Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2087, 14/00485
Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2087, 14/00485
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 mei 2015
- Datum publicatie
- 10 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:2087
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:5414, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3463, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00485
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 30f, Belastingplan 2012 [Tekst geldig vanaf 01-01-2017] art. XXXIV, Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950 [Tekst geldig vanaf 01-08-2021] art. 14, Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, New York, 16-12-1966 [Tekst geldig vanaf 11-03-1979] art. 26
Inhoudsindicatie
Overgangsrecht heffingsrenteregeling in Belastingplan 2012. Op Vpb-aanslagen over een boekjaar dat aanvangt vóór 1 januari 2012 en doorloopt ná die datum, blijft het oude renteregime van toepassing. Dit is geen verboden discriminatie ten opzichte van Vpb-aanslagen over een ‘gewoon’ boekjaar 2012, waarop het nieuwe, gunstiger regime, van toepassing is.
Uitspraak
kenmerk 14/00485
21 mei 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X nv] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. S.S. Baraban,
tegen de uitspraak van 19 juni 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/4506 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 22 juni 2013 – gelijktijdig met het opleggen van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting over het eerste, verlengde boekjaar 2011/2012 – een bedrag van € 1.221 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 24 september 2013, de beschikking gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 juli 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’, de navolgende feiten vastgesteld:
“2.1. Eiseres is opgericht op 30 juni 2011.
Het eerste boekjaar van eiseres is een verlengd boekjaar dat loopt vanaf 30 juni 2011 tot en met 31 december 2012.
Aan eiseres is met dagtekening 22 juni 2013 een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting opgelegd ter zake van het eerste (verlengde) boekjaar.”
Belanghebbende heeft in haar hoger beroepschrift gesteld dat zij is opgericht op 29 november 2011 en niet op 30 juni 2011. Het Hof zal dit verbeterde feit overnemen. Nu tegen de overige door de rechtbank vastgestelde feiten, zoals hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het onderscheid dat in het overgangsrecht (artikel XXXIV, eerste lid, van Belastingplan 2012, Stb. 2011, 639) bij de invoering van de bepalingen inzake belastingrente is gemaakt tussen belastingaanslagen vennootschapsbelasting die betrekking hebben op tijdvakken die zijn aangevangen vóór 1 januari 2012 en belastingaanslagen vennootschapsbelasting die betrekking hebben op tijdvakken die zijn aangevangen die na 1 januari 2012, in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR.