Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1606, 12/00622

Gerechtshof Amsterdam, 01-05-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1606, 12/00622

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 mei 2014
Datum publicatie
28 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:1606
Formele relaties
Zaaknummer
12/00622
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Belanghebbende koopt een woning van de projectontwikkelaar voor de in de koopovereenkomst vastgelegde koopsom minus een voorwaardelijke korting van 15%. Hof oordeelt dat deze kortingsregeling onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van een samenstel van afspraken die betrekking hebben op de aankoop(prijs) van de woning.

Uitspraak

kenmerk 12/00622

1 mei 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/668 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal,

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 29 september 2011 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak bekend als [ADRES] te[woonplaats] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2010 voor het jaar 2011 vastgesteld op € 1.232.000 (hierna: de WOZ-beschikking). In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2012 bekend gemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 28 december 2011, de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 18 juli 2012 heeft de rechtbank Haarlem het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de voor de woning vastgestelde waarde verminderd tot € 1.150.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Het door belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 augustus 2012, aangevuld bij brief van 21 september 2012. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak is meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2, 3 en 5 van haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:

“2. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

3. De woning is een twee-onder-één-kapwoning uit bouwjaar 2010 met inpandige garage. De inhoud van de woning is door verweerder gesteld op ongeveer 893 m3 en de inhoud van de kelder op 52 m3. De oppervlakte van het perceel is 469 m2.

(…)

5. Uit de door eiser overgelegde uitspraak van de civiele kamer van deze rechtbank blijkt dat aan kopers van woningen in[plaats] in de loop van 2010 een korting van 10% op de v.o.n.-prijs is verleend vermeerderd met een nominale korting van 15%, welke nominale korting bij doorverkoop van de woning aan[plaats] moet worden terugbetaald. Als sprake is van een positieve waardeontwikkeling dient de nominale korting vermeerderd met 30% aan[plaats] te worden terugbetaald. Als sprake is van een negatieve waardeontwikkeling neemt[plaats] 50% daarvan voor haar rekening. Niet in geschil is dat eiser de woning in november 2010 heeft gekocht voor het in de koopovereenkomst genoemde bedrag van € 1.165.000 v.o.n. Dit bedrag is inclusief een onvoorwaardelijke korting van 10% en inclusief BTW. Eiser heeft uiteindelijk € 990.000 voor de woning betaald.”

2.2.

In hoger beroep zijn tegen deze feitenvaststelling geen bezwaren aangevoerd, behoudens dat de nominale (voorwaardelijke) korting van 15% een bedrag van € 174.750 beliep, zodat voor de woning niet € 990.000 maar € 990.250 is betaald. Met inachtneming van deze rechtzetting neemt het Hof de feitenvaststelling van de rechtbank over. Het Hof voegt hieraan op grond van het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank nog toe dat de koopovereenkomst is gesloten op 29 november 2010 en dat de voormelde kortingsregelingen van 10% onvoorwaardelijk en 15% voorwaardelijk onderdeel zijn van die koopovereenkomst. De korting van 15% vervalt bij een positieve waardeontwikkeling. Dit begrip ‘waardeontwikkeling’ (zoals ook door de rechtbank onder 5 van haar uitspraak gehanteerd) is te relateren aan de feitelijk door belanghebbende betaalde koopprijs.

2.3.

In zijn uitspraak van 5 september 2013, nr. 12/00546, heeft het Hof geoordeeld over de WOZ-waarde van een woning die tot hetzelfde nieuwbouwproject behoort. In die zaak zijn de volgende feiten vastgesteld.

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten onder de ‘Gronden’ opgenomen (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ met dagtekening 30 juni 2011 de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 1.360.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011 bekend gemaakt.

2. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.

3. De woning is een twee-onder-één-kapwoning uit bouwjaar 2010 met inpandige garage en kelder. De inhoud van de woning is ongeveer 804 m³, de inhoud van de kelder is 52 m³ en de oppervlakte van het perceel is 720 m².

4. Eiser heeft in december 2008 een bedrag van € 1.375.000 v.o.n. voor de woning betaald.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan nog het volgende toe.

2.2.

De woning van belanghebbende is gelegen in[plaats] te[woonplaats]. [De locatie] kent meerdere woongebieden; belanghebbendes woning is gelegen in het gebied[A]. In[A] zijn circa 63 luxe eengezinswoningen (verschillende types waaronder - tenminste 8 - met belanghebbendes woning vergelijkbare woningen) gerealiseerd door projectontwikkelaar[plaats] CV. De (nog te bouwen) woning stond te koop voor € 1.375.000. In december 2008 sloot belanghebbende een koop-/aannemingsovereenkomst. In 2010 is de woning opgeleverd. Belanghebbende behoort tot een groep van zes personen die als eersten een woning hebben gekocht deel uitmakend van[A].

2.3.

In 2009 en 2010 zijn nog verschillende afgebouwde woningen (waaronder met belanghebbendes woning vergelijkbare woningen) gelegen in[A] niet verkocht.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een op 31 mei 2010 getekende vaststellingsovereenkomst waarin als partijen[plaats] Beheer BV (beherend vennoot van[plaats] CV) en (onder meer) belanghebbende (aangeduid als één van de Kopers) zijn opgenomen. In deze overeenkomst is, samengevat, opgenomen dat:

-[plaats] in december 2008 aan Kopers een brief heeft gezonden waarin wordt gesteld dat de V.O.N.-prijzen van woningen in[A] marktconform zijn en niet zullen worden verlaagd;

- Kopers stellen, dat in afwijking van hetgeen in voormelde brief was opgenomen, dat door latere kopers die eveneens een woning hebben gekocht in[A] kortingen zijn ontvangen bij of in verband met de aankoop;

- Kopers derhalve hierdoor zijn benadeeld en hiervoor compensatie willen;

-[plaats] het standpunt van Kopers weerspreekt daarbij stellende dat voor zover zij latere kopers al voordelen heeft gegund deze niet bestonden in verlaging van de V.O.N.-prijs en dat het verlenen van andersoortige kortingen aan latere kopers haar vrijstond;

- ter afdoening van het geschil[plaats] aan Kopers tot een bedrag van ten hoogste

€ 35.000 (incl. btw) de kosten verbonden aan de uitvoering van de (bouw)werkzaamheden in, aan of rondom de woning van Kopers vergoedt;

- Kopers ermee instemmen dat eventuele verplichtingen van[plaats] jegens Kopers om de V.O.N.-prijs niet te verlagen met terugwerkende kracht komen te vervallen. Kopers bevestigen dat[plaats] vrij is om (potentiële) nieuwe kopers van woningen in[A] op enige wijze kortingen of andere prijsvoordelen te gunnen bij of in verband met de aankoop van een woning.

In het kader van deze overeenkomst heeft belanghebbende op zijn aankoopprijs een korting van € 40.000 ontvangen. Inclusief een extra korting van € 35.000 die belanghebbende daarnaast heeft genoten, heeft hij uiteindelijk (€ 1.375000 -/- € 40.000 -/- € 35.000 =) € 1.300.000 voor de woning betaald.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een op 5 november 2010 gedateerd (ongericht) schrijven van[plaats] CV. Hierin is, voorzover van belang, opgenomen:

“NU TIJDELIJK 25% KORTING OP GESCHAKELDE VILLA’S IN WOONGEBIED[A] OP[plaats]!

Indien u vóór 31 december 2010 een koop-aanneemovereenkomst tekent voor een woning in[A], biedt[plaats] op een aantal woningen een eenmalige korting op de V.O.N.-prijs en daarnaast een aanvullende kortingsregeling. (…) De regeling wordt door[plaats] per direct geïntroduceerd om de gebouwde maar nog onverkochte woningen nog voor het einde van [2010] te verkopen. […]

Wat houdt de regeling in?

De prijzen van de gebouwde onverkochte woningen worden tijdelijk en onvoorwaardelijk met zo’n 10% verlaagd. Over het resterende bedrag ontvangt u nog eens een nominale korting van 15%. Deze korting van 25% hoeft u dus niet te financieren! Pas bij de doorverkoop van uw woning betaalt u de nominale korting aan[plaats] terug, vermeerderd met 30% aandeel voor[plaats] in de positieve waardeontwikkeling. Bij een negatieve waardeontwikkeling neemt[plaats] 50% daarvan voor haar rekening.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre, de vastgestelde waarde (verder) dient te worden verminderd in verband met de nominale (voorwaardelijke) korting van 15%.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en concludeert tot een waarde van tussen € 990.000 en € 1.062.625.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de door de rechtbank op € 1.150.000 vastgestelde waarde.

4 Beoordeling in hoger beroep

5 Kosten

6 Beslissing