Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2013, BZ9392, 12-00473

Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2013, BZ9392, 12-00473

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM. Het Hof acht aannemelijk dat de auto die is aangehouden de auto van belanghebbende is. Feitelijke beschikkingsmacht. Auto namens belanghebbende bestuurd. Boete van 100% passend en geboden. Belanghebbende heeft met listigheid en valsheid geprobeerd te bereiken dat geen BPM zou worden betaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00473

25 april 2013

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/6121 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Landelijk coördinatiecentrum auto,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 20 april 2011 aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd, berekend op € 7.198, alsmede bij beschikking een boete van € 7.198.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 11 oktober 2011, de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.

Bij uitspraak van 29 mei 2012, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.3. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 juni 2012, aangevuld bij brief van 24 juli 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2013. Het onderzoek in de onderwerpelijke zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met kenmerk 11/00835 en het onderzoek in de zaak met kenmerk 11/00836. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Feiten

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’.

“2.1. Tot de gedingstukken behoort een door de verkeerspolitie van het Korps Landelijke Politiediensten opgemaakt mutatierapport. Volgens het mutatierapport is op 25 juli 2010, omstreeks 8.45 uur, een personenauto van het merk Range Rover, type Se Sport, kleur zwart, voorzien van het kenteken [00-XX-XX] met chassisnummer [Y1] aan de A59 ter hoogte van hectometerpaal 89.0 binnen de gemeente Moerdijk staande gehouden. In het mutatierapport is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“(…) Toelichting bij het incident

Zagen wij een Range Rover ([00XXXX]) met aanhangwagen ([ZZXX22]) met daarop een boot, rijden op de A16 Li.

Genoemd vrtg met ahw nam de afslag naar de A58 Re.

Zagen bestuurder ([Y]) en 3 inzittenden in de Range Rover zitten.

De boot was niet voorzien van een zichtbare registratienummer.

Kenteken vrtg en ahw konden we niet bevragen via de MDT ivm ongeldige waarden.

Bij bevraging meldkamer, bleek de tenaamgestelde ([X]) van de [00XXXX] en de ahw, een volledige ontzegging van de rijbevoegdheid te hebben. Hierop vrtg staande gehouden.

[X] zat zelf niet achter het stuur maar als bijrijder.

Bijrijder [X] verklaarde eigenaar te zijn van de boot.

Hij heeft de boot in 2006 gekocht bij [winkel] te [ZZ] ([D] eigenaar van dit bedrijf).

Hij heeft er twee jaar over gedaan om de boot te restaureren.

Hij kwam nu terug vanuit Cannes en was op weg naar huis. (…) “

2.2. Eiser is sinds april 2010 eigenaar van een personenauto van het merk Range Rover, type Se Sport, kleur zwart, met chassisnummer [Y1] (hierna: Range Rover).

Van de Range Rover is een export kenteken bekend, namelijk [BBB 00000]. Dit kenteken is verlopen per 30 april 2010.

2.3. Het kenteken [00-XX-XX] staat op naam van eiser en is afgegeven voor een Mercedes Benz, type 112 CDI.

2.4. Op 25 juli 2010 is door verbalisanten van de politie Zaanstreek-Waterland, aan de [adres] een onderzoek ingesteld. In het proces-verbaal van bevindingen dat zij naar aanleiding van dit onderzoek hebben opgesteld, staat onder meer het volgende vermeld:

“(…) Bevindingen

(…)

Omstreeks 16:15 uur bevonden wij ons op de [weg nr. 5], ter hoogte van de boederij (Hof; boerderij).(…) Achter op het terrein zagen wij de eerder genoemde combinatie van de personenauto, aanhangwagen en motorboot staan. Wij zagen dat de kentekenplaten van de personenauto inmiddels veranderd waren. Wij zagen dat er op de personenauto kentekenplaten zaten met het Duitse kenteken [BBB 00000]. Wij zagen dat op de linkerzijde achter het voorraam een chassisnummer, [Y1], stond ingeslagen. Dit chassisnummer hebben wij bevraagd bij de centrale meldkamer van de regio politie Zaanstreek-Waterland. Wij hoorden dat voor het chassisnummer [Y1] een Land Rover was afgegeven voorzien van het Duitse kenteken [CCC 00000].

(…)

Ter plaatse op het terrein [weg], zagen wij dat er een manspersoon naar ons toe kwam lopen. Deze persoon legitimeerde zich als eerder genoemde betrokkene [X]. Hij verklaarde het voertuig te hebben gekocht in Duitsland in April 2010. Hij toonde ons tevens een kopie van het kenteken deel 2.(…)”

2.5. Aan de hand van het chassisnummer [Y1] is vastgesteld dat voor de Range Rover in Nederland geen kentekenbewijs is opgegeven. Ook is de Range Rover niet geregistreerd in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens.

2.6. De onderhavige naheffingsaanslag van € 7.198 is aan eiser opgelegd ter zake van het onder 2.1 genoemde gebruik van de weg. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van hetzelfde bedrag opgelegd.”

3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen:

“4.2. Volgens het onder 2.1 genoemde mutatierapport heeft de verkeerspolitie op 25 juli 2010, omstreeks 8.45 uur, een personenauto, merk Range Rover, type Se Sport, kleur zwart, voorzien van het kenteken [00-XX-XX] met chassisnummer [Y1] met een aanhangwagen met daarop een boot aan de A59 te Moerdijk staande gehouden. De verbalisanten hebben daarbij eiser (Hof: belanghebbende) als bijrijder waargenomen en van hem een verklaring over onder andere de boot op de aanhangwagen opgenomen. Uit het onder 2.4 vermelde proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten van de politie Zaanstreek-Waterland eveneens op 25 juli 2010, omstreeks 16.15 uur, op een terrein van eiser de Range Rover en aanhangwagen met daarop een boot hebben waargenomen.

De rechtbank acht de waarnemingen van de verbalisanten zoals weergegeven in het mutatierapport en het proces-verbaal van bevindingen zeer aannemelijk. Dat – zoals eiser aanvoert – zijn Range Rover noch hijzelf als bijrijder in Moerdijk kan zijn waargenomen, acht de rechtbank gelet op de in het voormelde rapport door verbalisanten weergegeven bevindingen ongeloofwaardig. In de bij de staandehouding opgenomen verklaring zijn de eigendom, datum van aankoop, de herkomst en een korte geschiedenis van het onderhoud van de boot aan bod gekomen. Een dergelijke verklaring kan niet anders dan aan de eigenaar (eiser) van de boot worden toegeschreven. Dat de Range Rover bij de tweede waarneming was voorzien van andere kentekenplaten doet evenmin iets af aan vorenstaande, nu op dezelfde dag zowel bij de staandehouding om 8.45 uur in Moerdijk als bij het onderzoek om 16.15 uur op een terrein van eiser hetzelfde chassisnummer is opgetekend, en overigens ook andere gegevens met betrekking tot de voertuigcombinatie overeenstemmen. Anders dan eiser kennelijk veronderstelt, doet het ontbreken van fotomateriaal van het chassisnummer niet af aan de bewijskracht van de waarnemingen van de verbalisanten van de politie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de op 25 juli 2010 omstreeks 8.45 uur in Moerdijk staande gehouden personenauto de Range Rover van eiser betreft. Nu niet in geschil is dat eiser de Range Rover feitelijk ter beschikking heeft, is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan eiser opgelegd.

4.3. Op grond van artikel 67f, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen van ten hoogste 100% van de grondslag, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige is te wijten dat de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet voorziene termijn is betaald. Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt de grondslag gevormd door het bedrag van de belasting dat niet of niet tijdig is betaald, voor zover dat bedrag als gevolg van opzet of grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige niet of niet tijdig is betaald. Op grond van § 25, eerste lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, kan, voor zover hier van belang, een vergrijpboete alleen worden opgelegd indien sprake is van opzet of grove schuld.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, door de Range Rover te voorzien van het op zijn naam staand kenteken [00-XX-XX], dat is afgegeven voor een Mercedes Benz, type 112 CDI, met listigheid en valsheid geprobeerd te verhullen dat voor de Range Rover geen BPM is betaald als ook getracht te voorkomen dat de BPM moet worden betaald. Nu het aan eisers opzet is te wijten dat de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet tijdig is betaald, is een boete van 100% passend en geboden. De boete is dus terecht opgelegd.

4.5. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

4. Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

Meer specifiek is in geschil of belanghebbende terecht is aangemerkt als degene die het voertuig (hierna: de auto) feitelijk ter beschikking had en mitsdien als belastingplichtige.

5. Beoordeling van het geschil

Naheffingsaanslag

5.1. In artikel 1, zesde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Wet BPM) is – voor zover hier van belang – bepaald dat ingeval een niet-geregistreerde personenauto of bestelauto feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijk persoon, de belasting is verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik met dat motorrijtuig in Nederland van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet.

Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet BPM wordt voor de heffing ten aanzien van niet geregistreerde motorrijtuigen als belastingplichtige aangemerkt degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft.

Ingeval van constatering van het gebruik van de weg met een personenauto of bestelauto waarvoor de belasting die is verschuldigd ter zake van het in artikel 1, zesde lid, genoemde feit niet is betaald, kan de belasting op grond van artikel 12b van de Wet BPM worden nageheven van degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft. Het tijdstip van aanvang van het gebruik van de weg wordt daarbij gesteld op het tijdstip van constatering.

5.2. Belanghebbende voert aan dat niet bewezen is dat de Range Rover die is staande gehouden in de gemeente Moerdijk, zijn Range Rover is. De naheffingsaanslag is ten onrechte aan hem opgelegd.

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Uit de bevindingen van de verbalisanten van het Korps Landelijke Politiediensten, opgenomen in het mutatierapport (2.2), blijkt dat het de auto van belanghebbende is die is staande gehouden in Moerdijk en dat belanghebbende als bijrijder in het voertuig aanwezig was. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de politie Zaanstreek-Waterland, opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen ter zake van de controle te [Z] (2.4).

5.3. Het Hof stelt voorop dat de naheffingsaanslag en de boete zijn opgelegd naar aanleiding van de constatering van het gebruik van de openbare weg met de auto in de gemeente Moerdijk.

Belanghebbende voert aan dat de aldaar staandegehouden Range Rover niet zijn Range Rover was. Het Hof acht echter, gelet op de bevindingen van het Korps Landelijke Politiediensten en de politie Zaanstreek-Waterland, aannemelijk dat de te Moerdijk aangetroffen auto weldegelijk de Range Rover van belanghebbende is. Zowel in het mutatierapport van de staandehouding te Moerdijk, als in het proces-verbaal van bevindingen van de controle in [Z], is het chassisnummer van de aan belanghebbende toebehorende auto opgenomen ([Y1]). Daarenboven blijkt uit het mutatierapport dat belanghebbende bij de controle in Moerdijk zélf aanwezig was in het voertuig, dat het voertuig voorzien was van duplicaten van een aan belanghebbende toebehorend kenteken, dat aan het voertuig een aanhanger was gekoppeld waarvan het kenteken ook op naam van belanghebbende stond en dat zich op de aanhanger een boot toebehorend aan belanghebbende bevond, waarover belanghebbende tegenover de verbalisant te Moerdijk een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Blijkens het proces-verbaal van de politie Zaanstreek-Waterland is dezelfde combinatie van auto, aanhanger en boot later op de dag aangetroffen op het terrein van belanghebbende te [Z], met als enige verschil dat ten tijde van de controle te [Z] een (verlopen) Duits kenteken op de auto was gemonteerd. Het Hof ziet, op grond van de stukken van het geding en het ter zitting aangevoerde, geen reden aan deze bevindingen te twijfelen.

5.4. Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende – naar het Hof begrijpt – gesteld dat de naheffingsaanslag niet aan hem kon worden opgelegd omdat de auto hem als bijrijder niet feitelijk ter beschikking stond. De inspecteur heeft dienaangaande verklaard dat belanghebbende is aangemerkt als degene die de feitelijke beschikking over de auto had, omdat belanghebbende, zoals volgt uit het mutatierapport, in zijn hoedanigheid van eigenaar in de auto aanwezig was en zich liet rijden door bestuurder [Y]. Het Hof acht dit in de gegeven omstandigheden juist. Blijkens de door belanghebbende afgelegde verklaring, opgenomen in het mutatierapport, was hij op weg van Cannes naar huis met op zijn aanhanger zijn boot. Gelet op de ontzegging van rijbevoegdheid kon belanghebbende het voertuig niet zelf besturen. Het Hof acht onder deze omstandigheden aannemelijk dat de auto namens belanghebbende bestuurd werd en dat belanghebbende derhalve op het moment van aanhouding de feitelijke beschikkingsmacht over zijn auto had (vgl. Hoge Raad 18 maart 1998, nr. 32 627, LJN AA2486).

Boete

5.5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de boete niet terecht is opgelegd. Dienaangaande geldt dat sprake is van een vergrijp als bedoeld in artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De inspecteur heeft de boete, met in achtneming van §25 en § 28 juncto § 6 en § 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, vastgesteld op het bedrag van de naheffingsaanslag.

Nu de niet-geregistreerde Range Rover was voorzien van een kenteken van een ander voertuig (een zwarte Mercedes) geregistreerd op naam van belanghebbende, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof verhuld dat de Range Rover niet was geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. Gelet op de verklaring van belanghebbende ter zitting in hoger beroep dat hij voor de uitoefening van zijn bedrijf vele voertuigen op zijn naam heeft staan en gelet op de omstandigheid dat belanghebbende in het verleden al eens een auto heeft laten registreren en ter zake daarvan BPM op aangifte heeft voldaan, is hij op de hoogte van de verplichting tot betaling van de BPM bij registratie van een auto in het Nederlandse kentekenregister. Naar ’s Hofs oordeel heeft belanghebbende, door de auto bewust te voorzien van duplicaat-kentekenplaten van een andere aan hem toebehorende auto, met listigheid en valsheid geprobeerd te bereiken dat geen BPM zou worden betaald. Onder deze omstandigheden is de opgelegde boete van 100% passend en geboden. Daarenboven overweegt het Hof dat sprake is van recidive, nu belanghebbende blijkens de uitspraak op bezwaar op 31 maart 2010 ook reeds op de openbare weg is aangetroffen rijdend in een niet geregistreerde witte Mercedes Vito eveneens voorzien van duplicaten van het kenteken [00-XX-XX].

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. E.M. Vrouwenvelder, voorzitter, B.A. van Brummelen en A.H.R.M. Denie, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 25 april 2013 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.