit product onder goederencode 2304 00 00 van de GN moet worden ingedeeld, hetgeen eiseres verdedigt.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de bti. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat het product moet worden ingedeeld onder goederencode 2304 00 00.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Europese regelgeving

4.1. Post 2304 00 00 luidde (in 2010; conventioneel douanerecht 0%):

“2304 00 00 Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets”

4.2. Post 2309 90 31 luidde (in 2010; conventioneel douanerecht 23 €/t):

“2309 Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

2309 90 - andere:

2309 90 31 - geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten”

4.3. Aantekening 1 op hoofdstuk 23 luidde:

“Post 2309 omvat mede producten van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen, verkregen door het behandelen van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden, en wel zodanig dat het wezenlijke karakter van die zelfstandigheden verloren is gegaan. Plantaardige afval, plantaardige residuen en bijproducten van vorenbedoelde behandeling vallen echter niet onder deze post.”

4.4. GS-toelichting op post 2304 luidde:

“Deze post omvat perskoeken en andere vaste afvallen die overblijven na winning van olie uit sojabonen, door persen, extraheren met oplosmiddelen of centrifugeren. Deze afvallen vormen een waardevol veevoeder.”

4.5. Bij Verordening (EU) nr. 1271/2011 van 5 december 2011 heeft de Commissie bepaald dat de hierna omschreven goederen moeten worden ingedeeld in post 2304 00 00 van de GN:

“Product in de vorm van een beige poeder (…)

Het product is een vast plantaardig residu dat wordt verkregen uit sojabonen na de winning van olie en de gedeeltelijke verwijdering van de eiwitten, gevolgd door drogen en malen. (…)

Het product is een bijproduct van de bereiding van sojaproteïneconcentraten en -isolaten en heeft bijgevolg een verlaagd gehalte aan eiwitten.”

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.

De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

5.2. Eiseres heeft aangevoerd dat het product voldoet aan de omschrijving van post 2304 omdat het voldoet aan de criteria die voor deze post gelden. Deze criteria zijn volgens eiseres dat het moet gaan om perskoeken en andere vaste afvallen, die zijn verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets. [E] is een vast plantaardig residu dat wordt verkregen bij de winning van olie uit sojabonen en de gedeeltelijke verwijdering van bepaalde bestanddelen. Het product is uitsluitend bestemd voor de toevoeging aan diervoeder. Het product is geen bereiding als bedoeld in post 2309 omdat geen nieuw product is ontstaan dat voor het extraheren niet bestond.

5.3. Verweerder heeft daar tegenover gesteld dat gelet op de bewerkingen die noodzakelijk zijn om tot het product te komen, het product niet als afval kan worden beschouwd. Alleen producten die het rechtstreekse resultaat zijn van het oliewinningsproces kunnen worden ingedeeld in post 2304. Door de verdere verwerking van het restproduct dat ontstaat bij de productie van sojaolie, moet het product worden gezien als bereid diervoedsel. Het product voldoet daarmee aan de omschrijving in post 2309.

5.4.1. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat het sojaschroot dat overblijft bij de winning van olie uit sojabonen, moet worden beschouwd als afval als bedoeld in post 2304. Wat partijen verdeeld houdt, is of de verdere bewerking van het sojaschroot in de weg staat aan indeling onder deze post. Daarbij is van belang de uitleg die moet worden gegeven aan het begrip afval.

5.4.2. De rechtbank is van oordeel dat het begrip afval niet dermate strikt moet worden uitgelegd dat daaronder slechts kan worden verstaan een nutteloos restant dat overblijft bij de winning van sojaolie (vgl. HvJ 11 maart 1982, zaak 129/81, punt 14). Dat wil zeggen dat de omstandigheid dat het na de winning van sojaolie resterende bijproduct verder wordt behandeld nog niet in de weg staat aan het aanmerken van dit bewerkte restant als afval in de zin van post 2304.

5.4.3. In het onderhavige geval wordt het bijproduct dat resteert bij de winning van sojaolie op zodanige wijze bewerkt dat in wezen de eitwitten worden gescheiden van de andere bestanddelen, met name koolhydraten en vet. Dit scheiden gebeurt door een behandeling met ethanol en water, waardoor een extractie plaatsvindt. De ethanol is geen toevoeging aan het product en blijft daar ook niet in achter. Naar het oordeel van de rechtbank staat deze behandeling niet in de weg aan het aanmerken van het product als afval in de zin van post 2304. Anders dan verweerder voorstaat, kan deze bewerking van sojaschroot niet worden beschouwd als een bereiding van diervoeder. Het enkele scheiden van een stof door middel van extractie vormt nog geen bereiding van een product. Bovendien is vast komen te staan dat het product geen diervoeder of aanvullend diervoeder is, maar juist op industriële wijze wordt toegevoegd aan diervoeder, aanvullende diervoeder of een premix. Daarmee voldoet het product niet aan de bewoordingen van de door verweerder voorgestane post 2309. Het product dient daarom te worden ingedeeld in goederencode 2304 00 00 van de GN.

5.5. De rechtbank vindt voor het in 5.4.3 gegeven oordeel steun in de indelingsverordening van de Commissie van 5 december 2011 (zie 4.5). Hoewel deze verordening gelet op de datum van vaststelling niet van toepassing is op de onderhavige indeling en deze ziet op een ander product, geeft deze verordening wel een duidelijke indicatie dat, ook naar de mening van de Commissie, het verder behandelen van sojaschroot niet in de weg staat aan indeling in post 2304. Uit de toelichtingen die partijen ter zitting hebben gegeven, leidt de rechtbank af dat het bij het productieproces van het bij bedoelde indelingsverordening ingedeelde product gaat om vergelijkbare behandelingen als bij het product [E]. Bij eerstbedoeld product wordt verdere behandeling van het sojaschroot verricht om in dat geval de koolhydraten (voedingsvezels) uit het schroot te verkrijgen, terwijl het bij [E] gaat om de eiwitten. Niet valt in te zien waarom na de behandeling voor het verkrijgen van voedingsvezels wel en na de behandeling voor het verkrijgen van eiwitconcentraat geen sprake is van een als afval aan te merken restproduct dat is verkregen bij de winning van sojaolie.

5.6. Op grond van het vorenoverwogene is het gelijk aan eiseres. Het beroep is derhalve gegrond.

6. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.310 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 218; 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437).

7. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de bti;

- bepaalt dat het product moet worden ingedeeld onder post 2304 00 00 van de GN;

- veroordeelt verweerder in de kosten van bezwaar en beroep ten bedrage van € 1.310;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en

mr. O. Nijhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.