Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:838, 13/00356
Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:838, 13/00356
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 maart 2014
- Datum publicatie
- 26 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2014:838
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:278, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00356
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar uitgaven gedaan voor kinderopvang. Deze kosten kunnen niet als specifieke zorgkosten worden aangemerkt. Er is sprake van een te ver verwijderd verband tussen de kosten van kinderopvang en de invaliditeit van de echtgenoot van belanghebbende.
Uitspraak
kenmerk 13/00356
6 maart 2014
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 12/5374 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord, kantoor Zaandam,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 juli 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.153.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 oktober 2012, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 1 mei 2013, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 juni 2013, aangevuld bij brief van 8 juli 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.9. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (mitsgaders de verderop in de uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’:
“2.1. Eiseres is geboren op [geboortedatum]. Zij is in 2009 gehuwd met de heer [X-Y] (hierna: echtgenoot). Samen met haar echtgenoot heeft eiseres twee kinderen, [kind 1] (geboren op [datum 1] 2006) en [kind 2] (geboren op [datum 2] 2008).
Eiseres is in het belastingjaar in loondienst werkzaam geweest bij de [werkgever]. Zij heeft een 4-daagse werkweek.
De echtgenoot van eiseres is chronisch ziek. Op 5 maart 2012 heeft [bedrijfsarts], bedrijfsarts, een medische verklaring opgemaakt, gebaseerd op een rapportage van 3 oktober 2011 van de psychiater dr. [psychiater]. In zijn verklaring concludeert de heer [bedrijfsarts] dat hij de echtgenoot van eiseres in 2009 en later niet geschikt acht voor het verzorgen / opvoeden van zijn twee kinderen.
Eiseres en haar echtgenoot maakten in onderhavige jaar gebruik van de kinderopvang voor de opvang van beide kinderen gedurende twee of drie dagen per week. Daarvoor zijn de volgende bedragen gefactureerd:
Januari 2009 € 938,32
Februari t/m mei 2009 5 x € 1.140,70 € 5.703,50
Juni t/m december 2009 6 x € 1.425,88 € 8.555,28
€ 15.197,10
Eiseres en haar echtgenoot maken gebruik van kinderopvang voor één en later voor beide kinderen sinds het jaar 2006.
De uitgaven voor de kinderopvang in de jaren 2006, 2007 en 2008 zijn in de aangiften over deze jaren in aftrek gebracht. De aftrek is in de jaren 2006, 2007 en 2008 verleend. Over de aangiften 2006 en 2007 zijn zowel bij eiseres als bij haar echtgenoot géén inhoudelijke vragen gesteld. Deze aangiften zijn geautomatiseerd afgehandeld. Inzake de aangifte 2008 van eiseres zijn vragen gesteld over het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden en over de hypotheek.
De aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009 van eiseres is op 21 oktober 2010 door de Belastingdienst ontvangen. Hierin vermeldt eiseres een bedrag aan looninkomsten van € 37.418. een negatief bedrag aan saldo eigen woning € 8.265 en een bedrag aan specifieke zorgkosten van € 12.316. Het inkomen uit werk en woning (box 1) is volgens de aangifte € 16.837.
Op basis van de aangifte ontvangt eiseres met dagtekening 26 november 2010 een voorlopige aanslag. Het inkomen uit werk en woning bedraagt, conform de aangifte, € 16.837. Het ontvangen bedrag is € 9.292, waarvan € 321 heffingsrente.
Met dagtekening 25 november 2011 en 18 januari 2012 heeft verweerder eiseres vragenbrieven gezonden met betrekking tot de aftrekpost specifieke zorgkosten. Eiseres hierop bij brieven van 8 december 2011 en 28 februari 2012 gereageerd.
De dagtekening van de definitieve aanslag is 25 juli 2012. De correctie bedraagt het gehele bedrag aan specifieke zorgkosten ad € 12.316. Het inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 29.153. Het door eiseres te betalen bedrag is € 5.489, waarvan € 404 heffingsrente.”
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende gedane uitgaven voor kinderopvang gekwalificeerd kunnen worden als uitgaven voor extra gezinshulp als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet IB 2001.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.837.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, alsmede het verhandelde ter zitting.