Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4106, 13/00613, 13/00614 en 13/00615

Gerechtshof Amsterdam, 11-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4106, 13/00613, 13/00614 en 13/00615

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 september 2014
Datum publicatie
15 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4106
Formele relaties
Zaaknummer
13/00613, 13/00614 en 13/00615
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.4

Inhoudsindicatie

In geschil is of de activiteiten van belanghebbende als stuntvlieger zijn aan te merken als een bron van inkomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in de onderhavige jaren redelijkerwijs niet was te verwachten dat belanghebbende met zijn activiteiten als stuntvlieger voordeel zou behalen.

Uitspraak

kenmerken 13/00613, 13/00614 en 13/00615

11 september 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], te [Z], belanghebbende,gemachtigde: mr. F. Jagersma (Russo Van der Waal) te Amsterdam

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Alkmaar,

de inspecteur

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 12/5526, 12/5527 en 12/5528 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 juli 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.592 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 915 (verzamelinkomen € 52.507); daarbij is geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. 1.1.2. In de aanslag ligt besloten de beslissing van de inspecteur het verlies uit werk en woning van het jaar 2005 vast te stellen op nihil, en dat op de voet van artikel 26, eerste lid, Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: het Besluit) het bedrag van het volgens artikel 11 van dat Besluit naar een volgend jaar over te brengen buitenlands inkomen uit werk en woning gelijktijdig met de aanslag is vastgesteld op nihil (hierna: de stallingsbeschikking 2005).

1.1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 18 oktober 2012, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.592, een inkomen uit sparen en beleggen van € 915 en met een aftrek elders belast van € 10.480 ter zake van € 51.592 aan buitenlands inkomen. In deze uitspraak ligt besloten dat de stallingsbeschikking 2005 is gehandhaafd. De inspecteur heeft belanghebbende voorts een kostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 483.

1.2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 november 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.676 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 963 (verzamelinkomen € 83.639). Er is geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.

1.2.2.

In de aanslag ligt besloten dat op de voet van artikel 26, eerste lid, Besluit het bedrag van het volgens artikel 11 van dat Besluit naar een volgend jaar over te brengen buitenlands inkomen uit werk en woning gelijktijdig met de aanslag is vastgesteld op nihil (hierna: de stallingsbeschikking 2006).

1.2.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 november 2012, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.676, een inkomen uit sparen en beleggen van € 963 en met een aftrek elders belast van € 26.643 ter zake van € 82.676 aan buitenlands inkomen. In deze uitspraak ligt besloten dat de stallingsbeschikking 2006 is gehandhaafd. De inspecteur heeft belanghebbende voorts een kostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 436.

1.3.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 juni 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.646 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 1.657 (verzamelinkomen € 98.303) en met een aftrek elders belast van € 28.573 ter zake van € 86.122 aan buitenlands inkomen.

1.3.2.

In de aanslag ligt besloten dat op de voet van artikel 26, eerste lid, Besluit het bedrag van het volgens artikel 11 van dat Besluit naar een volgend jaar over te brengen buitenlands inkomen uit werk en woning gelijktijdig met de aanslag is vastgesteld op nihil (hierna: de stallingsbeschikking 2007).

1.3.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 november 2012, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.646, een inkomen uit sparen en beleggen van € 1.657 en met aftrek elders belast van € 33.723 ter zake van € 102.631 buitenlands inkomen. In deze uitspraak ligt besloten dat de stallingsbeschikking 2007 is gehandhaafd. De inspecteur heeft belanghebbende voorts een proceskostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 654.

1.4.

Bij uitspraak van 5 september 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarin niet is beslist op verzoeken om vergoeding van immateriële schade en gelast dat de inspecteur aan belanghebbende een schadevergoeding betaalt ten bedrage van € 2.500, met nevenbeslissingen als in die uitspraak vermeld. In de uitspraak van de rechtbank ligt besloten dat de stallingsbeschikkingen 2005, 2006 en 2007 zijn vastgesteld op nihil.

1.5.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 oktober 2013 en aangevuld bij brieven van 11 november 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

In zijn verweerschrift heeft de inspecteur tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft zich bij brief van 15 januari 2014 over het incidenteel beroep uitgelaten.

1.7.

Bij brief, gedagtekend 5 juni 2014, zijn op 10 juni 2014 nadere stukken van belanghebbende ontvangen. Een kopie van deze stukken is aan de inspecteur toegezonden.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.9.

Bij brief van 27 juni 2014 heeft de gemachtigde, ter completering van het procesdossier (conform een ter zitting met partijen gemaakte afspraak), kopieën ingezonden van de door belanghebbende ingediende bezwaarschriften inzake de aanslagen IB/PVV 2006 en 2007.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.8 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiser is vanaf 1990 piloot en is in 1992 gestart met aerobatics / stuntvliegen. Eiser is vanaf 19 april 2004 in dienst van [A] als piloot. Eiser legt voor [A] internationale vluchten af.

2.2.

Op 1 januari 2004 heeft eiser [B] als eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Eiser heeft met betrekking tot deze eenmanszaak ondernemingsplannen 2005, 2008 en 2011 overgelegd.

2.3.

Uit de aangifte inkomstenbelasting voor 2005 blijkt dat eiser in zijn jaarstukken ook de resultaten over de jaren 2003 (negatief € 29.951) en 2004 (negatief € 25.170) heeft opgenomen. Het feitelijke resultaat over 2005 is negatief € 24.723. In de jaren 2005 en verder zijn de resultaten van de onderneming ook negatief en als volgt samengesteld:

Jaar Omzet Totale Afschrijving Kosten Resultaten

kosten vliegtuig en vliegtuig (negatief)

onderdelen

2005 nihil € 79.844 € 27.949 € 23.781 € 79.844

2006 nihil € 20.498 € 12.358 € 4.753 € 20.498

2007 € 1.800 € 23.860 € 12.368 € 4.464 € 22.060

2008 € 1.132 € 16.255 € 15.123

2009 € 700 € 7.898 € 7.198

2010 € 963 € 6.431 € 5.468

Totalen € 4.595 € 154.786 € 150.191

2.4.

De omzet 2011 bedraagt € 5.904 en de omzet tot en met het tweede kwartaal 2012 bedraagt € 421.

2.5.

Eiser heeft in de jaren 2004 tot en met 2007 en 2009 in het jaarlijkse [Evenement] met een [type toestel 1], kenmerk [kenmerk 1], gevlogen. Dit betreft een eenpersoonstoestel dat speciaal is ontwikkeld voor aerobatics. In de jaren 2010 en 2011 is eiser wedstrijdleider. In 2012 vliegt eiser in deze wedstrijd met een [type toestel 2], kenmerk [kenmerk 2]. Beide toestellen betreffen eenpersoonstoestellen en zijn/waren eigendom van eiser. Zijn resultaten zijn in zijn klasse ‘[klasse]’ over de jaren als volgt: [klassering] van 6 deelnemers (2004, 2006, 2007, 2009); [klassering] van de 6 deelnemers (2005) en [klassering] van 7 deelnemers (2012).

2.6.

In een brief van 13 juli 2007 aan eiser geeft verweerder aan dat over de zogenoemde [A]-problematiek vragen zijn gesteld aan de kennisgroep IB-nietwinst/LB. In de aanslagen is (voor 2007 deels) geen voorkoming van dubbele belasting verleend voor de inkomsten [A] en zijn de activiteiten voor [B] niet aangemerkt als een bron van inkomen.

2.7.

Het bezwaar met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting 2005 heeft verweerder ontvangen op 21 augustus 2009. De bezwaarschriften inzake de aanslagen inkomstenbelasting 2006 en 2007 zijn ontvangen respectievelijk op 3 december 2009 en 21 juli 2010. De uitspraken op bezwaar zijn van 18 oktober 2012.

2.8.

Blijkens een interne e-mail van 9 juli 2012 is de kennisgroep tot een standpuntbepaling gekomen inzake de belastingheffing piloten [A]. In de e-mail staat – voor zover hier van belang – het volgende:

“12. Standpuntbepaling belastingheffing piloten [A]

De problematiek rond de piloten van [A] spitst zich toe op de vraag of de in Nederland wonende piloten, in dienst van de diverse [A] onderdelen in Portugal, Isle of Man en Verenigd Koninkrijk, voor hun totale beloning van [A] recht hebben op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Aan de Portugese belastingautoriteiten is — via de CLO — de vraag voorgelegd of de werkelijke leiding van de onderneming, welke de vliegtuigen exploiteert, zich in Portugal bevindt. Kort weergegeven luidt het antwoord van de Portugese belastingautoriteiten dat het [A] concern niet één plaats heeft waar zich de werkelijke leiding van het concern bevindt. De werkelijke leiding van de onderneming welke de vliegtuigen exploiteert bevindt zich echter wel in Portugal.

De kennisgroep heeft daarop het standpunt ingenomen dat in Nederland wonende piloten, in dienst van [A] Portugal recht hebben op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. (…)

Staat nog open de vraag of in Nederland wonende piloten, in dienst van de [A] onderdelen gevestigd op het Isle of Man of in het Verenigd Koninkrijk, recht hebben op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Anders gezegd, komt het heffingsrecht over de beloning van deze piloten toe aan Portugal?

Ook deze situaties zijn via de CLO aan Portugal voorgelegd met het verzoek aan te geven wat het Portugese standpunt in deze varianten is.

De Portugese autoriteiten hebben geantwoord dat zij van mening zijn dat het heffingsrecht in deze situaties — arbeidscontract met [A] onderdelen op het Isle of Man of in het Verenigd Koninkrijk — ook aan Portugal toekomt. Tevens is bevestigd dat door Portugal daadwerkelijk belasting wordt geheven in deze situaties.

Dit antwoord komt overeen met de Nederlandse uitleg van artikel 15, derde lid OESO MV.: het heffingsrecht over beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van zee- of luchtvaartuigen komt toe aan de staat waarin zich de feitelijke leiding bevindt van de onderneming die de zee- of luchtvaartuigen exploiteert.

Nederland dient dus in voorkomende situaties een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. (…)"”

Nu tegen deze door de rechtbank vastgestelde feiten geen bezwaar naar voren is gebracht, zal ook het Hof van die feiten uitgaan. He Hof vult deze feiten nog als volgt aan.

2.2.

In een brief van de inspecteur aan gemachtigde van 21 februari 2013 is onder meer het volgende vermeld:

“Nu de bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004 tot en met 2007 van [belanghebbende] (…) zijn afgedaan ontvangt u hierbij een nieuwe beschikking inzake de doorschuifregeling (…). (…)Het inkomen uit Portugal is in het jaar 2007 en 2008 groter dan het totale belastbare inkomen uit woning en werk. Door de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting hoeft uw cliënt over 2008 en 2009 geen inkomstenbelasting in Nederland te betalen. Uw cliënt kan de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over het inkomen uit Portugal op dit moment echter niet volledig benutten. Het inkomen uit Portugal waarvoor over 2007 en 2008 niet volledig aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, zet de Belastingdienst automatisch opzij. (…)

BeslissingHet totale bedrag dat op grond van artikel 11 van het [Besluit] in aanmerking komt voor de doorschuifregeling bedraagt per 31 december 2009 € 25.449. (…)ToelichtingHet vastgestelde bedrag van de doorschuifregeling is aldus samengesteld.Jaar Verhouding Elders/Belast Resultaat(…) (…) (…)

2007 102..631 / 96.646 € 5.985,002008 95..631 / 77.167 € 18.464,00(…) (…) (…) Totaal € 24.449,00(…)BezwaarDit is een voor bezwaar vatbare beschikking. (…).”

3 Geschil in hoger beroep

3.1. Evenals bij de rechtbank zijn in hoger beroep de volgende vragen in geschil:

  1. Vormen de activiteiten van belanghebbende als stuntvlieger een bron van inkomen?

  2. Indien sprake is van een bron van inkomen, de vraag of belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek.

  3. Naar welke hoogte heeft belanghebbende recht op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bij het doen van uitspraak op bezwaar?

  4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar en beroep?

Voorts in geschil of de inspecteur het op de voet van artikel 11 van het Besluit te stallen inkomen voor de onderhavige jaren op de juiste bedragen heeft vastgesteld.

3.2.

In zijn incidenteel hoger beroep brengt de inspecteur in geschil of de rechtbank de beroepen ten onrechte gegrond heeft verklaard, uitsluitend vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing