Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3946, 13/00010
Gerechtshof Amsterdam, 25-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3946, 13/00010
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 september 2014
- Datum publicatie
- 29 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:3946
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2012:BY4908, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2496, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 13/00010
Inhoudsindicatie
Een Ipad is een communicatiemiddel in de zin van artikel 15b, eerste lid, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 en geen computer in de zin van artikel 15b, eerste lid, aanhef en onderdeel s, van die wet.
Uitspraak
Kenmerk 13/00010
25 september 2014
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X BV], gevestigd te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/2572 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak december 2010 op aangifte een bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekering (hierna: loonheffing) afgedragen.
Belanghebbende heeft tegen de afdracht van het onder 1.1 bedoelde bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf van een deel van het bedrag, welk verzoek door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 18 april 2012, is afgewezen.
Bij uitspraak van 30 november 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 januari 2013, aangevuld bij brief van 26 februari 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 september 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“2.1. Eiseres verricht ten behoeve van meerdere televisie- en radiostations productionele werkzaamheden, zoals het maken van televisie- en radioprogramma’s.
In december 2010 heeft eiseres aan al haar werknemers in vaste dienst (664 in totaal) een iPad verstrekt. Deze iPad heeft een geheugen van 32 GB en is geschikt voor zowel wifi als 3G. De aanschafwaarde is € 699 (inclusief btw). Van de werknemers is geen bijdrage gevraagd. Tegelijk met de iPad heeft eiseres aan de werknemers tevens een mobiel internet-datakaart ter waarde van € 9,95 met een bijbehorend Vodafone-abonnement voor een periode van één jaar verstrekt.
Eiseres heeft met haar werknemers geen afspraken gemaakt over het gebruik van de iPads. Bij ontslag hoeft een ter beschikking gestelde iPad niet te worden ingeleverd.
Op grond van haar regeling ‘Mobiele telefoon en internetverbinding’ had eiseres reeds in of vóór 2010 aan 350 tot 400 werknemers een BlackBerry ter beschikking gesteld.
Eiseres heeft de iPad verloond onder toepassing van het eindheffingsregime. In verband met de verstrekte iPads heeft eiseres een bedrag van € 323.687 aan loonheffing afgedragen.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daaraan nog het volgende toe.
Behalve de onder 2.1 van de uitspraak van de rechtbank gemelde ‘productionele werkzaamheden’ verricht belanghebbende ook activiteiten/werkzaamheden op het gebied van de productie van ‘internet content’, het aanbieden van televisieprogramma’s buiten de traditionele televisiekanalen om (zoals via een ‘app’ en een website), de ontwikkeling van (andere) internetapplicaties en sites.
Via het door belanghebbende geïntroduceerde internetmedewerkersportal ‘[A]’ hebben haar medewerkers toegang tot hun e-mail-account, hun personeels- en beoordelingsgegevens en kunnen zij verlof aanvragen.
Naast een iPad hebben belanghebbendes medewerkers in 2010 ook een kerstpakket ontvangen.
Tot de gedingstukken behoort een schriftelijke verklaring van [B], CFO [X BV]. In de verklaring is opgenomen dat hij sedert 6 juni 2008 statutair bestuurder was van belanghebbende naast zijn functie als CFO.
In de verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“2. Om de doelstellingen van [X] te realiseren vinden wij het als directie van groot belang om bij voortduring de creativiteit, het talent en de professionele expertise van onze medewerkers te stimuleren door het creëren van een motiverende werkomgeving. De aard van de activiteiten van [X] vereist dat onze medewerkers kunnen werken met de meest geavanceerde technieken op gebied van communicatie in het algemeen en televisie, radio, internet en multimedia in het bijzonder. [X] heeft de laatste jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt van het zijn van louter een televisie- en radiobedrijf naar een multimediaal content platform in een convergerende media omgeving. Het mediagebruik verloopt steeds vaker mobiel, interactief en crossmediaal en komt los van traditionele mediaplatformen. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat [X] momenteel op vier terreinen opereert, te weten:
- Televisie ([...]),
- Digitale media ([...]),
- Ventures (joint ventures met andere ondernemingen zoals [...])
- Licensing & Entertainment ([...])
3. Daarnaast vinden wij het van groot belang dat ook de interne processen binnen de onderneming van [X] op de meest efficiënte en effectieve manier verlopen en dat onze medewerkers ook buiten hun vaste werkplek bij de onderneming betrokken blijven en hun werkzaamheden zo goed mogelijk kunnen vervullen en bereikbaar zijn. Dit wordt o.a. door de iPad gefaciliteerd en om die reden hebben wij onder meer besloten tot het aanleggen van een zeer uitgebreid intern Wifi-netwerk in ons bedrijfspand en het openen van een digitaal medewerkersportal.
4. Wij hebben als directie een zakelijke afweging gemaakt bij de besluitvorming tot verstrekking van de iPad’s en daarbij de kosten en baten goed tegen elkaar afgewogen. Ons voornaamste motief was dat onze medewerkers door middel van het verstrekken van een iPad daadwerkelijk kennis zouden maken met de hiervoor beschreven (digitale) ontwikkelingen en niet zozeer het eenvoudigweg verstrekken van een geschenk, zoals de Inspecteur meent.”
De onder 2.4 van de uitspraak van de rechtbank gemelde BlackBerry’s zijn op enig moment vervangen door iPhone’s.
Belanghebbende heeft onder een deel van de medewerkers die in 2010 een iPad hebben gekregen een gebruiksonderzoek gehouden. 31 in het kader van dit onderzoek ingevulde vragenformulieren en een samenvatting (aangeduid als: “Uitkomsten gebruiksonderzoek [X] iPad’s”) van de gegeven antwoorden zijn door belanghebbende overgelegd. Die samenvatting bevat onder meer de volgende gegevens:
Op de vraag: antwoordde ja nee:
Gebruik je je iPad ook zakelijk voor je [X]-werkzaamheden? 26 5
Is dit zakelijke gebruik meer dan 10% van je totale gebruik? 23 8
Gebruik je naast je iPad ook nog een laptop of PC? 29 2
Een iPad is voor mij een soort laptop/PC 21 10
Een iPad is voor mij een communicatiemiddel 26 5
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van een deel van het door haar afgedragen bedrag aan loonheffing. Het geschil gaat met name over de vraag of de verstrekte iPads te rangschikken zijn onder ‘telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen’ in de zin van artikel 15b, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst voor 2010, hierna: de Wet) - hetgeen belanghebbende verdedigt - dan wel als ‘computers en dergelijke apparatuur’ in de zin van artikel 15b, eerste lid, onderdeel s, van de Wet, gelijk de inspecteur voorstaat.
Indien de iPads te rangschikken zijn onder ‘telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen’ in voornoemde zin, is in geschil of het zakelijke gebruik van de iPads van meer dan bijkomstig belang is, hetgeen de inspecteur bestrijdt en ter zake waarvan belanghebbende (nader) verdedigt dat dit bij 74% van haar medewerkers het geval is.
Belanghebbende concludeert tot teruggaaf van € 239.528 (74% van € 323.687) en - naar het Hof verstaat - vergoeding van heffingsrente.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.