Gerechtshof Amsterdam, 19-02-2013, BZ2276, 11-00722 tot en met 11-00724
Gerechtshof Amsterdam, 19-02-2013, BZ2276, 11-00722 tot en met 11-00724
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 februari 2013
- Datum publicatie
- 27 februari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ2276
- Zaaknummer
- 11-00722 tot en met 11-00724
Inhoudsindicatie
Het Hof stelt de kostenvergoeding voor het opmaken van het taxatierapport voor een courante niet-woning met inpandige opname op € 65 x 4 uur (excl. omzetbelasting).
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerken 11/00722 tot en met 11/00724
vijfde enkelvoudige belastingkamer
proces-verbaal
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 10/6414 tot en met 10/6416 van de rechtbank Amsterdam (hierna de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2013. Ter zitting is verschenen belanghebbende in persoon. Namens de heffingsambtenaar is verschenen […], tot bijstand vergezeld van […] (taxateur) en […].
Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep (met kenmerk AWB 10/6414) gegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 309,40 (taxatierapport) en € 6,52 (reiskosten), in totaal € 315,92 en
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 41 (beroep bij de rechtbank) en € 112 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 153, te vergoeden.
Gronden
1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen ingevolge artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2009 de waarden van de volgende onroerende zaken voor het jaar 2009 en naar de waardepeildatum 1 januari 2008 als volgt vastgesteld:
Object: WOZ-waarde
[A-straat 1] € 413.500
[A-straat 25] € 162.500
[B-straat 2] € 367.500
In dezelfde geschriften zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelasting en de rioolheffingen voor het jaar 2009 bekend gemaakt.
2. Na door belanghebbende tegen de hiervoor vermelde beschikkingen gemaakte bezwaren heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 23 november 2010, de WOZ-waarde van [B-straat 2] verlaagd tot € 325.500 en de WOZ-waarden van de overige objecten gehandhaafd.
3. Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarden heeft belanghebbende [Kantoor C] opdracht gegeven een rapport op te stellen. In het op 3 juni 2011 gedagtekende rapport van [D] (taxateur bij [Kantoor C] staat voor zover van belang het volgende vermeld:
“Betreft: kenmerk - 10/ 6414 WOZ V00 ([A-straat 1])
- 10/ 6416 WOZ V00 ([B-straat 2])
- 10/ 6415 WOZ V00 ([A-straat 25])
WOZ: jaar 2009 peildatum 1-1-2008
(…)
Op uw verzoek treft u hierna mijn nadere motiveringen aan middels mijn taxatietechnische opmerkingen omtrent de door verweerder ingediende stukken (verweerschrift 17 februari 2011). (...)
U heeft mij verzocht het taxatietechnische commentaar te leveren m.b.t. de door verweerder aangegeven vergelijkingsobjecten (...).
Beroep tegen [A-straat 1]
Deze taxatietechnische onderbouwing heeft betrekking op het object: [A-straat 1] (...).
Intrekking beroep [B-straat 2] en [A-straat 25] (...)
Voor wat betreft de overige waarderingen door verweerder opgesteld m.b.t. de objecten [B-straat 2] en [A-straat 25] (...) deel ik u mede dat u aanraad deze onderdelen van uw beroepschrift in te trekken aangezien de waarderingen m.i. niet tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
Beoordeling vergelijkingsobjecten t.b.v. (…) [A-straat 1]
Alle vergelijkingsobjecten van verweerder zijn door mij op 1 juni 2011 plaatselijk opgenomen, beoordeeld en inwendig opgenomen. Hierna treft u mijn bevindingen aan waarbij ik afsluitend de juiste WOZ-waardering van dit bewuste object zal aangeven.
(…)
Indien we de juiste huurwaarde hanteren komen we tot de volgende waarderingen (…) € 370.000,=”
4. [Kantoor C] heeft belanghebbende een op 22 juni 2011 gedagtekende factuur gezonden tot een bedrag van € 1.300 exclusief omzetbelasting (€ 1.547 inclusief omzetbelasting). Op de factuur staat onder meer het volgende vermeld
“Nota inzake: Taxatie [A-straat 1]
Behandeld door: [D]”
De factuur is als volgt gespecificeerd:
1. Overzicht declaratie taxateur [D] inzake taxatie [A-straat 1] (1-1-2010)
omschrijving werkzaamheden ingeschakelde deskundige (taxateur) aantal uren (…) uurloon totaal
ontvangen van stukken en bespreken met opdrachtgever etc
uitzoeken en beoordelen van de gebruikte vergelijkingen gemeente
overleg met huurders t.b.v. aanvullende info huurgegevens (ook telefonisch)
beoordelen en plaatselijke opname panden
uitwerking beoordelingen na plaatselijke opname
uitwerken taxatieverslag t.b.v. rechtbank
nadere correspondentie met taxateur gemeente en opdr.gever ivm intrekking beroep 0,5
1
0,5
4
1
5
1
13
totaal € 100,00
€ 100,00
€ 100,00
€ 100,00
€ 100,00
€ 100,00
€ 100,00
19%
€ 50,00
€ 100,00
€ 50,00
€ 400,00
€ 100,00
€ 500,00
€ 100,00
€ 1.300,00
€ 247,00
€ 1.547,00
ex btw
btw
5. Tot de gedingstukken behoort een brief d.d. 9 juni 2011 van de heffingsambtenaar gericht aan [D], waarin hij met betrekking tot het object [A-straat 1] onder meer het volgende schrijft: “Op 09-06-2011 zijn wij telefonisch overeengekomen dat de waarde vastgesteld wordt op € 386.000,=. De waarde is geldig van 01-01-2009 tot en met 31-12-2009. U heeft aangegeven dat u dit eerst moet overleggen met uw cliënt (…)”.
6. Belanghebbende heeft bij brief van 10 juni 2011 de onder 3 genoemde beroepen ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep met betrekking tot het object [A-straat 1] (kenmerk AWB 10/6414) heeft belanghebbende verzocht om de heffingsambtenaar ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
7. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 30 augustus 2011 aan belanghebbende een kostenvergoeding toegekend van 3,5 x € 50 is € 175, vermeerderd met 19% omzetbelasting.
8. Door belanghebbende is tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In het hoger beroepschrift schrijft belanghebbende onder meer: “Ik verzoek u om toewijzing van het maximale tarief en het aantal uren overeenkomstig de factuur van de professionele taxateur van [Kantoor C], [D]”.
De heffingsambtenaar stelt zich in hoger beroep (nader) op het standpunt dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding van 3,5 x € 65 is € 227,50 te vermeerderen met omzetbelasting.
9. Ter zitting bij het Hof heeft belanghebbende nog onder meer het volgende verklaard:
“Het gaat in dezen om één winkel. De factuur van [Kantoor C] die is bijgevoegd is door mij betaald. Ik ga ervan uit dat [D] 13 uur heeft besteed aan het opmaken van het rapport en dat de plaatselijke opname 4 uur in beslag heeft genomen. Ik acht dat geloofwaardig. Wellicht is er ook reistijd bij inbegrepen.
Het Hof wijst mij op de procedures ter zake van twee andere panden en het met betrekking tot in totaal drie panden uitgebrachte rapport en vraagt mij of de factuur niet ook betrekking zou kunnen hebben op deze andere objecten. Daarop zeg ik het Hof dat per object een aparte procedure is gestart. Ik ben zelf in bezwaar gegaan. In beroep bij de rechtbank heb ik [D] erbij betrokken. Hij adviseerde me de beroepen met betrekking tot die andere panden in te trekken, hetgeen is geschied. Per procedure wordt door [Kantoor C] gefactureerd. Met betrekking tot die andere panden heb ik geen factuur ontvangen, heb ik niets betaald en ter zake daarvan heb ik ook niet om een kostenvergoeding verzocht.”
10. Anders dan belanghebbende stelt acht het Hof het niet aannemelijk dat met het uitbrengen van het rapport voorzover dat betrekking heeft op het object [A-straat 1] redelijkerwijs 13 uur gemoeid kan zijn geweest.
Met inachtneming van de uitgangspunten voor het vaststellen van een uurvergoeding voor taxatiekosten, zoals het Hof die hanteert (kenbaar uit de uitspraak van 8 november 2012, nr. 11/00923, LJN BY2756), stelt het Hof de uurvergoeding voor taxatiekosten voor het onderhavige object (een courante niet-woning) op € 65. Het Hof ziet in de voorliggende procedure geen reden af te wijken van de in die uitspraak genoemde uitgangspunten.
Het aantal uren dat gemoeid is met de taxatie van het onderhavige object en het opstellen van het onder 3 genoemde rapport stelt het Hof - gelet op de aard van het object en in aanmerking genomen dat sprake is geweest van een inpandige opname - op 4.
11. Gelet op het voorgaande stelt het Hof de kosten van het te vergoeden bedrag vast op 4 x € 65 is € 260, vermeerderd met 19% omzetbelasting, uitkomende op € 309,40.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal het Hof het beroep (met kenmerk AWB 10/6414) gegrond verklaren en de heffingsambtenaar veroordelen in de taxatiekosten van belanghebbende tot een bedrag van € 309,40. Naar het Hof begrijpt kunnen de zaken, ingeboekt met kenmerken AWB 10/6415 en 10/6416, buiten behandeling blijven.
Kosten
Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is en de uitspraak van de rechtbank om die reden wordt vernietigd, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel c vermelde reiskosten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit wordt het bedrag van de in onderdeel c van artikel 1 bedoelde kosten vastgesteld op de voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting bij het Hof gemaakte reiskosten per openbaar vervoer tweede klasse ad € 6,52.
Aldus gedaan op 19 februari 2013 door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.