Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1588, 13/00541
Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1588, 13/00541
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 mei 2014
- Datum publicatie
- 6 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:1588
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:164
- Zaaknummer
- 13/00541
Inhoudsindicatie
Naheffing bij constatering van gebruik van de weg met motorrijtuig tijdens schorsing. Artikel 35 Wet MRB is niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.
Uitspraak
kenmerk 13/00541
1 mei 2014
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A], te [P], belanghebbende,
Gemachtigde: mr. J. Ruijs, advocatenkantoor Distelplein
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1552 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 december 2012 aan belanghebbende een
naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd voor een bedrag van € 682 alsmede bij beschikking een boete van € 682.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 februari 2013, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 6 augustus 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op
3 september 2013, aangevuld bij brief ingekomen op 7 oktober 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde heeft bij faxbericht van 14 april 2014 laten weten dat hij,
noch belanghebbende, ter zitting aanwezig zal zijn. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“Eiser is blijkens de kentekenregistratie vanaf 21 november 2011 tot en met 20 maart 2013 houder van een personenauto, merk BMW, kenteken [...] (hierna: de auto). De datum van het kentekenbewijs deel 1A is 10 november 2001.
De auto is van 21 november 2011 tot en met 7 november 2012 als geschorst geregistreerd als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De schorsing is verlengd op 8 november 2012 tot en met maart 2013.
Op 17 augustus 2012 is om 20.27 uur geconstateerd dat met de auto gebruik van de weg werd gemaakt. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag en boete opgelegd.”
2.1.2. Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag - met toepassing van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting - en de boete van 100% terecht zijn opgelegd. Ook in hoger beroep verdedigt belanghebbende het standpunt dat genoemd artikel vanwege het ontbreken van een tegenbewijsregeling strijdig is met het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Artikel 1 van genoemd Protocol luidt als volgt:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”