Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2191, 13/00128
Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2191, 13/00128
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 april 2015
- Datum publicatie
- 11 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:2191
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0290
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1900, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00128
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft zijn - in art. 5.3, onder b, Wet IB uitgezonderde - ib-schuld (zonder instemming van de ontvanger) tegen een zakelijke prijs overgedragen aan zijn BV. Hoewel de schuldoverneming niet tegenover de ontvanger werkt, gaat de schuld belanghebbende sindsdien niet meer aan en behoort zij niet meer tot zijn vermogen. De schuldoverdracht is (ook) niet in strijd met doel en strekking van art. 5.3 Wet IB. Om de geheimhouding van persoonlijke en financiële gegevens in deze uitspraak adequaat te beschermen zijn alle bedragen (m.u.v. die betreffende de proceskostenveroordeling) in de gepubliceerde uitspraak met een (onbekende) factor vermenigvuldigd en tussen ‘harde haken’ geplaatst.
Uitspraak
kenmerk 13/00128
23 april 2015
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/1941 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 9 september 2011 over het jaar 2010 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van [€ 74.548] . Bij gelijktijdig genomen beschikking is een bedrag van [€ 214] aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft verzocht om herziening van de voorlopige aanslag. De inspecteur heeft het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag afgewezen bij voor bezwaar vatbare beschikking van 15 november 2011.
Belanghebbende heeft daartegen met toestemming van de inspecteur op de voet van artikel 7: la van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) beroep ingesteld. Bij uitspraak van 25 januari 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 5 maart 2013, aangevuld bij brief van 2 april 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld bij brief van 2 mei 2013.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarop door de inspecteur is gereageerd bij conclusie van dupliek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft onder meer de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
Eiser bezit tot begin januari 2008 alle (certificaten van) aandelen A in [de BV] (hierna: de BV).
Bij akte van 2 januari 2008 heeft eiser aan ieder van zijn [...] dochters certificaten van aandelen A geschonken, representerend voor ieder een belang van 10% in de BV, onder de last hem daarbij een bedrag schuldig te erkennen [Hof: verder ook de Vorderingen]. Dit bedrag is zodanig vastgesteld dat na toepassing van de zogenoemde bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet er geen schenkingsrecht verschuldigd is. Het door de [...] dochters in dit verband gezamenlijk schuldig erkende bedrag bedraagt [€ 10.762.686] . De schuldig erkende bedragen worden jaarlijks op 31 december verhoogd met een rentepercentage dat van jaar tot jaar door de schenker en de begiftigden in onderling overleg zal worden vastgesteld. Bij akte van 21 december 2009 hebben eiser en zijn dochters vastgelegd dat de jaarlijkse verhoging van de schuldig erkende bedragen (de rente) voor de jaren 2008 tot en met 2012 wordt vastgesteld op 3,5%. Op 20 december 2010 bedraagt het totaal van de door de dochters schuldig erkende bedragen, na eerdere aflossing en na bijschrijving van rente, [€ 9.087.355] .
Eiser is ten gevolge van de schenking van de certificaten van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren in totaal [€ 10.570.425] aan inkomstenbelasting verschuldigd. Met dagtekening 20 juni 2008 is aan eiser een voorlopige aanslag inkomstenbelasting tot een bedrag van [€ 10.460.925] opgelegd. Met dagtekening 20 juni 2009 volgt een nadere voorlopige aanslag van [€ 109.500] , vermeerderd met [€ 4.434] heffingsrente. Op grond van artikel 25, lid 9, van de Invorderingswet 1990 (tekst 2008; hierna: de Iw) is ten aanzien van deze voorlopige aanslagen uitstel van betaling verleend. Jaarlijks dient een tiende gedeelte van het bedrag te worden betaald waarvoor uitstel van betaling is verleend. Op 20 december 2010 bedraagt het totale bedrag waarvoor nog uitstel van betaling is verleend [€ 7.414.323] [hierna: de Belastingschuld]. […]
Eiser neemt per 1 januari 2009 en 2010 de [Vorderingen] voor een bedrag van [€ 11.138.351] , respectievelijk [€ 10.888.644] op onder de bezittingen in box 3. De uit de vervreemding van de aandelen voortvloeiende belastingschuld per 1 januari 2009 ( [€ 11.114.635] , zijnde [€ 9.529.427] minus [€ 1.057.552] ) en 2010 ( [€ 7.413.589] , zijnde [€ 8.471.875] minus [€ 1.057.552] ), blijft bij het verantwoorden van de schulden die de rendementsgrondslag mede bepalen op grond van artikel 5.3, lid 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) buiten aanmerking.
Met dagtekening 9 september 2011 is de onderhavige voorlopige aanslag opgelegd. Het inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op een bedrag van [€ 33.366] . Na verrekening van de persoonsgebonden aftrek is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op nihil en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op een bedrag van [€ 74.548] . Tot de rendementsgrondslag rekent de inspecteur de resterende belastingschuld van eiser waarvoor op grond van artikel 25, lid 9 van de Iw in 2008 in verband met de vervreemding van de certificaten van aandelen uitstel van betaling is verkregen. Deze laatste schuld elimineert de inspecteur vervolgens weer uit de rendementsgrondslag onder verwijzing naar artikel 5.3, derde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001.
Bij brief van 18 oktober 2011 verzoekt eiser de inspecteur alsnog aan de transacties de door eiser beoogde gevolgen te verbinden en de voorlopige aanslag te herzien tot een naar een bedrag van [€ 7.590] . Het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag 2010 is bij beschikking gedagtekend 15 november 2011 afgewezen.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan nog de volgende feiten toe.
Volgens een akte van 20 december 2010 (hierna de Akte) hebben belanghebbende en de BV een overeenkomst gesloten (hierna: de Overeenkomst). In de Akte staat onder meer:
Verkoop en levering van de Vorderingen.
Artikel 1.
-
[Belanghebbende] verkoopt en levert de Vorderingen aan [de BV], die de Vorderingen koopt en in levering aanvaardt, zoals bedoeld in artikel 3:94 Burgerlijk Wetboek.
-
De koopprijs van de Vorderingen tezamen bedraagt […] ( [EUR 9.087.355] ), hierna aan te duiden als: de “Koopprijs 1”
-
De Vorderingen zijn vanaf heden voor rekening en risico van [de BV].
-
[Belanghebbende] en [de BV] doen hierbij mededeling van de levering van de Vorderingen aan ieder van de Schuldenaren.De Schuldenaren hebbende mededeling van de levering van de Vorderingen ontvangen.
Overname van de Belastingschuld.
Artikel 2.
-
[De BV] neemt de Belastingschuld van [belanghebbende] over zoals bedoeld in artikel 6:155 Burgerlijk Wetboek.
-
Als tegenprestatie voor de overname van de Belastingschuld is [belanghebbende] aan [de BV] […] (EUR [€ 6.439.497] ,-), zijnde de contante waarde van de Belastingschuld, verschuldigd. Dit bedrag wordt hierna aangeduid als: de “Koopprijs 2”.
-
[De BV] en [belanghebbende] zullen de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam schriftelijk kennis geven van de overname van de Belastingschuld zoals bedoeld in artikel 6:155 Burgerlijk Wetboek. De Ontvanger van de Belastingdienst zal geen toestemming verlenen voor de schuldovername zoals bedoeld in artikel 6:155 Burgerlijk Wetboek. Desalniettemin blijft de schuldovername in de onderlinge verhouding tussen [de BV] en [belanghebbende] van kracht. [Belanghebbende] realiseert zich dat hij door de Ontvanger van de Belastingdienst kan worden aangesproken voor de voldoening van de Belastingschuld. Zodra hij wordt aangesproken, zal hij [de BV] daarvan onverwijld in kennis stellen. [De BV] zal na ontvangst van een kennisgeving zoals in de vorige zin bedoeld zorgdragen voor tijdige voldoening aan de Ontvanger van de Belastingdienst van het verschuldigde bedrag.
Verrekening Koopprijs 1 en Koopprijs 2.
Artikel 3.
-
[Belanghebbende] en [de BV] beroepen zich op verrekening van een gedeelte groot […] [EUR 6.439.497] ) van de Koopprijs 1 met de Koopprijs 2, zoals bedoeld in artikel 6:127 Burgerlijk Wetboek.
-
Na de verrekening van een deel van de Koopprijs 1 met de Koopprijs 2 is [de BV] aan [belanghebbende] een bedrag schuldig van […] (EUR [€ 2.647.858] ,-). Dit bedrag zal tussen [belanghebbende] en [de BV] worden verrekend in rekening-courant.
-
[Belanghebbende] verleent [de BV] kwijting voor de voldoening van de Koopprijs 1 en [de BV] verleent [belanghebbende] kwijting voor voldoening van de Koopprijs 2.
-
Een aantal van de hiervoor vermelde bedragen - in het bijzonder de bedragen van de verhoging zoals bedoeld bij de overwegingen onder [de Vorderingen] - is voorlopig vastgesteld en zou nog gewijzigd kunnen worden. Indien dat het geval is, zullen alle in deze akte vermelde bedragen die met de gewijzigde bedragen verband houden dienovereenkomstig worden aangepast. [...]
Ontbinding
Artikel 5.
-
Voor zover daarvan bij deze akte niet is afgeweken, blijft tussen partijen gelden hetgeen vóór het passeren van deze akte overigens tussen partijen is overeengekomen, met dien verstande dat op een ontbindende voorwaarde in verband met de levering van de Vorderingen en de overname van de Schuld geen beroep meer kan worden gedaan en eventuele opschortende voorwaarden in verband met deze levering en schuldovername geacht worden te zijn vervuld.
-
Partijen doen afstand van het recht om de in deze akte opgenomen overeenkomsten op grond van het bepaalde in artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek te ontbinden.
De waarde in het economisch verkeer van de Belastingschuld bedroeg (gebaseerd op een zakelijke rente van 4%) € [€ 6.439.497] (conform artikel 3, lid 1, van de Akte).
Op 20 december 2010, vóór de verrekening als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Akte, bedroeg belanghebbendes schuld aan de BV - volgens de administratie van de BV - in rekeningcourant [€ 287.533] ; na de in de Akte beschreven transacties bedroeg die schuld [ [€ 287.533] -/- [€ 2.647.858] (zie artikel 3, lid 2, Akte) =] [€ 227.478] .
Als gevolg van opnamen door belanghebbende (ten bedrage van [€ 56.014] ) in de periode 20 tot en met 31 december 2010, bedroeg belanghebbendes schuld aan de BV in rekeningcourant op 31 december 2010 ( [€ 227.478] + [€ 56.014] =) [€ 283.493] .
Volgens de administratie van de BV heeft belanghebbende gedurende het gehele jaar 2010 een rekeningcourant-schuld aan zijn BV gehad.
De litigieuze aanslag is als volgt berekend:
- Aangegeven inkomen uit werk en woning |
[€ 25.388] |
- Bij: correctie inspecteur (art. 3.92, lid 1, onder a, Wet IB 2001; hierna de Correctie) |
[€ 7.978] |
Totaal |
[€ 33.366] |
- Af: persoonsgebonden aftrek |
-/- [€ 33.366] |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Nihil |
Voordeel uit sparen en beleggen |
[€ 74.548] |
Bedrag van de aanslag (vóór verrekening voorlopige aanslag en ingehouden loonheffingen) |
[€ 22.186] |
In hoger beroep heeft de inspecteur de Correctie becijferd op [(4% x € [€ 6.439.497] (zie 2.2.3) x 11/365 = ) ] [€ 7.762] (in plaats van op [€ 7.978] bij de aanslagregeling).
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende een bedrag ter grootte van de Correctie, ad [€ 7.762] , heeft genoten; hetgeen de inspecteur verdedigt en belanghebbende betwist.