Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4123, 13/00095

Gerechtshof Amsterdam, 09-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4123, 13/00095

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 oktober 2014
Datum publicatie
15 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4123
Formele relaties
Zaaknummer
13/00095

Inhoudsindicatie

Het Hof acht het, evenals de rechtbank, niet mogelijk dat een aangifte achteraf op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek zodanig zou kunnen worden gewijzigd dat een andere persoon als aangever wordt aangemerkt.

Uitspraak

Kenmerk 13/00095

9 oktober 2014

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[A] te [P], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/776 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking, gedagtekend 28 december 2011, het verzoek

van belanghebbende om herziening van in totaal 11 aangiften ten invoer afgewezen.

1.2.

De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak, gedagtekend 13

februari 2012, afgewezen.

Bij uitspraak van 28 januari 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende

ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 februari

2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2014. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 en 2.2. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’.

“2.1. Eiseres heeft in de periode van 11 november 2009 tot en met 26 februari 2010 elf aangiften ingediend voor het brengen in het vrije verkeer van onder meer kleding en kledingtoebehoren. Eiseres heeft de aangiften op eigen naam en voor eigen rekening ingediend.

2.2.

Eiseres heeft op 28 november 2011 het verzoek tot herziening ingediend. Daarbij heeft eiseres een (niet gedagtekende) ‘Agreement/authorization to act as direct representative’ tussen eiseres en [Hongaarse douane expediteur] overgelegd.”

2.2.

Het Hof vult voormelde feiten als volgt aan.

In de door de rechtbank onder 2.2. genoemde overeenkomst is vermeld dat deze is aangegaan voor onbepaalde tijd, met ingang van 6 oktober 2009.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur op grond van artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) gehouden is om de litigieuze aangiften zodanig te wijzigen dat niet langer sprake is van aangiften op eigen naam en voor eigen rekening van belanghebbende, maar van aangiften op naam en voor rekening van een ander (directe vertegenwoordiging), hetgeen belanghebbende stelt doch de inspecteur betwist.

Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het gestelde in het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00, paragraaf 3.3.3, bij haar het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat de door haar gewenste wijziging wel mogelijk is, zodat op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en sub b, van het CDW dient te worden afgezien van navordering, hetgeen de inspecteur betwist.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing