Gerechtshof Amsterdam, 22-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:229, 14/00180
Gerechtshof Amsterdam, 22-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:229, 14/00180
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 januari 2015
- Datum publicatie
- 4 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:229
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:4088, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Zaaknummer
- 14/00180
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft alsnog, afzonderlijk, beslist op het verzoek om een kostenvergoeding. Deze beslissing dient op één lijn te worden gesteld met een (afzonderlijke) beslissing op bezwaar waartegen afzonderlijk beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
Uitspraak
kenmerk 14/00180
22 januari 2015
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 14 februari 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/3396 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 19 april 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.319, alsmede een vergrijpboete van € 19.224.
Na tegen (onder meer) deze navorderingsaanslag en boete gemaakt bezwaar, waarbij tevens is verzocht om een kostenvergoeding, heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 december 2011, de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.664. Het bedrag van de vergrijpboete is verminderd tot nihil.
Belanghebbende heeft bij brief van 19 april 2013 verzocht om alsnog uitspraak te doen op het in de bezwaarfase gedane verzoek om toekenning van een vergoeding van de werkelijke proceskosten die zijn gemaakt in de bezwaarfase.
Bij beschikking van 12 juli 2013 heeft de inspecteur een (forfaitaire) vergoeding toegekend van € 436.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 maart 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 september 2014 en 28 november 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Voor de tussen partijen vaststaande feiten verwijst het Hof naar de door de rechtbank vastgestelde feiten en naar hetgeen onder 1 van deze uitspraak is opgenomen.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is primair de ontvankelijkheid van het beroep.