Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-03-2013, BZ6736, 12/00338

Gerechtshof Amsterdam, 07-03-2013, BZ6736, 12/00338

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 maart 2013
Datum publicatie
10 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6736
Zaaknummer
12/00338

Inhoudsindicatie

Anders dan voor de heffing wordt voor de boete het bewijs van het aanhouden van de KB-Luxrekening in het jaar 2000 niet geleverd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van [X]te [Z], belanghebbende,

tegen

uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Rijnmond/kantoor Dordrecht, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is op 23 december 2004 ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage een beroepschrift ingekomen, ingediend door mr. J.M.H. Römkens, advocaat te Maastricht, als gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde). Het beroep is bij dat gerechtshof ingeschreven onder kenmerk 04/04281.

1.2. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft in dit beroep op 24 juni 2011 uitspraak gedaan, waarbij het beroep gegrond is verklaard voor zover het beroep ziet op de boetebeschikking ter zake van de navorderingsaanslag IB/PV voor het jaar 2000 en het beroep voor het overige ongegrond is verklaard.

1.3. Belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën hebben tegen deze uitspraak respectievelijk beroep en incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 20 april 2012 onder nummer 11/03539, LJN BW3340, beide beroepen gegrond verklaard, waarbij - voor zover thans van belang - de in cassatie bestreden uitspraak is vernietigd en de behandeling van het beroep is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, alwaar dit beroep is ingeschreven onder kenmerk 12/00338.

1.4. Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief van 2 mei 2012 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. De gemachtigde heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 31 mei 2012 en de inspecteur bij brief van 25 juni 2012. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij gezonden.

1.5. De gemachtigde heeft bij brief van 10 december 2012 nadere stukken ingezonden. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur gezonden.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Geschil na verwijzing

2.1. Het onderhavige geschil heeft betrekking op het zogenoemde Rekeningenproject. Belanghebbende en haar echtgenoot zijn als houders van een op de microfiches vermelde KB-Luxrekening geïdentificeerd. Op het beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - inzake de in verband daarmee aan de echtgenoot opgelegde navorderingsaanslagen IB/PV voor de jaren 1990 t/m 1999 en VB voor de jaren 1991 t/m 2000 heeft het Hof heden uitspraak gedaan onder kenmerk 12/00337. Deze uitspraak is - in afschrift - aan de onderhavige uitspraak gehecht en maakt daar deel van uit.

2.2. Onder verwijzing naar de in die uitspraak opgenomen feiten en overwegingen dient

- het belastbare inkomen van belanghebbende te worden verminderd tot ƒ 45.473 conform de door de inspecteur gemaakte berekening in zijn brief van 25 juni 2012,

- de ter zake van deze navorderingsaanslag genomen boetebeschikking te worden vernietigd.

3. Proceskosten

3.1. Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de gegeven beslissing door de Hoge Raad zal het Hof enkel in de beschouwing betrekken de kosten voor de bezwaarfase en die voor de verwijzingsprocedure.

3.2. In december 2003 heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. Een hoorzitting heeft niet plaatsgevonden.

Nu het Hof de navorderingsaanslag en de boetebeschikking vermindert, zal het Hof de vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase bepalen op 1 (bezwaarschrift) x € 161 (het ten tijde van de uitspraken op bezwaar geldende bedrag) x 2 (voor het gewicht van de zaak), uitkomende op een bedrag van € 322.

3.3. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten dienen voor de verwijzingszaak te worden berekend op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Voor de toepassing van deze bepaling worden de beroepen met kenmerk 12/00337 en 12/00338 als één zaak beschouwd, nu zij samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit.

3.4. Hiervan uitgaande stelt het Hof het bedrag van de proceskosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op 1,5 (0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen van 31 mei 2012 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 20 december 2012) x € 472 x 2 (wegingsfactor), dat is € 1.416.

3.5. Voor het onderhavige beroep wordt de veroordeling beperkt tot de helft van dat bedrag, derhalve tot € 708. Tezamen met het bedrag van de bezwaarfase resulteert dit in een vergoeding van € 1.030.

4. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraken op bezwaar,

- vermindert de navorderingsaanslag IB/PV voor het jaar 2000 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.473,

- vernietigt de bij beschikking vastgestelde boete, opgelegd ter zake van de navorderingsaanslag IB/PV voor het jaar 2000 en

- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.030.

Aldus gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter van de belastingkamer, J.P.A. Boersma en A.P.M. van Rijn, leden van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing in op 7 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.

Bij afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.