Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4956, 12/00307

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4956, 12/00307

Inhoudsindicatie

Leges. Omvang bouwkosten tank op- en overslagterminal.

Het Hof is evenals de rechtbank van oordeel dat de heffingsgrondslag wordt gevormd door de bouwkosten van de terminal als geheel en dat daaruit geen onderdelen kunnen worden geëlimineerd.

Het Hof oordeelt verder dat de heffingsgrondslag met een bedrag van € 19.500 aan inrichtingskosten dient te worden verminderd.

Bewijsaanbod verworpen. Kenbaarheid normblad NEN 2631 voldoende verzekerd.

Uitspraak

kenmerk 12/00307

12 december 2013

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z], belanghebbende,

gemachtigden: drs. C.J.M. Noordermeer Van Loo en mr. R. van den Berg,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3245 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op 29 mei 2007 heeft belanghebbende een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ingediend (hierna: de aanvraag). De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 27 juni 2007 ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag een aanslag legesheffing opgelegd met een te betalen bedrag van € 16.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 23 november 2009 ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag een navorderingsaanslag legesheffing opgelegd, met een te betalen bedrag van € 172.800 (hierna: de navorderingsaanslag). Bij brief van 1 december 2009 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 2 mei 2011, ‘besloten de navorderingsaanslag te herroepen en ter zake van de aanvraag een legesbedrag van € 161.736,80 te heffen’.

1.4.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 8 maart 2012 ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 april 2012, aangevuld bij brief van 11 mei 2012. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013. Van het verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.8 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in het hierna opgenomen citaat uit deze uitspraak) aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:

2.1.

Eiseres heeft een tank op- en overslagterminal in de haven van [P] (hierna: de terminal) gerealiseerd. Naast een kantoor- c.q. controlegebouw zijn onder andere opslagtanks, tankputten, leidingwerk en laad- en losfaciliteiten gerealiseerd. De elf producttanks, met een totale opslagcapaciteit van 140.000 m³, worden gebruikt voor de export en blending van benzine en de opslag van benzinecomponenten en biobrandstoffen. De terminal is op of omstreeks 1 december 2011 in gebruik genomen.

2.2.

Op 29 mei 2007 heeft eiseres een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ingediend voor de terminal. Deze aanvraag is door verweerder geregistreerd onder nummer B01/0308-2007. Naar aanleiding hiervan is een aanslag legesheffing opgelegd ten bedrage van € 16.000. Hierbij is uitgegaan van een door eiseres bij de aanvraag opgegeven raming van de bouwkosten van € 1.000.000. Tegen deze aanslag is geen bezwaar gemaakt.

2.3.

Op 21 augustus 2009 heeft eiseres een aanvraag ingediend om te bouwen in afwijking van de verleende bouwvergunning. Deze aanvraag is door verweerder geregistreerd onder nummer B01/0876-2009. Hierbij heeft eiseres wederom een raming van de bouwkosten van € 1.000.000 opgegeven.

2.4.

Bij brief van 29 oktober 2009 heeft eiseres op telefonisch verzoek van verweerder een kostenraming opgegeven van de volledige terminal. Deze kostenraming bedroeg in totaal € 39.000.000.

2.5.

Bij brief van 5 november 2009 heeft verweerder aangegeven van mening te zijn dat er te weinig leges in rekening zijn gebracht en is aangekondigd dat aanvullende aanslagen zullen worden opgelegd, uitgaande van de kostenraming van de terminal van € 39.000.000.

(…)

2.7.

Artikel 1 van de Legesverordening 2007 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Legesverordening) luidt als volgt:

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van door of vanwege de gemeente verleende diensten, vermeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.”

2.8.

In de tarieventabel behorende bij de Legesverordening (hierna: de Tarieventabel) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“8. Dienst Milieu en Bouwtoezicht

(…)

8.1.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

8.1.1.

om een vergunning als bedoeld in art. 40, eerste lid, van de Woningwet

(reguliere bouwvergunning):

voor elke € 1000 bouwkosten tot en met € 5.000.000……………(…) 16,00

doch ten minste…………………………………………………...(…) 160,00

en voor elke € 1000 bouwkosten boven € 5.000.000…………….(…) 3,20

(…)

8.1.7.

Bijzondere bepalingen bij 8.1:

8.1.7.1. onder bouwkosten wordt verstaan de aannemingssom als bedoeld in

paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor

uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk of,

voorzover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten, de omzetbelasting

daarin niet begrepen, als bedoeld in het normblad NEN 2631;

(…)”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.3.1.

Het Hof voegt hieraan op grond van de gedingstukken nog de volgende feiten toe:

2.3.2.

In de door de heffingsambtenaar op 29 mei 2007 ontvangen aanvraag heeft belanghebbende de volgende omschrijving gegeven van het bouwplan:

“4 De bouwwerkzaamheden

Het gaat om het oprichten van een tank terminal

(…)

De inrichting heeft als functie het op-overslaan, en behandelen van componenten voor het samenstellen van vloeibare brandstoffen en bio-ethonol (producten).

De aan- en afvoer [geschiedt] hoofdzakelijk door Zeeschepen en binnenvaart.

Transport met tanktruckwagens zal in mindere plaatse plaats vinden.

(…)

5 Gebruik van het bouwwerk

(…)

Gebruiksfunctie (…) Gebruiksoppervlakte m² Vloeroppervlakte verblijfsgebied in m²

(…)

Industrie (…) 45.000 (…)

Kantoor (…) 556 432

(…)

6 Afmetingen van het bouwwerk

(…)

Bebouwde oppervlakte na uitvoering van de werkzaamheden 9.400 m²

(…)

8 Kosten

Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) € 1.000.000”.

2.3.3.

De heffingsambtenaar is bij het doen van uitspraak op bezwaar uitgegaan van een totale aannemingssom van € 35.542.750. Dit bedrag is onder meer gebaseerd op door belanghebbende op of omstreeks 11 juni 2010 gesloten aannemingsovereenkomsten en (blijkens Bijlage 6 van bijlage G bij het beroepschrift bij de rechtbank) als volgt gespecificeerd:

Omschrijving:

Raming:

Aanneemsom:

Civiel, bouwwerken

kantoor & controle gebouw

500.000

betonvloeren & platform steiger

500.000

Civiel, installaties

tankputten, tankfundamenten, wegen

6.500.000

8.900.000

Mechanisch

leidingwerk etc

9.000.000

8.230.000

Laad & Losinstallatie, Steiger

remmingwerken, afmeerfaciliteiten

3.000.000

3.220.000

Opslagfaciliteiten, Tanks

11.000.000

8.090.000

Electra, Meet en regel E & I

3.500.000

2.945.000

Diverse apparatuur

3.000.000

Productpompen

282.000

Brandblusinstallatie Fire Pack

440.000

Laadarmen

650.000

Detonation arrestors

239.500

Level gauges

172.000

Vapour Recovery unit

1.490.000

Flowmeters

151.500

Engineering, Inkoop, Management

2.000.000

732.750

Totaal (€)

39.000.000

35.542.750

2.3.4.

In de brief van de gemachtigde van 11 mei 2012 (de motivering van het hogerberoepschrift) staat onder meer het volgende vermeld:

“Belanghebbende heeft (…) tevens aangegeven dat de gemeente zelfs over bureaustoelen leges heft. Hierbij hebben wij verwezen naar het bestek en de aanneemovereenkomsten. (…) In het bestek is (…) de volgende specificatie van werkzaamheden (…) opgenomen welke (…) zijn begrepen in de aanneemsom:

“1.7 Stelposten

1.7.1

Ten behoeve van de inrichting van het kantoor dient de Aannemer twee stelposten op te nemen:

∙ € 10.000,- ten behoeve van meubilair, zoals bedieningsborden, centrale lessenaars e.d. in de controle kamer.

∙ € 7.000,- ten behoeve van bureaus, stoelen, in de kantoren en het laboratorium alsmede archiefkasten in de archiefruimten.

∙ € 2.500,- ten behoeve van ramen, lamellen o.g. opnemen. De definitieve keuze in overleg met de Opdrachtgever nader vast te stellen”

(…) De gemeente heeft tot op heden de door haar voorgestane heffingsmaatstaf niet onderbouwd. Ook heeft zij het door belanghebbende gemaakte onderscheid niet weersproken.

(…)

Belanghebbende doet hierbij een bewijsaanbod om ook een externe deskundige een oordeel te laten geven over de kwalificatie van de verschillende onderdelen van de projectkosten als inrichtingskosten in de zin van de NEN-norm 2631 en de toelichting bij het aanvraagformulier bouwvergunning”.

2.3.5.

De letterlijke tekst van de door de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar genomen beslissing met betrekking tot de navorderingsaanslag luidt:

“Op grond van het voorgaande besluit ik:

- het bezwaar van 1 december 2009 voor zover gericht tegen het besluit van 23 november 2009 waarbij een bedrag van € 172.800 aan leges is geheven, gegrond te verklaren en dit besluit te herroepen;

- voor het in behandeling nemen van de aanvraag (…) een (aanvullend) legesbedrag van € 161.736,80 te heffen”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Het hoger beroep betreft de volgende vragen:

3.1.1.

Heeft de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd? Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de navorderingsaanslag is vernietigd en dat een nieuwe navorderingsaanslag is opgelegd waarvoor een nieuw feit ontbreekt.

3.1.2.

Is de Legesverordening onverbindend? Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Legesverordening onverbindend is omdat het normblad NEN 2631 niet is gepubliceerd.

3.1.3.

Is de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar terecht uitgegaan van de bedragen van de aannemingssommen? Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de bouwkosten op grond van de Legesverordening en de Tarieventabel moeten worden geraamd op basis van het normblad NEN 2631 omdat er ten tijde van het in behandeling nemen van de aanvraag nog geen sprake was van aannemingssommen.

3.1.4.

Is de heffingsambtenaar uitgegaan van de juiste heffingsgrondslag? Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat er kosten van niet-vergunningplichtige werkzaamheden en/of inrichtingskosten zijn die niet in aanmerking moeten worden genomen.

3.1.5.

Moet de heffingsgrondslag op grond van het vertrouwensbeginsel worden verminderd met de door belanghebbende bedoelde inrichtingskosten? Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de toelichting op het aanvraagformulier het in rechte te honoreren vertrouwen wekt dat deze kosten niet tot de heffingsgrondslag worden gerekend.

3.2.1.

Belanghebbende concludeert dat het Hof in rechte zal verklaren dat de navorderingsaanslag is vernietigd, dan wel de navorderingsaanslag zal vernietigen of verminderen.

3.2.2.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Voor de (overige) gronden waarop partijen hun standpunten doen berusten, verwijst het Hof naar de beoordeling van het geschil.

4 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing