Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5732, 14/00049
Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5732, 14/00049
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2014
- Datum publicatie
- 21 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:5732
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:12590, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00049
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 223
Inhoudsindicatie
Forensenbelasting. Verhuur vakantiewoning via een verhuurbemiddelingsorganisatie. Houdt belanghebbende in het onderhavige jaar de woning meer dan 90 dagen voor hem of zijn gezin beschikbaar.
Uitspraak
kenmerk 14/00049
30 oktober 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ALK 13/871 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, de heffingsambtenaar,
gemachtigde: mr. R.H. Wiegeraad (Wiegeraad De Cloe) te Vleuten.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 augustus 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.042,80 (hierna ook: de aanslag).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 29 maart 2013, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 17 december 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 januari 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Met dagtekening 11 augustus 2014 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is verstrekt aan de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1.1. tot en met 1.5. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“1.1 Eiser is eigenaar van de gemeubileerde recreatiewoning [adres] te [Q] (hierna: de woning). De woning is gelegen op het recreatiepark [recreatiepark]. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in [Z].
Eiser verhuurt de woning via [A bv]. Daartoe heeft hij de “Machtiging verhuur en overeenkomst tot dienstverlening park [recreatiepark]” gesloten. Deze is ondertekend op 29 juni 2008. De overeenkomst is ingegaan op 1 september 2008 en heeft een geldigheidsduur van drie jaar en drie maanden.
In deze overeenkomst is met betrekking tot de verhuur, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
Onder C
Artikel 2. De eigenaar is gehouden een keuze te maken uit de opvolgende huurvarianten:
a. variant 1: [A bv] is bij uitsluiting gemachtigd tot de verhuur van het buitenhuis aan derden;
b. variant 2: de eigenaar verhuurt het buitenhuis zelf aan derden en machtigt [A bv]
hierbij om aanvullende werkzaamheden te verrichten met betrekking tot die verhuur;
Artikel 3. Bij toepassing van de variant 1 gelden de navolgende bepalingen:
a. de eigenaar is gehouden om alle verhuuractiviteiten via [A bv] te doen plaatsvinden;
b. de eigenaar machtigt hierbij [A bv] bij uitsluiting om zijn/haar buitenhuis op het park van [recreatiepark] (hierna: het park), namens hem/haar aan derden te verhuren;
c. de eigenaar is gehouden om jaarlijks op uiterlijk 1 september aan [A bv] schriftelijk mede te delen, gedurende welke perioden het buitenhuis beschikbaar is voor de verhuur aan derden;
d. [A bv] verhuurt namens en voor rekening, verantwoording en risico van de eigenaar, zijn/haar buitenhuis;
e. over de periode van het eigen gebruik van het buitenhuis ontvangt [A bv] geen commissie;
(…)
k. het buitenhuis staat minimaal 22 weken per jaar ter beschikking aan [A bv] voor de
verhuur aan derden;
l. indien de eigenaar zelf huurders aanbrengt, zal het buitenhuis minimaal 18 weken aan [A bv] ter beschikking staan voor de verhuur aan derden, waarbij de periode van de vermindering van de 4 weken niet behelst een periode in het hoogseizoen. Het hoogseizoen wordt jaarlijks op uiterlijk 1 september door [A bv] en de VvE vastgesteld.
Artikel 8. Ten aanzien van de voor de verhuur beschikbare perioden, geldt het navolgende:
a. bij toepasselijkheid van de variant 1, dient het buitenhuis beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden gedurende de volgende perioden tussen:
i. 1 april en 30 juni: tenminste vier kalenderweken;
ii. 1 juli en 31 augustus: tenminste vier kalenderweken;
iii. 1 september en 31 oktober: tenminste drie kalenderweken.
Indien een eigenaar in het hoogseizoen (juli en augustus) meer weken beschikbaar stelt dan het minimum van vier, worden deze weken bijgeteld bij het ter beschikking stellen in het middenseizoen (april tot en met juni, september en oktober).
b. afwijkingen in de hiervoor bedoelde beschikbare perioden is slechts mogelijk na overleg met en instemming van [A bv]. Het verzoek kan uitsluitend worden ingediend gelijktijdig met het indienen van het jaarformulier beschikbaarheid;
c. indien de eigenaar na de indiening van de hiervoor bedoelde opgave(n), aanvullende wijzigingen wenst door te voeren, dient hij hieromtrent onverwijld en schriftelijk mededeling aan [A bv] te doen. Alsdan lopende reserveringen zullen door partijen dienen te worden gerespecteerd, tenzij [A bv] de reservering(en) kan omboeken, zulks uitsluitend ter beoordeling van [A bv].
(…)
Artikel 9. Verder gelden bij toepasselijkheid van de variant 1 nog de navolgende voorwaarden:
a. het object dient tenminste totaal 22 kalenderweken per jaar beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden, waarvan aldus 11 weken in de hiervoor in art. 11 (lees: art. 8) bedoelde perioden.
b. indien het aantal te verhuren weken minder bedraagt dan 22 weken, geldt een tolerantie van 2 weken. Bij een grotere afwijking (dit wordt jaarlijks achteraf door [A bv] vastgesteld), wordt de door [A bv] alsdan gederfde commissie bij de individuele eigenaar in rekening gebracht, gebaseerd op gemiddelde verhuurprijzen van de geldende periode. Hierbij wordt uitgegaan van 100% gederfde commissie indien het tekort aantal weken in het hoogseizoen vallen en 50% van de gederfde commissie voor de overige weken. Indien aldus achteraf blijkt dat er 20-22 weken aangeboden zijn, volgt geen gederfde commissiefactuur. Bij een minder aantal beschikbare weken volgt er een gederfde commissiefactuur waarbij van het minimum aantal weken van 22 wordt uitgegaan.
In bijlage 4 bij de machtiging en overeenkomst is variant 1 aangekruist en is opgenomen dat wordt gekozen voor een lastminute toewijzingssystematiek om een goede mix van verhuur en eigen gebruik mogelijk te maken en zo een maximale flexibiliteit om van het eigen huis gebruik te maken, aldus de bijlage. Eiser heeft eveneens de optie conferentieverhuur aangekruist. Deze verhuur vindt met name plaats in de laagseizoenen.
In het jaar 2010 heeft eiser gedurende 41 dagen de woning zelf gebruikt. De woning is gedurende 109 dagen verhuurd geweest.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende meer dan negentig dagen in 2010 voor zich of zijn gezin de woning beschikbaar heeft gehouden.