Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2150, 13/00304
Gerechtshof Amsterdam, 26-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2150, 13/00304
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 maart 2015
- Datum publicatie
- 10 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:2150
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1902, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00304
Inhoudsindicatie
De minister heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat ingevoerde spaarlampen van Chinese niet-preferentiële oorsprong zijn. Geen sprake van schending van het verdedigingsbeginsel. Fysieke controle van aangiften zonder correctie van aangegeven oorsprong is geen vergissing in de zin van artikel 220, lid 2, letter b, omdat werkelijke oorsprong bij fysieke controle niet was vast te stellen.
Uitspraak
kenmerk 13/00304
26 maart 2015
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/2868 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de Minister van Economische Zaken, de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De minister heeft met dagtekening 3 februari 2012 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB ) uitgereikt voor een bedrag van € 708.502,79 aan antidumpingrechten.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de minister bij uitspraak, gedagtekend 11 mei
2012, de UTB gehandhaafd.
Bij uitspraak van 2 april 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door de belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 mei 2013. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop de minister heeft medegedeeld af te zien van een conclusie van dupliek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. Van het
verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt daarin aangeduid als “eiseres” en de minister als “verweerder”:
“2.1. In de periode van 30 oktober 2003 tot en met 3 januari 2005 heeft [Y] B.V. de volgende aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van spaarlampen:
Volgnr. |
Aangiftenr [0000xxxxxxx] |
Aanvaarding aangifte |
Goederencode |
Aangegeven land van oorsprong |
Verkoper |
1 |
03 [xxxx249] |
30-10-2003 |
8539319091 |
Vietnam |
[A] (hierna: [A]) |
2 |
04 [xxxx387] |
10-02-2004 |
8539319091 |
Vietnam |
[A] |
3 |
04 [xxxx591] |
08-04-2004 |
8539319091 |
Vietnam |
[A] |
4 |
04 [xxxx592] |
08-04-2004 |
8539319091 |
Vietnam |
[A] |
5 |
04 [xxxx494] |
24-05-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
6 |
04 [xxxx841] |
10-06-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
7 |
04 [xxxx303] |
25-08-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
8 |
04 [xxxx414] |
25-08-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
9 |
04 [xxxx666] |
03-09-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
10 |
04 [xxxx151] |
27-09-2004 |
8539319099 |
Vietnam |
[A] |
11 |
04 [xxxx572] |
14-10-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
12 |
04 [xxxx643] |
18-10-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
13 |
04 [xxxx730] |
21-10-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
14 |
04 [xxxx736] |
21-10-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
15 |
04 [xxxx449] |
08-10-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
16 |
04 [xxxx936] |
01-11-2004 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
17 |
05 [xxxx138] |
03-01-2005 |
8539319092 |
Vietnam |
[A] |
In de periode van 30 maart tot 15 april 2005 heeft het antifraudebureau van de Europese Commissie (hierna: OLAF) een onderzoek ingesteld naar de oorsprong van spaarlampen ingevoerd in de EU vanuit Vietnam in de periode 2002-2004. Het OLAF-missierapport, [XXX nr. YY/2001/yyyy] is van 11 juli 2006. Dit rapport houdt onder meer in:
“(…)
Specific findings/conclusions in respect of each company
(…)
[A]
It has been established that this company imported finished CFL-i and CFL-i components from China. The finished CLF-i (approx. 75% of the trade) were re-exported to the European Community under the temporary import / re-export regime without further processing in Vietnam. These consignments have been identified in the annex spreadsheet and copies of the supporting documentary evidence can be found on the annexed CD 2. In addition, the company produced CFL-i by the assembly of imported Chinese components (kits). This process is insufficient to confer Vietnamese non-preferential origin so the goods retain the Chinese origin and are liable to ADD on importation in the Community.
(…)
Summary of findings/conclusions
Antidumping duties fall to be recovered in respect of imports in the Community of:
(...)
• All CFL-i exported by [A]
(…)”
Met dagtekening 18 augustus 2006 is aan [B] B.V., voorheen [Y] BV, een utb met nummer [xxxx/xxxx] uitgereikt ter zake van de heffing van antidumpingrechten onder meer in verband met de hiervoor onder 2.1 genoemde aangiften. Op 24 augustus 2006 is hiertegen bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar van 5 december 2011 is de utb vernietigd in verband met schending van het zogenaamde verdedigingsbeginsel.
Bij brieven van 13 en 19 januari 2012 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen de hiervoor onder 1.1 genoemde utb op te leggen en haar in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van die brief haar standpunt daarover kenbaar te maken.
Bij brief van 1 februari 2012 aan verweerder heeft de gemachtigde als volgt gereageerd:
“(…)
Hoewel een groot deel van de aangegeven zendingen is gecontroleerd, zijn de meeste fyco-formulieren en eventuele aanvullende stukken met betrekking tot de controle niet verstrekt. Teneinde [X] B.V. in staat te stellen haar beroep op artikel 220, lid 2, sub b CDW te concretiseren en te onderbouwen – hetgeen juist ook in deze voorfase van groot belang is omdat het in artikel 220, lid 2, sub b CDW nu juist gaat om afzien van boeking achteraf – verzoek ik u mij de fyco-formulieren te verstrekken ten aanzien van de volgende steeds rood geselecteerde aangiften:
(…)
Graag verneem ik verder van u of bij de volgende aangiften fysieke controle heeft plaatsgevonden. Zo ja, dan ontvang ik graag de dossiers:
(…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan het volgende toe.
Blijkens een tot de stukken behorend overzicht uit de Handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel was de statutaire naam van belanghebbende tussen 1 januari 2002 en 21 juni 2005 [Y] B.V..
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is primair in geschil of de minister heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de in het vrije verkeer gebrachte spaarlampen van niet-preferentiële Chinese oorsprong zijn.
Zo het gelijk ten aanzien het primaire geschilpunt aan de minister is, houdt partijen verdeeld of ten aanzien van een deel van de in de UTB begrepen douaneschulden het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging (hierna: verdedigingsbeginsel) is geschonden en, zo ja, of deze schending tot (gedeeltelijke) vernietiging van de UTB dient te leiden.
Meer subsidiair is tussen partijen in geschil of de minister op grond van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) gehouden is om af te zien van navordering, voor zover het in de UTB begrepen aangiften betreft die aan een fysieke controle zijn onderworpen.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.