Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5833, 14/00174

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5833, 14/00174

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 november 2014
Datum publicatie
21 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:5833
Formele relaties
Zaaknummer
14/00174
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft van haar dochtermaatschappij een pensioenverplichting overgedragen gekregen. Waardering pensioenverplichting op balans. Bij de waardering is het voorschrift van artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing. Dit leidt niet tot een onevenwichtige uitkomst, daar de in de overdrachtsprijs verwerkte leeftijdscorrecties bij de overdragende vennootschap tot een verlies leidt dat even groot is als de winst bij belanghebbende. Het bedrag dat gemoeid is met de leeftijdsterugstelling kan niet als afzonderlijke transitorische post worden opgenomen.

Uitspraak

kenmerk 14/00174

13 november 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X bv] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: drs. J.A. van Caspel (Van Caspel pensioenadvies) te Zeist

tegen

de uitspraak van 4 februari 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/1787 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zaandam, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 7 april 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 103.151. Voorts is bij beschikking met dezelfde dagtekening een bedrag van € 971 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 16 februari 2013, de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 100.060 en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot € 926.

1.3.

Bij uitspraak van 4 februari 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 maart 2014, aangevuld bij brief van 25 april 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in die uitspraak aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres is opgericht op 29 november 2002. Op 1 juni 2009 heeft eiseres van haar dochtervennootschap [A bv] (hierna ook: [A bv]) pensioenverplichtingen overgedragen gekregen. De verplichtingen betreffen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen van de heer [B] en mevrouw [C], de bestuurders van eiseres.

2.2.

Eiseres en [A bv] hebben de commerciële overdrachtswaarde van de pensioenverplichtingen bepaald op € 503.670 ([B]) en € 187.986 ([C]), totaal € 691.656. In de koopsom is een bedrag van kosten wegens leeftijdscorrecties opgenomen van € 63.833, daarbij uitgaande van een leeftijdsterugstelling van vijf jaar voor mannen en zes jaar voor vrouwen.

2.3.

De financieringsovereenkomst tussen eiseres en [A bv] luidt, voor zover relevant, als volgt:

Artikel 1

Op overdrachtsdatum 01-06-2009 wordt de overdrachtssom berekend (…).

Vervolgens zal de werkgever [[A bv], rechtbank] de jaarlijkse actuariële premie casu quo koopsom op berekeningsdatum berekenen op basis van (…)”.

Artikel 2

De werkgever zal zorgdragen voor volledige financiering van de opgebouwde pensioenrechten. Eventuele backservice zal terstond worden gefinancierd.

Indien sprake is van te veel betaalde premies worden deze terstond terugbetaald aan de werkgever.”

2.4.

Eiseres heeft per 31 december 2009 een pensioenvoorziening op de balans opgenomen voor een bedrag van € 691.656.

2.5.

Eiseres heeft voor het jaar 2009 aangifte vpb gedaan naar een belastbare winst van

€ 36.227. Verweerder heeft de aanslag vpb dienovereenkomstig vastgesteld.

2.6.

Met dagtekening van 7 april 2012 heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, daarbij uitgaande van een neerwaartse bijstelling van de pensioenvoorziening van € 66.924 en een zoveel hogere winst. Bij uitspraak op bezwaar is de correctie van de pensioenvoorziening en de correctie van de winst verminderd tot € 63.833.”

2.2.

Nu in hoger beroep tegen die feitenvaststelling geen bezwaren zijn ingebracht, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende ook het gedeelte van de koopsom dat betrekking heeft op de leeftijdsterugstelling (€ 63.833) mag passiveren op haar balans per 31 december 2009.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing